Auteursarchief: Rob de Vos

Alpine gletsjers en de zon

Fig.1  Bron: Science 2005

De meeste gletsjers op aarde zijn de afgelopen tijd korter geworden.  Zo ook de Alpine gletsjers. Algemeen wordt aangenomen dat het korter worden verband houdt met de gestegen temperatuur op aarde sinds het einde van de 19e eeuw. Gletsjeronderzoeker Oerlemans deed in 2005 onderzoek naar 169 gletsjers over de gehele wereld en publiceerde daarover.  Figuur 1  toont het lengteverloop van 5 gletsjers verspreid over de wereld. Opvallend is dat de oudste tijdreeksen al rond 1750 de daling inzetten.  Dat is ruim vóór er sprake was van mogelijke antropogene invloed op de temperatuur. De omvang van de CO2-emissies door de mens neemt pas vanaf 1950 opvallend toe.

Fig. 2  Bron: Wikipedia (Kelvinsong)

De lengte van een gletsjer hangt af van zijn massabalans. Dat is het verschil tussen enerzijds aangroei door vooral sneeuwval in het accumulatiegebied (firnbekken), en anderzijds ablatie zoals afsmelten, sublimeren en verdampen. De lengte van een gletsjer wordt bepaald door de aanwas van sneeuw en ijs in de accumulatiezone en het verdwijnen ervan in de ablatiezone. Is toe- en afname in evenwicht dan stabiliseert de gletsjerlengte. Dat is meestal maar van korte duur, de meeste tijd groeit de gletsjer aan (advance) of wordt hij korter (retreat). Lees verder

Zonuren in Duitsland

In het vorige bericht liet ik zien dat dat de hoeveelheid jaarlijks zonuren in De Bilt tussen 1980 en 2019 is toegenomen met meer dan 32%, een onwerkelijk grote toename. In een ander bericht bekeek ik de instraling in W/m2 in een zevental Duitse weerstations, verspreid over het land. De grafieken lieten zien dat in alle stations er een toename was van de instraling (solar irradiation) tussen 1980 en 2019. De laagste toename, 4,6%, was op station Hohenpeissenberg, het oudste station van Duitsland en gelegen aan de voet van de Alpen ten ZW van München. De hoogste toename was met 14,3% te vinden op Nordeney, een Duits waddeneiland.

Ik was benieuwd of in de zeven Duitse weerstations het aantal zonuren per jaar vanaf 1980 ook toegenomen was. De data vond ik op de website van de DWD, de stationnummers ook. Stuttgart viel af vanwege het ontbreken van teveel data. Van Nordeney ontbraken de laatste 2 jaren maar dat lijkt me geen probleem. Dit zijn de resultaten van het aantal zonuren per jaar en de bijbehorende lineaire trendlijnen.

Fig. 1  Data: DWD

Alle stations vertonen een forse toename van het aantal zonuren per jaar tussen 1980 en 2019. Dit zijn de percentuele toenames van het aantal zonuren in die periode per station, gebaseerd op de lineaire trendlijnen:

Braunschweig                   14,9 %
Hohenpeissenberg             9,2 %
Konstanz                            19,9 %
Nordeney                          12,5 %
Potsdam                            14,1 %
Würzburg                          24,7 %

Hohenpeissenberg blijft met 9,2% wat achter bij de andere stations.  Dat kan te maken hebben met het feit dat vanwege de relatief hoge ligging van dit station op 977 m hoogte het aantal zonuren toch al hoog was vergeleken met veel andere Duitse stations. Al met al is er ook in Duitsland sprake van een forse toename van het aantal zonuren. Die toename sinds 1980 van het aantal zonuren zoals dat in De Bilt werd geconstateerd is dus blijkbaar geen typisch Nederlands fenomeen maar betreft een veel groter gebied.

De volgende keer ga ik kijken hoe het zit met het aantal zonuren in de Alpen en of er ook Europese data zijn.

Die zon laat me niet los

Ik moet nog even terug komen op het bericht van 15 augustus j.l. In dat bericht was ik voorzichtig met het trekken van conclusies uit de grafiek die een gesmoothde lijn van het aantal zonne-uren per etmaal toonde vanaf 1957 t/m 2018. Ik waarschuwde voor een op de loer liggende cirkelredenering. Daar moet ik op terugkomen nu ik documentatie gelezen heb over het gebruik van de pyranometerdata voor het berekenen van de zonneschijnduur.

Fig. 1  Bron: Wikipedia

Vanaf 1901 gebruikte het KNMI de Campbell-Stokes zonneschijnmeter met papierstrookje, vanaf 1992 wordt in De Bilt de zonneschijnduur berekend aan de hand van de data van de pyranometer. Die overschakeling was op aanraden van de WMO, maar het KNMI heeft de Campbell-Stokes zonneschijnmeter nog tot 2006 parallel mee laten lopen met de pyranometer. Dat resulteerde in 14 jaren vergelijkingsmateriaal tussen de oude en de nieuwe meter.

Fig. 2  Bron: https://www.kippzonen.com

Lees verder

Die zon nogmaals

De opmerkelijk grote toename in de afgelopen decennia van de hoeveelheid zonne-energie in de 5 hoofdstations van het KNMI bracht me in het vorige bericht tot de uitspraak: “….dat het me niet zou verbazen als deze factor verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de temperatuurtoename in De Bilt vanaf 1980. ”  Omdat ik daar niet mee tevreden was heb ik bekeken of ik die kwalitatieve uitspraak zou kunnen ondersteunen met een paar cijfers.

Fig. 1  Bron: Trenberth

Sommigen werden wat zenuwachtig van die J/cm2 in het vorige bericht, dus heb ik die cijfers omgerekend naar W/m2.  Vermogen is energie per seconde. De eenheid van vermogen is Joules per seconde (J/s). In plaats hiervan wordt vaak de eenheid Watt (W) gebruikt. Dus 1 Watt is 1 J/s. Die W/m2 wordt ook gebruikt in de bekende energiebalans van de aarde van Trenberth, zie figuur 1.

In de figuur is te zien dat er volgens Trenberth gemiddeld  184 W/m2 het aardoppervlak bereikt. Daarvan wordt dan 23 W/m2 gereflecteerd, zodat 161 W/m2 over blijft om geabsorbeerd te worden door het aardoppervlak. Omdat ik vermoed dat de pyranometer van het KNMI een hele lage reflectiewaarde heeft zal de meter waarschijnlijk vrijwel alle invallende straling meten. Die 184 W/m2 is een gemiddelde voor de gehele aarde. In ons land zijn de getallen gemiddeld voor het gehele jaar wat  lager ( ongeveer 120 W/m2) vanwege de relatief hoge breedteligging. In de zomer liggen de waarden rond de 215 W/m2. Lees verder

De zon heeft het gedaan

Hoe warm het op een bepaald moment en op een bepaalde plaats is wordt door een complex van factoren bepaald.  Twee belangrijke factoren zijn de hoeveelheid stralingsenergie van de zon die binnenvalt en de aanvoer van energie uit andere gebieden. In dit bericht bekijk ik de stralingsenergie van de zon in ons land.

Solar irradiation is de stralingsenergie van de zon op een oppervlak per tijdseenheid.  Het KNMI drukt die uit in J/cm2 in een etmaal. Een andere veel gebruikte eenheid is W/m2. Al enkele malen liet ik zien dat er opzienbarende dingen gebeuren met die irradiation in ons land. In dit bericht ga ik de data bekijken van de 5 hoofdstations, namelijk De Bilt, Vlissingen, De Kooy, Eelde en Maastricht. In De Bilt wordt vanaf 1957 gemeten, in Vlissingen sinds 1964 en op de andere stations sinds 1965.

De hoeveelheid zonne-energie die de aarde ontvangt aan de buitenkant van de atmosfeer is ongeveer 1361 W/ m2.  Die TSI  (Total Solar Irradiance) schommelt een beetje in de tijd:

Fig. 1  Bron: University of Colorado

Die variantie is echter zo klein dat we spreken van de zonneconstante. Verschillen in temperatuur aan het aardoppervlak in de afgelopen decennia kunnen er in elk geval niet mee verklaard worden. Lees verder

Nogmaals hittegolven in Nederland

In het vorige bericht heb ik wat commentaar gegeven op het interview met Geert Jan van Oldenborgh van het KNMI in het ED over de huidige hittegolf, zie hier. Op diezelfde dag verscheen er ook een interview met Van Oldenborgh in de Volkskrant, ook over de hittegolf, zie hier.

De Volkskrant had er een fraaie grafiek bij laten maken.  Als u de link naar het artikel volgt kunt u die grafiek zien. Wat vooral opvalt is dat er nauwelijks hittegolven waren tot 1975 en daarna best veel. Ik heb in mijn vorige bericht verteld dat dat vooral komt omdat het KNMI in 2016 de gemeten maximum dagtemperaturen van De Bilt tussen 1901 en 1951 drastisch heeft verlaagd. Ten onrechte denk ik, ik heb dat in het vorige bericht proberen uit te leggen. In het hittegolfrapport is dat allemaal uitgebreid uitgelegd.

Daarom in dit bericht een grafiek die ik heb gemaakt op basis van de gemeten temperaturen op station De Bilt. Ditmaal niet van het aantal hittegolven, hoewel er op basis van de gemeten temperaturen plotseling best veel hittegolven weer opduiken tussen 1901 en 1951. Maar het ‘instrument’  hittegolf is een beetje grof vind ik. De definitie in Nederland is een periode in De Bilt van tenminste 5 aaneengesloten zomerse dagen (≥25 °C) waarvan tenminste drie tropische dagen (≥30 °C). Daardoor tel je ‘loshangende’ tropische dagen niet mee als die niet ingebed zijn in een periode van tenminste 5 zomerse dagen. Terwijl die wel een indicatie kunnen zijn voor klimatologische veranderingen.

Een beter instrument is het aantal tropische dagen per jaar. Daar heb ik een grafiek van gemaakt op basis van de gemeten temperatuur in De Bilt, niet op basis van de cijfers die er na de homogenisatie uit rolden.

Fig. 1  Data: KNMI Lees verder

Hittegolven in Nederland

Geert-Jan van Oldenborgh, een bekende klimaatwetenschapper van het KNMI, is door het Eindhovens Dagblad geïnterviewd naar aanleiding van de periode van zeer warme dagen momenteel. Dat interview kunt u hier lezen.

Fig.1  Bron:  Eindhovens Dagblad

Mijn aandacht werd natuurlijk in de eerste plaats getrokken door de alarmerende kop dat de hittegolven in de toekomst nog extremer gaan worden. Ik was benieuwd waarop  Van Oldenborgh dat baseerde, maar dat werd in het artikel niet duidelijk.  Ook zal wellicht a.s. woensdag een record gebroken gaan worden, namelijk de langste hittegolf ooit. Een hittegolf in Nederland wordt gedefinieerd als een periode in De Bilt van tenminste 5 aaneengesloten zomerse dagen (≥25 °C) waarvan tenminste drie tropische dagen (≥30 °C).

Nu zijn er heel veel weerrecords die gebroken kunnen worden. Zo zijn er per jaar al 366 dagen waarop de hoogste maximum etmaaltemperatuur (Tx) gebroken kan worden. Datzelfde geldt voor de laagste Tx, voor de laagste Tn (minimum etmaal temperatuur) en de hoogste Tn. Dat zijn al 4×366= 1464 etmaalrecords die gebroken kunnen worden.  Daar komen dan de aantal zomerse dagen bij, tropische dagen, hittegolven,  et cetera et cetera. En dan hebben we het alleen nog maar over de temperatuur: er zijn ook heel veel neerslagrecords, windrecords enzovoorts die gebroken kunnen worden. Lees verder

Warmterecord zonder kouderecords?

De Telegraaf kopte vandaag op haar website:

Bron: Telegraaf

Het ging om de maximum temperatuur (Tx) die in De Bilt vandaag steeg tot 34,6 °. De krant vervolgt: “Het oude record dateert uit 1975. Toen werd het in De Bilt 32,9 graden. Het is alweer het zesde officiële datum-warmterecord van het jaar. Daar tegenover staan geen kouderecords.”

Jammer Telegraaf, maar dat is niet waar. Ik schreef drie dagen geleden al dat de KNMI-stations Vlieland, Lauwersoog, Nieuw-Beerta, Hoorn (Terschelling) en Leeuwarden alle hun laagste maximumtemperatuur (Tx) record vermorzeld zagen worden op 9 juli j.l.

Ik schreef in dit bericht: “Waarom ik dit ‘oude’  nieuws nu breng? Omdat main stream media er als de kippen bij zijn om warmterecords prominent naar voren te brengen maar muisstil zijn als er koude-records zijn gebroken. En vooral om een beetje tegenwicht te vormen tegen de komende berichten in diezelfde msm over de warme dagen die voor ons liggen.”

Nou, daar hoefde ik niet lang op te wachten blijkt maar weer. Voor zover ik kan nagaan heeft alleen Weerplaza vorige maand over het kouderecord bericht. Alle andere media waren muisstil… De Amerikaanse site electroverse.net http://electroverse.net/ bericht overigens vrijwel dagelijks over kouderecords die her en der op aarde gebroken worden. Zoals bijvoorbeeld in Tasmanië (Australie):

Bron: electroverse

En op veel meer plaatsen in de wereld worden de laatste tijd kouderecords gebroken. Dus, Nederlandse media, probeer over weer en klimaat eens wat evenwichtiger te schrijven. Dat is helemaal niet moeilijk: niet meer de persberichten van weerbureau ’s klakkeloos kopiëren maar gewoon verder kijken dan je neus lang is.

Keep cool!

Kouderecords in juli

Ik denk dat veel lezers verbaasd zullen opkijken als ik vertel dat de titel van dit bericht slaat op recente temperaturen in Noord-Nederland. Dat was namelijk vrijwel nergens te lezen, alleen weerplaza.nl berichtte erover.

En de Amerikaanse website electroverse.net dat met grote regelmaat weernieuws brengt dat de main stream media niet haalt. Dus vooral kouderecords. Dit is hun bericht:

Bron: electroverse.net

De stations Vlieland, Lauwersoog, Nieuw-Beerta, Hoorn en Leeuwarden zagen alle hun laagste maximumtemperatuur in een etmaal (Tx) record vermorzeld worden op 9 juli j.l. Alleen Eelde tikte met 14,2 °C net iets hoger aan dan het oude record van 14,0 °C uit 1909. Het zou met niet verbazen dat dat laatste komt door het grote zonnepark dat het afgelopen jaar tegen het KNMI meetveldje van Eelde is aangebouwd. Daardoor voldoet het meetstation Eelde niet meer aan de eisen die door de WMO gesteld worden aan eersteklas meetstations. Het KNMI weet dit maar beweegt voorlopig niet.

Waarom ik dit ‘oude’  nieuws nu breng? Omdat main stream media er als de kippen bij zijn om warmterecords prominent naar voren te brengen maar muisstil zijn als er koude-records zijn gebroken. En vooral om een beetje tegenwicht te vormen tegen de komende berichten in diezelfde msm over de warme dagen die voor ons liggen. Keep cool! 🙂

Energiegebruik in Nederland

Fig. 1  Bron: https://ourworldindata.org/energy

Na twee verhelderende bijdragen van Wilfred van Rooijen over nucleaire energie lijkt het tijd om een en ander in een wat breder perspectief te plaatsen. Welvarende landen gebruiken grote hoeveelheden energie. Sterker: het hoge welvaartspeil is te danken aan die grote stromen energie. In fig.1 is goed te zien dat hogere welvaart (in dit geval BNP per inwoner) samen gaat met een hoger energiegebruik per inwoner.

Fig. 2  Bron: https://ourworldindata.org/energy

Dat hogere energiegebruik is voorzichtig begonnen met de opkomst van de industrie in West Europa en Noord-Amerika zo’n 200 jaar geleden. Vóór die tijd bestond de ingezette energie  uit hout, menselijke en dierlijke spierkracht en wat wind- en watermolens. Deze energie-input was beperkt van omvang en bijgevolg was de omvang van de productie ook beperkt. Dat veranderde door de opkomst van de eerste fabrieken, aangedreven door stoommachines die van energie werden voorzien door steenkool. Daarmee had men in feite een quasi ‘oneindige’ input van energie ter beschikking waardoor de productie sterk toenam. Het welvaartsplafond van de agrarisch-ambachtelijke samenleving was daarmee doorbroken en de welvaart steeg. Voor de arbeiders duurde het  nog meer dan een eeuw voordat ook zij konden delen in de gestegen welvaart. In fig. 2 is goed te zien dat het energiegebruik overigens pas echt fors toenam na de Tweede Wereldoorlog. Lees verder