Pages2K  onderzoek deel 2

Bron: Kalte Sonne

In het eerste deel  van deze reeks  heb ik laten zien dat over de belangrijkste conclusie van het PAGES2K consortium, namelijk dat de warme MCA (Medieval Climate Anomaly) en de koude LIA (LIttle Ice Age) slechts regionale verschijnselen waren maar de recente opwarming daarentegen mondiaal van karakter is, nog wel wat te zeggen valt.  Ik liet zien dat op die interactieve kaart, die bijgewerkt is tot 2019, meer dan 1230 publicaties voorkomen met temperatuurreconstructies op basis van proxies. Die studies dekken alle de periode waarin de MCA voorkomt. Een rood ballonnetje geeft aan dat de betreffende studie de warmere MCA herkent, bij blauw is de MCA daarentegen  kouder. Ik telde 577 rode ballonnetjes verspreid over de hele wereld en 49 blauwe, zodat tenminste de indruk gewekt wordt dat de middeleeuwse opwarming een mondiaal verschijnsel geweest is.

In dit bericht kijk ik naar de reconstructie van de temperatuur tijdens het Middeleeuws optimum die door Neukom et al gemaakt is . Op het kaartje  hieronder ziet u de locaties van de proxies op het SH die door Neukom zijn gebruikt voor zijn reconstructie. Sommige locaties kennen meerdere proxies zodat het aantal proxies groter is dan het aantal locaties. In totaal zijn door Neukom et al 210 proxies gebruikt. De kaart laat ook meteen een groot probleem zien bij de reconstructie van de temperatuur, namelijk dat het SH in vergelijking met het NH erg weinig proxies telt.

Gegevens: Neukom et al 2019

Veel van de gebruikte proxies op het SH bestaan uit koraalafzettingen. Een deel daarvan is recent en bestrijkt niet het MCA (net zoals enkele boomringproxies) zodat het aantal bruikbare proxies op het SH voor de temperatuurreconstructie sterk gereduceerd wordt. Blijven over 36 proxies op het SH die door Neukom et al zijn gebruikt en die het MCA bestrijken. In Afrika zijn dat er 2, Oceanië 3, Zuid-Amerika 7, Indonesië 4 en Antarctica telt 20 proxies.

Dat betekent dat het overgrote deel van het oppervlak van het SH niet gedekt wordt door proxies. Ik schat op basis van figuur 1 in het onderzoek van Neukom dat ongeveer de helft van het totale oppervlak van het SH meer dan 2000 km verwijderd ligt van de dichtstbijzijnde proxy.  Het centrale deel van de Atlantische Oceaan ligt zelfs meer dan 5000 km verwijderd van de dichtstbijzijnde proxies. Alleen al op grond daarvan lijkt het me volstrekt onmogelijk een reconstructie van de pre-industriële temperatuur te maken die het SH ‘dekt’. En dan zijn uitspraken over de gehele aarde ook niet mogelijk.

Toch concluderen Neukom et al op basis van dit handjevol proxies: “This lack of spatiotemporal coherence indicates that preindustrial forcing was not sufficient to produce globally synchronous extreme temperatures at multidecadal and centennial timescales.”  Maar hoe moet je die ‘spatiotemporal coherence’ meten als je netwerk van meetpunten op het SH zeer wijdmazig is en de meetpunten ook nog erg ongelijkmatig verdeeld zijn? Daarvoor gebruiken Neukom et al een aantal statistische technieken, zoals composite plus scale, principal-component regression, canonical correlation analyis, GraphEM en data assimilation. Neukom: “ …the reconstructions are an objectively weighted, statistically optimal fit between all available proxy values using covariance information from a spatial temperature field.”  Ik moet bekennen dat ik bij het lezen van de uitleg over die gebruikte reconstructiemethodes wel met de ogen geknipperd heb. Verbazingwekkend vind ik het wel, dat de onderzoekers met behulp van die geavanceerde statistische technieken uitspraken kunnen doen over de temperaturen in het middeleeuws optimum terwijl er letterlijk maar een handjevol data (“all available proxy values”) aanwezig is van het SH.

In het hoofdstuk Methods zegt Neukom tenslotte wel wat over de invloed van de ongelijkmatige verdeling in tijd en ruimte van de proxydata op de onzekerheid van de temperatuurreconstructie: “While the spatial distribution of the proxy network is global, the Northern Hemisphere contains more proxies than the Southern Hemisphere, and the number of proxies decreases further back in time. Consequently, the reconstructions generally have highest confidence and intermethod agreement closer to the present and nearest to the proxy locations.” Het vetgedrukte is van mijn hand.

Gezien bovenstaande zou men verwachten dat de onderzoekers grote voorzichtigheid in acht nemen om op basis van het beperkt aantal beschikbare proxies conclusies te trekken. Maar in het voorwoord schrijven Neukom et al: “This lack of spatiotemporal coherence indicates that preindustrial forcing was not sufficient to produce globally synchronous extreme temperatures at multidecadal and centennial timescales.” Dat de onderzoekers toch zulke boude uitspraken durven doen vind ik verbazingwekkend. Ik gebruik hier de term ‘voorwoord’, omdat een ‘Abstract’ ontbreekt. Een Abstract is immers alleen noodzakelijk als er sprake is van een peer reviewed onderzoek, en zoals al eerder schreef is dat bij deze spraakmakende publicatie niet het geval.

Dat laatste wil overigens niet zeggen dat de publicatie daarom minder inhoudelijke waarde heeft. Zo is onze homogenisatierapport ook niet peer reviewed. Ik verwijs ernaar omdat klimaatalarmisten er als de kippen bij zijn om een publicatie om die reden neer te sabelen als de inhoud hen niet aanstaat, terwijl de publicatie van Neukom omarmd wordt. Ook main stream media haalden opgelucht adem toen de publicatie naar buiten kwam: alsof eindelijk bewezen was dat hun ‘god’ (lees: antropogene opwarming) bestaat.

Een volgende keer ga ik wat dieper in op de reconstructies die Neukom et al deden op Antarctica, waar maar liefst 20 van de 36 op het SH gebruikte proxies vandaan komen .