Fig.1 Bron: KNMI
” De nieuwe nationale klimaatscenario’s laten zien wat Nederland en Caribisch Nederland de komende decennia te wachten staat aan klimaatverandering. Het klimaat verandert zelfs in de meest optimistische scenario’s nog een flinke tijd door, met grote gevolgen voor Nederland. Het wordt in alle seizoenen warmer, met meer tropische dagen en minder vorstdagen. De winter wordt natter, de zomer wordt droger en er ontstaan zwaardere buien. De zeespiegel blijft stijgen.
We zien nu al de gevolgen van klimaatverandering, wereldwijd en ook in Nederland, met grote gevolgen voor mens en natuur. In de nieuwe KNMI’23-klimaatscenario’s laat het KNMI zien dat het voor de verdere klimaatverandering sterk uitmaakt hoeveel broeikasgassen we nog gaan uitstoten. Hoe hoger de uitstoot, hoe sterker de opwarming en hoe extremer het weer. Bovendien neemt met elke ton uitstoot de kans op onvoorspelbare gevolgen toe.”
Zo begint het persbericht van eind vorige week over de jongste versie van de KNMI Klimaatscenario’s. Dat zijn vergezichten (tot voorbij 2100) over de ontwikkelingen van het klimaat in Nederland. Die inleidende zinnen laten er zo te lezen geen twijfel over bestaan: het wordt allemaal erger, en ‘We zien nu al de gevolgen van klimaatverandering… en ook in Nederland, met grote gevolgen voor mens en natuur’. Dat laatste is volstrekte onzin. Maar je moet natuurlijk het rapport ‘pakkend’ maken, want het NOS-journaal en de vele praattafels moeten vanavond die vergezichten van het KNMI breed kunnen uitmeten.
Fig.2 Bron: Scafetta (2022)
Wat men niet uit het oog moet verliezen -ondanks de zekere toon van het persbericht- is dat die KNMI scenario’s vergezichten zijn en geen voorspellingen. Die vergezichten zijn gebaseerd op de uitkomsten van 33 klimaatmodellen. En die modellen bakken er tot op heden weinig van, ze kunnen niet goed voorspellen.
Kijk maar eens naar de resultaten van een recente publicatie van Scafetta in figuur 2. Het toont het verloop van de gemiddelde aardse temperatuur vanaf 1980 t/m 2021 volgens de satellietdata van UAH v6 (zwarte lijn). De gele band omvat de uitkomsten van in totaal 38 modellen. Die 38 klimaatmodellen van de jongste generatie (CMIP6) zijn verdeeld in drie groepen op basis van hun klimaatgevoeligheid. Klimaatgevoeligheid is de mate waarin het model ‘voorspelt’ dat de temperatuur zal stijgen bij verdubbeling van het CO2 gehalte. Zelfs bij de modellen die een lage opwarming voorspellen, ‘Low-ECS GMCs’ (1.5<ECS≤3.0 °C), duikt de waargenomen temperatuur onder de door die 13 modellen voorspelde temperatuur. Dat divergeren is nog sterker bij de 11 modellen met gemiddelde ECS (3.0<ECS≤4.5 °C) en het sterkst bij de 14 modellen met een hoge ECS (4.5<ECS≤6.0 °C).
In de korte video hierboven legt prof. Happer in enkele minuten uit waarom klimaatmodellen zo’n moeite hebben met het extreem complexe aardse klimaat. Het filmpje is uit 2018, toen de vorige generatie klimaatmodellen CMIP5 actief was. Bedenk dat die CMIP5 modellen het minder slecht deden dan de huidige CMIP6 modellen.
De laatste alinea van het KNMI persbericht: “In deze KNMI’23-klimaatscenario’s hebben wij alle nieuwe kennis over klimaatverandering uit het meest recente IPCC-rapport vertaald naar de Nederlandse situatie. In totaal heeft de supercomputer zo’n 2 jaar 2.000 terabyte aan klimaatmodellen doorgerekend.” Dat laatste klinkt stoer, maar het haalt weinig uit als je modellen niet deugen. Op je hoede zijn dus met dat nieuwe rapport.
Later meer over de details van dit rapport.