Fig.1 Bron: University of Colorado
Wetenschappers weten dat het algemene peil van de zee overal ter wereld is gestegen, op sommige plaatsen meer dan op andere. Figuur 1 toont de trends zoals die berekend worden uit de satellietdata (altimetry) tussen 1992 en 2021. Men schat dat in de afgelopen 140 jaar het wereldgemiddelde zeeniveau 21 tot 24 centimeter is gestegen, dat is 15 tot 17 cm per eeuw (bron: NASA). Dat komt heel goed overeen met de stijging die we in dezelfde periode langs de Nederlandse kust meten.
Zo nu en dan schrijf ik over die zeespiegel langs de Nederlandse kust. De laatste keer was dat in januari 2021, toen de data t/m 2019 beschikbaar waren. Ik heb me toen beperkt tot de gegevens van de 6 hoofdgetijdestations. Die stations zijn Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden, De Helder, Harlingen en Delfzijl, zie figuur 2.
Fig.2
Voorzichtigheidshalve liet ik in het vorige artikel de reeksen beginnen in 1901, maar heb nu de meetreeksen flink uitgebreid tot ver in de 19e eeuw. De getijdenreeksen van Nederland behoren tot de oudste op aarde, maar niet alle stations leverden in de beginjaren betrouwbare data. Dat betreft de stations Vlissingen en IJmuiden, die beide een trendbreuk rond 1887 vertonen die in de overige 4 stations afwezig is. Zie de inzet in de figuren 6 en 8.
Die trendbreuk wijst op invloed van andere factoren dan de zeespiegelhoogte, zoals veranderingen aan instrumentarium en veranderingen in de directe omgeving van het station. Daarom laat ik de meetreeksen van de stations Vlissingen en IJmuiden ná die trendbreuk beginnen, vanaf 1887. De 4 andere meetreeksen vertonen geen trendbreuk en worden vanaf het begin van de metingen (1864/1865) weergegeven. Zo zien de maandgemiddelde data van de 6 stations er uit:
Fig. 3 Bron: Sealevel
Fig.4 Bron: Sealevel
Fig.5 Bron: Sealevel
Fig.6 Bron: Sealevel
Fig.7 Bron: Sealevel
Fig.8 Bron: Sealevel
De data zijn afkomstig van PSMSL, Permanent Service for Mean Sea Level in Liverpool, de organisatie die verantwoordelijk is voor het verzamelen, publiceren, analyseren en interpreteren van gegevens over het zeeniveau afkomstig van het wereldwijde netwerk van getijdenmeters. De PSMSL data van alle meetstations op aarde zijn vergelijkbaar door het toepassen van RLR, revised local reference, een fictief O-niveau. De cijfers langs de y-as geven de hoogte van de zeespiegel ten opzichte van die RLR weer, in mm.
Fig.9 Data: PSMSL
De grafiek van figuur 9 toont de jaarlijkse gemiddelde relatieve zeespiegelhoogte van het ensemble van de 6 hoofdstations van 1887 t/m 2020. De lineaire trend is 1,94 mm/jaar en wordt weergegeven door de zwarte streepjeslijn. Op het oog is er geen versnelling te zien in het sterk volatiele signaal. Dat dat in werkelijkheid ook zo is toont de rode streepjeslijn die de acceleratie weergeeft: die is nagenoeg nul en valt daardoor visueel vrijwel samen met de lineaire trendlijn.
Voor een groot deel is de trend langs de Nederlandse kust te verklaren uit factoren die op wereldschaal spelen zoals uitzetting van opwarmend zeewater en smelten van landijs en gletsjers. Omdat het hier relatieve zeespiegeldata betreft is de trend deels te verklaren door bodemdaling langs de Nederlandse kust. Die bodemdaling is niet overal gelijk en wordt geschat op gemiddeld 0,45 mm/jaar. Gemiddeld over de 6 stations is de relatieve zeespiegelstijging dus 1,94 mm/jaar, minus de bodemdaling, resulterend in een absolute zeespiegeltrend langs onze kust vanaf de tweede helft van de 19e eeuw van ongeveer 1,5 mm/jaar.
De verschillen in lineaire trend, zoals linksboven in elk van de grafieken van figuur 3 t/m 8 vermeld, zijn opvallend groot en variëren van 1,45 mm/jaar in Harlingen tot 2,4 mm/jaar in Hoek van Holland. Die verschillen zijn deels het gevolg van verschillen in bodemdaling. Die bodemdaling is niet overal langs onze kust hetzelfde. Zo veroorzaakt gaswinning nabij Hoek van Holland en de Waddenkust een grotere bodemdaling. Verder spelen getijdenbewegingen en waterdiepte een rol van betekenis in de trendverschillen tussen de meetreeksen.
Fig.10 Data: PSMSL
Figuur 10 laat de jaarlijkse RMS (Relative Mean Sealevel) zien van de 6 hoofdstations afzonderlijk van 1887 t/m 2020. De correlatie tussen de 6 signalen is groot, wat gezien de geringe onderlinge afstand tussen de stations niet verwonderlijk is.
De variaties van jaar tot jaar (de afwijkingen van de lineaire trend) kunnen tamelijk groot zijn, zoals de grafiek laat zien. Die variaties worden deels veroorzaakt door fluctuaties in dominante windrichting. Windschering veroorzaakt dan grote verschillen in waterhoogte. Daarbij spelen windrichting en windsnelheid een belangrijke rol. Zo is de zeespiegelpiek in de grafieken in 1967 goed te verklaren door het grote aantal dagen met westenwind. De Kooy (Den Helder) telde toen 160 dagen met westenwind, terwijl het gemiddelde over de periode 1906 t/m 2020 121 dagen was. Het dal in 1947 kan verklaard worden door het geringe aantal dagen met westenwind in dat jaar: De Kooy telde toen slechts 94 dagen met westenwind.
Fig.11 Data: KNMI
Figuur 11 toont voor De Kooy (Den Helder) vanaf 1906 het aantal dagen per jaar met westenwind (windhoek 225° – 315°). Te zien is dat over de gehele periode er een lichte stijging is van het aantal dagen met westenwind en dat de afgelopen 40 jaren de grafiek geen trend vertoont. Andere verklaringen voor de fluctuaties van jaar tot jaar zijn verschillen in luchtdruk, watertemperatuur, verschillen in zoutgehalten (bij riviermondingen) en de zogenaamde drakencyclus van 18,6 jaar (invloed maan).
Fig.12 Naar: KNMI Klimaatsignaal ‘21
De afgelopen jaren zijn we onder andere vanuit het IPCC bestookt met dwingende berichten over klimatologische rampspoed. Het KNMI berekende op basis van recente IPCC modellen een zeespiegelstijging van tot 2100 die voor ons land wel tot 1,2 m kan oplopen (zie figuur 12). Dat zijn volstrekt andere getallen dan de 15 cm per eeuw die we vanaf het midden van de 19e eeuw t/m 2020 gemeten hebben. Overigens zijn de hoogste schattingen in de grafiek gebaseerd op het zwartste IPCC scenario SSP5-8.5 dat volgens veel wetenschappers onwaarschijnlijk is.
Hierboven zagen we al dat de gemiddelde trend van de absolute zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust 1,5 mm/jaar is, dat is 15 cm per eeuw. In de grafiek van figuur 12 is te zien dat de gemeten zeespiegel zich tot 2020 aan de onderkant van de onzekerheidswaaier van het KNMI beweegt. De voorspellingen bewegen sterk omhoog, terwijl de gemeten zeedata zich al 150 jaren in dezelfde richting voortbewegen.
Die voorspellingen van het KNMI zijn gebaseerd op modellen van het IPCC. Voor die voorspellingen geldt, zoals voor alle voorspellingen, een oud spreekwoord: “Er zullen eerst nog veel vogeltjes kakken, die nu nog geen gat hebben”. Er moet nog heel wat gebeuren voordat de rampenscenario’s van KNMI en IPCC zich zullen voltrekken op de wijze als bovenstaande grafiek suggereert. De zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust geeft in elk geval nog geen krimp.