Fig.1 Data: KNMI
Ik was bezig met het bekijken van de ontwikkeling in de tijd van de temperatuur in De Bilt en wilde deze vergelijken met het mondiale temperatuurverloop. Het liefst gebruik ik voor de mondiale data de satellietgegevens van UAH die de aarde vrijwel geheel bestrijken. Maar die satellietreeks start pas eind 1978 en de temperatuurreeks van De Bilt begint in 1901.
De mondiale temperatuurdata (anomalieën) van Hadcrut worden als ‘second best’ beschouwd. Anomalieën zijn geen absolute temperaturen maar afwijkingen ten opzichte van een bepaalde standaardperiode. Voor Hadcrut5 is dat 1961-1990. De Hadcrut data zijn gebaseerd op de meetgegevens van meetstations over de hele wereld verspreid. Het grootste probleem bij dergelijke mondiale tijdreeksen is echter dat de ruimtelijke spreiding van de stations ongelijkmatig is.
Fig.2 Bron: ORNL
Met name de beide poolgebieden maar ook grote delen van Azië en Afrika beschikken nauwelijks over meetstations. En ook de oceanen tellen maar een handjevol meetstations. De moeilijkste klus voor organisaties als Hadcrut is dan ook om zo min mogelijk ‘last’ te hebben van ontbrekende data. Organisaties als Hadcrut brengen dan ook af en toe nieuwe temperatuurreeksen uit, gebaseerd op ‘verbeterde’ cijfers.
Fig.3 Data: Hadcrut
Figuur 3 toont de ontwikkeling van de ‘gemiddelde temperatuur’ (als anomalie) van de aarde volgens Hadcrut5. De streeplijn is de lineaire trendlijn. De trend volgens de Hadcrut5 reeks is +1,06 °C van 1850 t/m 2022. Van ‘global boiling’ zoals António Guterres onlangs beweerde lijkt me geen sprake. António Guterres is een Portugese socialistische politicus en de huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
Fig.4 Bron: Washington Post
Ruim 1 °C temperatuurstijging in meer dan 170 jaren is niet erg indrukwekkend. Maar o.k., ‘the boiling has started’, dus wellicht weet António wat de toekomst zal brengen. Intussen was ik nieuwsgierig geworden naar de temperatuurgrafiek van Hadcrut4, de voorganger van Hadcrut5. Hadcrut4 startte in 2012, Hadcrut5 nam in 2020 het stokje over. Welk verschil is te zien tussen de nieuwste en de vorige versie?
Fig.5 Data: Hadcrut
Te zien is dat versie 4 in het begin van de reeks hoger ligt en aan het einde lager ligt dan versie 5. Als we naar beide lineaire trendlijnen kijken is het verschil goed te zien. Met behulp van de formules is de trend van versie 5 =1,06 °C en van versie 4 =0,92 °C. Als je er zoals ik niet automatisch van uitgaat dat de recentste altijd de beste versie is, dan is het interessant om te zien wat er veranderd is bij de overgang van Hadcrut4 naar Hadcrut5. Dat laten de volgende kaartjes mooi zien.
Fig.6 Bron: UCAR
De kaartjes zijn afkomstig van UCAR, dat het National Center for Atmospheric Research in de USA namens de National Science Foundation beheert. Ze laten fraai het verschil zien tussen Hadcrut4 en Hadcrut5 van de temperatuur-anomalieën van maart 2016.
Het bovenste kaartje (Hadcrut4) laat in grijs de gebieden zien waar meetgegevens ontbreken. Dat zijn de beide polen grotendeels, een groot deel van Afrika en delen van Zuid-Amerika en van de zuidelijke Grote en Atlantische Oceaan. Op het onderste kaartje (Hadcrut5) ontbreken die grijze gebieden.
Betekent dat laatste dat er in de ‘lege’ gebieden zoveel meetstations bijgekomen zijn dat er een volledige dekking is ontstaan? Nee. Hadcrut heeft het probleem wiskundig opgelost: de cellen met ontbrekende meetgegevens zijn ingevuld met behulp van een algoritme. Het UCAR schrijft hierover:
“Recente vergelijkingen van datasets van mondiale oppervlaktetemperaturen (zie Expert Guidance) laten zien dat de geanalyseerde versie van HadCRUT5 zeer goed overeenkomt met andere schattingen (bijv. NASA GISTEMP, Berkeley Earth, NOAA Global Temp) van mondiale anomalieën van oppervlaktetemperaturen.”
Dat lijkt me een cirkelredenering. Immers, die andere organisaties putten voor de berekening van hun ‘global temperature’ uit dezelfde databank van weerstations als Hadcrut doet en vullen de grijze gebieden in met de resultaten van de door hen gehanteerde ‘infilling’-methode.
Het verschil in langjarige trend van 1,06 °C (Hadcrut5) en 0,92 °C (Hadcrut4) laat zien dat het ‘invullen’ van de grijze gebieden met niet-gemeten data resulteert in een langetermijn temperatuurtrend in die grijze gebieden (ik schat ± 10% van het aardoppervlak) die hoger moet zijn dan 1,06 °C. Dan moet je wel zeker zijn van je invulmethode. Het UCAR heeft zijn twijfels en stelt terecht:
“De invulling kan mogelijk niet de beperkingen te niet doen van schaarse stationgegevens, vooral in de poolgebieden. Als zodanig zal HadCRUT5 waarschijnlijk het meest afwijken van andere datasets in deze regio’s, en eventuele langetermijntrends moeten nog steeds met voorzichtigheid worden behandeld.”
Je kunt dus stellen dat die trend van 1850-2022 van de overal gehanteerde 1,06 °C (vaak gemakshalve afgerond tot 1,1 °C) tamelijk onzeker is. Ook als je bedenkt dat de meetgegevens in de periode 1850-1900 beperkt voorhanden waren doordat het aantal meetstations destijds schaars was en een nog veel onevenwichtiger verdeling over de aarde kende dan momenteel. De vergelijking met de temperaturen van De Bilt bewaar ik voor een volgende keer.