Elektriciteit in 2022

Fig.1    Bron CBS

Het CBS meldde op 6 maart 2023 op haar website dat Nederland  in 2022 de productie van hernieuwbare elektriciteit met 20 procent heeft zien groeien. Het aandeel in de totale stroomproductie groeide van 33 naar 40 procent.  Dat had vooral te maken met de zon die vorig jaar overvloedig scheen. Dat ziet er wel spectaculair uit, maar was dat ook zo?

Op 22 december 202 schreef ik een uitgebreid artikel getiteld “Energie in Nederland nu en later”. Daarin heb ik gepoogd de tamelijk ingewikkelde CBS tabellen terug te brengen tot eenvoudige grafieken. Een van de valkuilen in het energieverhaal is dat er een groot verschil bestaat tussen het bruto- en het netto energieverbruik, respectievelijk 3023,7 PJ en 1803,5 PJ. Het verschil, 1230 PJ, is uiteindelijk aan de verbruikerszijde niet werkelijk beschikbaar als energie. Een van de oorzaken is dat ruim 530 PJ niet als energiebron maar als grondstof gebruikt wordt in bijvoorbeeld de chemische industrie. Dat geldt voornamelijk voor olie en aardgas. Een ander deel (700 PJ) gaat verloren bij de omzetting naar andere energievormen, bij distributie, of wordt gebruikt in het productieproces van de energiesector zelf. Steenkool wordt grotendeels omgezet in elektriciteit en warmte, aardgas bijna 40%. Daarom is het beter om naar het netto energieverbruik, te kijken. Dit is de grafiek  van het netto energieverbruik 2021 uit het artikel van december 2022:


Fig.2    Data: CBS

Hernieuwbare energie (hier inclusief biomassa) is hier bijna volledig opgegaan in de sectie ‘elektriciteit’ en ‘warmte’. De belangrijkste energiebronnen in 2021 zijn aardgas (bijvoorbeeld voor verwarming) en aardolieproducten zoals benzine, diesel en dergelijke. In werkelijkheid is het aandeel van met name aardgas in het netto energieverbruik nog veel groter omdat aardgas een belangrijke rol speelt in de elektriciteitsproductie (en levering van restwarmte). Datzelfde geldt ook voor steenkool.

Maar het artikel van het CBS (figuur 1) ging alleen over elektriciteit, niet over het resterede grootste deel van het energieverbruik. Bovendien gaat het CBS artikel niet over het elektriciteitsverbruik maar over de elektriciteitsproductie. Daarover later meer.


Fig.3    Data: CBS

Figuur 3 toont de elektriciteitsproductie in 2021 naar energiebron. Van de elektriciteitsproductie in 2021 ( = 22% van het netto energieverbruik in dat jaar) was 25% afkomstig van duurzame energiebronnen (wind, zon, waterkracht). Het CBS rekent bij die duurzame energiebronnen nog steeds biomassa, waarschijnlijk omdat biomassa (= bossen kappen) door de EU bestempeld is als ‘duurzaam’. Dat is de blauwe taartpunt in figuur 3 (8%) . Zo komt het CBS aan een duurzame stroomproductie in 2021 van 33%, terwijl het in werkelijkheid 25% was.

Dat CBS aandeel van 33% groeide volgens het CBS tot 40%, vooral door meer elektriciteit van zonnepanelen terwijl het aandeel fossiel afnam met 11%  tot 56%. Nu is ‘afname met 11%’ vervelend rekenen. Duidelijker is: het fossiel aandeel was in 2021 62% (zie figuur 3) en daalde in 2022 tot 56%. Een daling met 6% . Duurzaam steeg met 7%.


Fig.4    Data: CBS

Figuur 4 is ook afkomstig van het artikel over het energieverbruik 2021. Het aandeel van echt hernieuwbare (dus zonder hout verbranden) energiebronnen in de elektriciteitsproductie was zoals gezegd in 2021 25%, dat is dus 106 PJ. Windmolens en zonnepanelen leveren rechtstreeks elektriciteit aan het stroomnet. De productie van restwarmte is  gekoppeld aan elektriciteitsproductie met behulp van de niet hernieuwbare energiebronnen aardgas, steenkool, biomassa en kernenergie.

Kijken we naar het netto energieverbruik in 2021, 1803,5 PJ, dan was het aandeel van hernieuwbare energiebronnen dus 5,88% van het netto energieverbruik in 2021. Rekening houdend met de toename van 7% duurzaam in de elektriciteitsproductie in 2022, dan steeg het aandeel duurzaam in 2022 tot ongeveer 6,3%. Het netto energieverbruik van 2022 was bij het schrijven van dit artikel nog niet bekend.

Tot slot nog enkele woorden over de productie en het verbruik van elektriciteit. Tot voor een aantal jaren geleden ontliepen productie en verbruik elkaar niet veel. Er werd voor gezorgd dat de productie altijd wat hoger was dan het verwachte verbruik, dat goed bekend was. Op die manier was de leveringszekerheid in Nederland zeer hoog. Bijspringen en afschakelen van gascentrales was de regulator van het netwerk. De productie van elektriciteit was destijds vraaggericht  en dus goed controleerbaar.

Met de komst van met name wind- en zonne-energie werd een steeds groter deel van de elektriciteitsproductie aanbodgericht: de weersomstandigheden en het dag/nachtritme bepalen steeds meer de elektriciteitsproductie. Dat dat tot onstabiele prijsvorming leidt zag ik afgelopen 24 uur op mijn energie-app:

 
Fig. 5      Bron: ANWB app

Het uurtarief van elektriciteit daalde gisterenmiddag 4 uren lang tot € 0,00 per kWh en vannacht nogmaals 4 uren lang tot € 0,00. Fijn voor mij, ik heb (bijna) gratis een paar wasjes gedaan. Iedereen voelt wel aan dat het niet veel doller moet worden, maar dat wordt het wel vrees ik. Een toenemende onevenwichtigheid in de stroomvoorziening is te voorzien.