Steeds meer rampen?

Fig. 1    Data: ourworldindata

In een recent bericht heb ik het nieuwste rapport van de UNDRR bekeken waarin de gevolgen van natuurrampen in de periode 1980-1999 werden vergeleken met die van 2000-2019. Dat gebeurde op basis van de data van Emdat. De UNDRR, United Nations Office for Disaster Risk Reduction, is een onderdeel van de Verenigde Naties.

Bij Emdat is er sprake van een natuurramp als er tenminste 10 doden te betreuren zijn. Ik heb in het vorige bericht hierover laten zien dat de vergelijking van het aantal slachtoffers tussen beide periodes in het UNDRR rapport fout is omdat niet is gecorrigeerd voor de groei van de wereldbevolking.

Maar er zijn nog meer manco’s in het rapport aan te wijzen. De UNDRR schrijft:  “While better recording and reporting may partly explain some of the increase in events, much of it is due to a significant rise in the number of climate-related disasters….Climate-related disasters include disasters categorized as meteorological, climatological, or hydrological

Wat dat ‘include’ betekent is onduidelijk. In elk geval laat de UNDRR alle rampen op meteorologisch, klimatologisch en hydrologisch gebied een rol spelen in haar rapport, merkwaardig genoeg ook rampen gerelateerd aan aardbevingen en vulkanische activiteit. Dat is merkwaardig omdat dat bij uitstek natuurrampen zijn waar de menselijke invloed afwezig is.

Fig.2    Bron: UNDRR

Figuur 2 is afkomstig uit het UNDRR rapport en laat zien dat -op één na- alle getoonde natuurrampen in de figuur vaker voorkomen in de periode 2000-2019 dan in de periode 1980-1999. Omdat mijn gezond verstand me zei dat dit toch een tikkeltje ongeloofwaardig was heb ik de data van Emdat waarop het UNDRR zich baseert nader bekeken. Emdat categoriseert natuurrampen als volgt:

Fig. 3    Data: Emdat

Ik heb in figuur 3 de categorieën biologisch, buitenaards en technologisch buiten beschouwing gelaten omdat die in het UNDRR rapport geen rol spelen. De ramptypen die UNDRR beschouwt als climate-related disasters heb ik met een rood * aangegeven. Alle subtypes die achter die rode asterisken staan genoemd zijn van nature aanwezig op onze planeet, ruim voordat de mens zijn intrede deed. Daarom categoriseert Emdat ze ook als ‘Natural disaster’. Het UNDRR doet het echter voorkomen alsof de door hen geconstateerde toename van rampen tussen 1980-1999 en 2000-2019 vooral het gevolg is van menselijke invloed op weer, klimaat en waterkringloop. Daarover later meer.

Ik concentreer me in dit bericht op de suggestie die de UNDRR figuur 2 wekt dat (op ‘mass movement’ na) de weergegeven natuurrampen een toename laten zien in vóórkomen, de aantallen dus. Daarom bekijk ik de onderliggende data van Emdat nader:

Fig. 4    Data: Emdat

Emdat is een instituut dat onderdeel uitmaakt van de Universiteit van Leuven in België. In figuur 4 is het vóórkomen op aarde van de verschillende natuurrampen vanaf 1900 t/m 2019 weergegeven. Bedenk dat alleen de gebeurtenissen waarbij 10 of meer doden vielen (=‘rampen’) geteld zijn door Emdat. De twee periodes die het UNDRR vergelijkt heb ik met kleuren geaccentueerd.

Voor alle 9 grafieken geldt dat ze tussen 1900 en 2019 een toename laten zien van het vóórkomen van de betreffende verschijnselen. Opvallend is dat alle grafieken (op ‘mass movement’ na) een stijging vertonen die doorloopt tot het jaar 2000.

De vraag is nu of het verloop van de grafieken in figuur 4 vooral het gevolg is van de toename van het aantal gebeurtenissen in de tijd, of vooral van de toename van de wereldbevolking (plus verbeteringen in communicatietechniek).

Van de negen getoonde categorieën natuurrampen zijn er drie die niet beïnvloed worden door meteorologische, klimatologische of hydrologische factoren, namelijk droge landverschuivingen, aardbevingen en vulkanisme. De laatste twee worden ook zeker niet beïnvloed door menselijke activiteiten. Toch is ook in de grafieken van deze natuurrampen een sterke toename te zien vanaf 1900. Het lijkt er op dat dat vooral de sterke toename van de wereldbevolking debet is aan de toename van het aantal ‘natuurrampen met slachtoffers’.  Maar is dat ook zo?

Wat ik gedaan heb is betrouwbare gegevens zoeken over het aantal aardbevingen en vulkaanuitbarstingen vanaf 1900, dus onafhankelijk van de vraag of er slachtoffers zijn gevallen. Van beide processen is het nagenoeg zeker dat menselijke invloed op het ontstaan ervan afwezig is.

Aardbevingen

Fig.  5      Bron USGS

Figuur 5 toont het aantal zeer zware aardbevingen (magnitude 8 en hoger) op aarde vanaf 1900. Over een langere periode van bijvoorbeeld 100 jaar is het aantal aardbeving constant. Dat is logisch als men bedenkt dat de onderliggende geologische processen grootschalig zijn in ruimte en tijd. Over kortere periodes kan het aantal schommelen.

Het aantal aardbevingen groter dan een bepaalde magnitude (kracht op de schaal van Richter) daalt logaritmisch met de magnitude, wat betekent dat aardbevingen groter dan een bepaalde magnitude tienmaal minder frequent voorkomen dan aardbevingen van één magnitude-eenheid lager. Over een langere tijd is het aantal aardbevingen constant. (bron)

Vulkanisme

Wat voor aardbevingen geldt, geldt ook voor vulkanisme: het aantal vulkaanuitbarstingen verschilt van jaar tot jaar maar op langere termijn is het constant. Dat heeft dezelfde oorzaak als bij aardbevingen:  vulkanisme wordt door dezelfde grootschalige onderliggende geologische processen veroorzaakt.

Fig. 6    Bron: Smithsonian Institution

De schijnbare toename in vulkanische activiteit in de bovenste grafiek van figuur 6 weerspiegelt vooral een toename van het aantal mensen dat in de buurt van vulkanen woont en uitbarstingen waarneemt, plus de verbeteringen in communicatietechnologieën om die uitbarstingen te melden. De waarneming van vulkanische activiteit in de bovenste grafiek laat grote pieken en dalen zien. Het is niet toevallig dat de twee grootste dalen samenvallen met de twee wereldoorlogen, toen mensen met andere dingen bezig waren.

Het beste bewijs dat de opgaande trend in de bovenste grafiek irreëel is levert de onderste grafiek. Het toont de registratie van grote uitbarstingen, waarvan de effecten verreikend zijn en zelfs in afgelegen gebieden met weinig bewoners minder snel aan documentatie zullen ontsnappen. Dat die grote uitbarstingen gedurende de afgelopen twee eeuwen tamelijk constant blijft is een betere indicator van de wereldwijde frequentie van uitbarstingen dan de rapportage van grote en kleinere uitbarstingen in de bovenste grafiek, die sterk afhankelijk is van het aantal aardbewoners en verbeterde communicatie. Lees s.v.p. het commentaar dat het Smithsonian Institution bij de grafieken geeft.

Conclusie: het is aannemelijk dat vanaf 1900 er geen toename van het aantal aardbevingen en vulkaanuitbarstingen heeft plaatsgevonden. Betrouwbare bronnen geven aan dat het aantal aardbevingen en vulkaanuitbarstingen op langere termijn constant is. De toename van het aantal aardbeving- en vulkanisme-gerelateerde rampen zoals Emdat dat registreert en dat aan de basis ligt van het UNDRR-rapport is daarom zonder twijfel het gevolg van de groeiende wereldbevolking en wellicht ook van verbeteringen in communicatietechniek.

Een volgende keer zal ik mijn blik richten op de andere ‘rampen’.