Het is de laatste weken erg droog in Nederland. Nou moet je met dat begrip droogte oppassen, want het heeft diverse betekenissen. Zo kan het betrekking hebben op de hoeveelheid neerslag die gevallen is, maar ook op de beschikbare hoeveelheid oppervlaktewater, hoeveel hangwater beschikbaar is in de bodem, of hoe laag de waterspiegel staat van het freatische grondwater en nog een paar lastige zaken.
Fig.1 Bron: Brabant Water
Het kan dan gaan om de waterbehoefte van landbouwgewassen, de drinkwatervoorziening, de scheepvaart op de rivieren, de waterbehoefte van bomen, struiken en kruiden enzovoort, en allerlei interacties tussen deze zaken en die uit de eerste alinea. Zo is er een groot verschil tussen de productie van drinkwater uit oppervlaktewater van rivieren en het IJsselmeer in laag Nederland en die uit diep (fossiel) grondwater in hoog Nederland. Minder neerlag gedurende enkele maanden heeft wel invloed op (de winning van) oppervlaktewater, terwijl dat geen effect heeft op de winning van diep grondwater. In figuur 1 is te zien waar Brabant Water het drinkwater vandaan haalt: uit 30 pompstations waar diep grondwater opgepompt wordt. Kortom: het is belangrijk om te weten waar heb je het over als het over droogte gaat.
Ik maak het me vandaag gemakkelijk en ben in dit artikel alleen maar geïnteresseerd in droogte in de betekenis van ‘weinig neerslag’. Het liefst over een lange periode want ik wil natuurlijk wel weten of het gebrek aan neerslag deze zomer een ding van de moderne tijd is of dat het vroeger ook al voorkwam. Ik ga de neerslag bekijken van het KNMI neerslagstation Deurne, een plaats op ongeveer 20 km ten O van Eindhoven. Deurne is een van de 320 actieve KNMI neerslagstations en heeft een tijdreeks die ergens halverwege 1929 begon.
Behalve die 320 actuele neerslagstations zijn er overigens ook nog 350 historische neerslagstations. De dagelijkse neerslag wordt gemeten van 08 uur op de voorafgaande dag tot 08 uur op de vermelde datum. Die neerslaggegevens worden per 10 dagen gevalideerd. Dat valideren gebeurt per dag, dus dat betekent nog niet dat de jaarsommen automatisch o.k. zijn, want er kunnen meetdagen tussenuit vallen.
Fig.2 Data: KNMI
Daarom heb ik de KNMI neerslaggegevens van Deurne vanaf 1930 vergeleken met de data van station Eindhoven van 1930 t/m 2009, zie figuur 2. Verwacht mag worden dat de data van beide stations -gezien de geringe onderlinge afstand- over langere perioden ongeveer vergelijkbaar zullen zijn. Dat geldt blijkbaar niet voor de periode van 1931 t/m 1935 waarin de jaarlijkse neerslag in Deurne veel lager lijkt dan in Eindhoven. Omgekeerd had Eindhoven opvallend lage jaarsommen van 1996 t/m 1999. Beide periodes haal ik derhalve uit de reeksen, zodat de tijdreeks van Deurne begint in 1936 en Eindhoven eindigt in 1995. Station Eindhoven werd ooit vervangen door station Eindhoven Vliegbasis, waarvan ik de data voor het laatste stuk van de grafiek mee laat lopen vanaf 1971 t/m 2021, zie figuur 3:
Fig.3 Data KNMI
Dat de neerslag jaarcijfers van Deurne door deze opschoning betrouwbaar zijn bewijzen de correlatiecoëfficiënten tussen Deurne en Eindhoven en tussen Deurne en Eindhoven Vliegbasis van respectievelijk 0,90 en 0,92. Daar doe ik het mee.
Fig.4 Data KNMI
De grafiek van figuur 4 toont de jaarsommen van de neerslag in Deurne van 1936 t/m 2021, met de lineaire trendlijn (streepjeslijn) en de rode smoothing loesslijn van a=0.33. De lineaire trendlijn loopt op, de formule rechts laat zien dat er sprake is van een toename van ongeveer 1 mm per jaar, en over de gehele periode van 85 jaar is er een toename van 695 mm tot 781 mm. Deze toename is statistisch significant. De loess smoothing toont een licht golvend patroon.
Omdat ik vooral benieuwd ben naar de zomerse neerslag heb ik de neerslagsommen per seizoen berekend.
Fig.5 Data: KNMI
De blauwe lijn in figuur 5 is de jaarlijkse neerslagsom in de lente van 1936 t/m 2021. De blauwe streepjeslijn is de lineaire trendlijn. Die laatste gaat heel lichtjes omhoog wat wijst op een lichte stijging van de neerslag in de lente over de hele periode, die overigens statistisch niet significant is. De rode lijn is de loesslijn, die de meerjarige bewegingen van de neerslag volgt. Te zien is dat het afgelopen decennium de neerslag in de lente wat afgenomen is.
Fig.6 Data: KNMI
Figuur 6 laat de ontwikkeling in de tijd van de zomerse neerslag zien. De lineaire trend in de zomer is licht stijgend, maar ook hier is die stijging ten opzichte van het sterk bewegende neerslagsignaal onvoldoende om statistisch significant te zijn. De loesslijn toont een lichte golving, de zomerse neerslag is gedurende de afgelopen 2 decennia wat hoger dan in de rest van de meetperiode.
Fig.7 Data: KNMI
De lineaire trend in de herfst (figuur 7) is nagenoeg 0, maar de loesslijn toont een lichte afname gedurende het laatste decennium.
Fig.8 Data: KNMI
De winterse neerslag in figuur 8 is de enige die een statistisch significante stijging laat zien. De afgelopen 2 decennia ligt de neerslag wat hoger dan gedurende de rest van de reeks.
Conclusie: met de neerslag in Deurne is vanaf 1936 weinig dramatisch aan de hand. De winters lijken wat natter te worden, terwijl lente en herfst wat droger lijken te worden. De zomers (figuur 6) zijn in Deurne niet echt droger geworden, zoals het KNMI voorspelt. Het afgelopen decennium telde Deurne zelfs 3 zomers met een hogere neerslagsom dan in alle voorafgaande zomers. De recentste droge zomer van 2018 was minder droog dan 10 andere zomers tussen 1936 en 1995. De zomer van 2022 zal ongetwijfeld in de boeken komen als droge zomer. Hoe droog moeten we afwachten, maar 1976 is lastig te overklassen. Figuur 6 laat in elk geval zien dat in het laatste decennium drogere en natte zomers elkaar regelmatig afwisselen. Wat in elk geval duidelijk uit de grafieken blijkt is dat de hoeveelheid neerslag van jaar tot jaar sterk kan wisselen. Dat heeft te maken met de overheersende windrichtingen die van jaar tot jaar verschillen. Niets is zo veranderlijk als het Nederlandse weer.