Stralingsgevoeligheid

Toen ik het artikel over stralingsgevoeligheid publiceerde op 1 december j.l. was daaraan flink wat discussie over en weer tussen Ad Huijser en ondergetekende aan vooraf gegaan. Op basis van de etmaalgegevens van temperatuur en kortgolvige instraling van de 5 hoofdstations van het KNMI gingen we aan de slag. We realiseerden ons na verloop van tijd dat de dagelijkse en jaarlijkse cyclus van de zon ons wel eens zou kunnen leiden tot een realistische berekening van de stralingsgevoeligheid. Vooral de resultaten die we hadden op basis van de jaarlijkse zonnecyclus waren voor ons overtuigend. En dat werd sterker toen we de temperatuurgegevens corrigeerden voor vertraging tussen instraling en luchttemperatuur als gevolg van de zee-invloed.

Ik schreef onlangs dat het Popper’s opvatting was dat in de wetenschap een theorie of model nooit kan pretenderen de uiteindelijke, zekere waarheid te zijn, en dat pogingen tot falsifieerbaarheid een wezenlijk onderdeel moeten zijn van het proces wat de ‘waarheid’ is. Dat geldt natuurlijk ook voor onderzoek dat zich buiten de gevestigde wetenschappelijke instituten afspeelt. De afgelopen weken oogstten we in de Nederlandse klimaatgemeenschap met name verbazing en waardering over dit onderwerp, en uiteraard ook wat obligate zure reacties, maar we werden vooral aangemoedigd om er meer mee te doen. Natuurlijk is er bij ons onzekerheid of we op het goede spoor zitten, en daarom hebben we eind december aan een handvol respectabele klimatologen in de internationale klimaatscene gevraagd om op ons model te ‘schieten’. Ook mensen in de omgeving denken mee, en dat leidt soms tot verbeteringen. Prima! Het is een ‘project’  zullen we maar zeggen, dus het laatste woord is er nog niet over gesproken.