Lente 2024 ontleed

Het KNMI schrijft: “Deze lente was de warmste sinds het begin van de metingen. Met een gemiddelde temperatuur van 11,8 °C was deze lente bijna 2 graden warmer dan normaal. Het was ook zeer nat, de op één na natste lente sinds het begin van de metingen. Alleen maart was droog en mei was juist recordnat.” Tijd voor een paar bespiegelingen over de afgelopen lente in Nederland.


Fig.1    Data: KNMI

De grafiek van figuur 1 laat het verloop zien van de gemiddelde lentetemperatuur sinds 1901 in De Bilt. Waardoor de lente van 2024 de warmste werd is – zoals de meeste klimatologische vragen- niet met enkele zinnen te beantwoorden. Een tip van de sluier kunnen we oplichten door niet alleen naar de gemiddelde temperatuur te kijken maar ook naar de gemiddelde dagelijkse minimumtemperatuur en de gemiddelde dagelijkse maximumtemperatuur gedurende de lente.


Fig.2    Bron: KNMI

Figuur 2 laat zien dat met name de minimumtemperatuur (TN) in 2024 veel hoger was dan normaal. De maximumtemperatuur was weliswaar hoog maar niet opvallend vergeleken met de afgelopen jaren. Die opvallend hoge minimum temperatuur zorgde er voor dat de gemiddelde temperatuur (TG) zo hoog uitvalt. Zoals men in de grafiek kan zien vertonen de lentetemperaturen van 1901 tot eind jaren ’80 geen trend. Rond 1989 vindt er een opvallend grote sprong plaats. Die sprong heeft alles te maken met een verandering in de luchtcirculatie boven West Europa, waardoor meer zachte lucht ons land bereikt. Zie o.a. hier. Over die luchtcirculatie verderop meer.

De minimumtemperatuur gedurende een etmaal wordt meestal aan het einde van de nacht bereikt: ’s nachts is er wel sprake van uitstraling (=afkoeling) maar ontbreekt de input van zonne-energie. Die uitstraling van warmte richting de ruimte wordt gehinderd door broeikasgassen en wolken, die de uitgestraalde warmte grotendeels absorberen en meteen weer naar alle kanten uitstralen, dus ook naar beneden.


Fig.3    Data: KNMI

In de grafiek van figuur 3 is goed te zien hoe een en ander in zijn werk gaat. Het betreft de stralingssituatie gedurende 5 zomerse dagen in 2008. Ik heb de grafiek gemaakt op basis van de 10-minuten metingen van station Cabauw Mast, waar voortdurend straling wordt gemeten.

De grijze lijn is de inkomende zonnestraling die tot maximaal 750 W/m2 groot is (juli!). De oranje lijn is de LWU, warmtestraling omhoog, de blauwe lijn de warmtestraling die door broeikasgassen en wolken naar beneden gezonden wordt (LWD). Op 4 juli is de LWU maximaal 470 W/m2 (opwarmend aardoppervlak zendt veel warmtestraling uit) en de LWD ongeveer 370 W/m2. De afkoeling door langgolvige straling is het verschil tussen LWU en LWD, ongeveer 100 W/m2. Aan het verloop van de grijze lijn is te zien dat het op die dag onbewolkt is.

En kijk nu eens wat er de dagen daarop gebeurt. De grijze lijn laat zien dat er steeds meer wolken voor de zon schuiven. Op 8 juli is het zwaar bewolkt, op die dag zijn LWU en LWD ongeveer even groot, 400 W/m2. Dat laatste betekent dat vanwege het dichte wolkendek afkoeling door straling onmogelijk geworden is. Dat kennen we wel uit de praktijk: bewolkte nachten koelen nauwelijks af.


Fig.4    Data: KNMI

Die sterke bewolking is mijns inziens een belangrijke oorzaak van het feit dat de gemiddelde minimumtemperatuur van de afgelopen lentemaanden zo hoog was. Heel veel dagen met regen en alsmaar regen betekent ook heel veel dagen met veel bewolking. De broeikasgassen spelen natuurlijk in het algemeen wel een rol, maar zijn geen verklaring voor die opvallende hoge minimum temperaturen in de lente van 2024. Broeikasgasconcentraties veranderen maar langzaam en niet abrupt.


Fig.5    Data: KNMI

Een andere aanwijzing voor de relatief hoge bewolkingsgraad is het beperkt aantal zonuren dat we tijdens de lentemaanden van 2024 gemeten hebben. Die zonuren worden vooral bepaald door bewolking. Sinds 2000 is er maar 1 jaar geweest met zo weinig zonuren in de lente als 2024. Het aantal zonuren in de lente van 2024 ligt zelfs iets lager dan het gemiddelde van 497 zonuren over de gehele periode 1901-2024 (rode lijn in figuur 5).

Fig.6    Data KNMI

Figuur 6 laat heel duidelijk zien dat er met de bewolking in de lente 2024 wat bijzonders aan de hand was. De bewolkingsgraad wordt aangegeven in achtsten. De reeks van De Bilt begint in 1951.  Van de 74 lentes die sinds 1951 verstreken zijn was die van 2024 verreweg het sterkst bewolkt!

Een andere factor van betekenis is de luchtcirculatie. Hoogeveen en Hoogeveen toonden door het toepassen van lineaire regressie in 2022 aan dat de opwarming van Nederland vanaf 1961 voor 85% verklaarbaar is door een veranderende luchtcirculatie. Daarvoor maakten ze gebruik van een slim systeem waarbij voor elke dag niet alleen het brongebied van de luchtmassa werd bepaald, maar ook de door de lucht gevolgde  route naar Nederland en de duur van de tocht.

Omdat ik niet in staat ben om hun methodiek zomaar eventjes toe te passen op de afgelopen lentes heb ik (second best) gebruik gemaakt van de vectorgemiddelde windrichting in De Bilt. Vanaf 2000 ziet dat er zo uit:


Fig.7    Data: KNMI

De lente van 2024 valt onmiddellijk op: er waren bijna geen dagen met wind uit het NO en veel dagen met wind uit het ZW. Dat heeft uiteraard gevolgen gehad, niet alleen voor de temperatuur, maar ook voor de neerslag, bewolkingsgraad en aantal zonne-uren. Alles hangt met alles samen. Als we de maritieme en continentale windrichtingen uit de grafiek van figuur 7 halen is het duidelijk: de lente van 2024  heeft veel maritieme dagen en weinig continentale:


Fig.8    Data: KNMI

Tot slot: het weer van de afgelopen maanden heeft in de media gezorgd voor allerlei, soms exotische speculaties. Ik heb me in dit artikel gehouden bij wat we hebben gemeten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dit een volledige verklaring is van de opvallende weersituatie van de laatste tijd, maar het helpt denk ik de zaak duidelijk te krijgen.

Dat doet me denken aan Occam’s razor. Occam’s razor (het scheermes van Occam), ook bekend als de ‘wet van de spaarzaamheid’, is een filosofisch hulpmiddel om onwaarschijnlijke verklaringen ‘af te schaven’. Het komt erop neer dat wanneer er concurrerende verklaringen zijn voor hetzelfde fenomeen, de eenvoudigste waarschijnlijk de juiste is.