Dit is een veelgehoord statement: door de opwarming neemt het aantal tropische wervelstormen en andere natuurrampen toe in aantal en in kracht. Onzin, blijkt uit onderzoek. Het bericht kwam in de media toen in oktober 2004 Kevin Trenberth, kopstuk va het IPCC, tijdens een persconferentie wees op de toename van het aantal hevige tropische stormen door recente opwarming van de aarde. Verbazingwekkend, omdat het IPCC in haar rapporten van zowel 1995 als 2001 aangaf dat er geen sprake was van toegenomen stormactiviteit. De uitspraak ging uiteraard als een lopend vuurtje de wereld rond. En toen ook Al Gore in zijn docusoap uitgebreid de gevaren had geschetst was het ook voor de gewone man duidelijk: het ging vaker en harder stormen, en dat was een gevolg van de opwarming van de aarde.
In het vierde rapport van het IPCC, van maart 2007, kwam Trenberth en zijn staf terug op het eerder gemaakte statement: “There is no clear trend in the annual numbers of tropical cyclones.” Maar dit werd nauwelijks door de pers opgepikt, en tot op de dag van vandaag is het voor veel mensen duidelijk: de opwarming veroorzaakt meer en heftiger stormen.
Dat het niet de minsten onder ons zij die dit valse beeld verder verspreiden blijkt uit de inaugurale rede die prof. Pier Vellinga van Wageningen Universiteit, afdeling “Klimaatverandering, water en veiligheid” , hield op 16 oktober 2008. Hieronder ziet u een grafiek (Munich, Re, 2005) die de professor toen presenteerde:Vellinga zei: “Hier ziet u de meest recente schade statistiek. Er is nog steedsdiscussie over het aandeel van klimaatverandering in deze statistiek, maar dat is een kwestie van tijd.
Immers de aarde is bijna 1 graad warmer geworden.” De boodschap van Vellinga was duidelijk. De complete inaugurale rede van Vellinga kunt u hier vinden.Inderdaad, op het eerste gezicht is er geen speld tussen te krijgen: de schade in de USA is disproportioneel toegenomen in de tijd.
Pielke heeft in “Workshop on Climate Change and Disaster Losses” in mei 2006 aandacht aan de materie besteed. Nevenstaande figuur 1 geeft vanaf 1900 een dramatisch beeld van de schade door tropische wervelstormen in de USA.
De figuren 2 en 3 hebben betrekking op zogenaamde flood damage, dat ontstaat door wervelstormen. Houd je rekening met de inflatie dan komt de grafiek er uit te zien (fig.2)!Zet je de schade af tegen de gestegen welvaart (fig.3) dan is er zelfs sprake van een dalende trend.Tenslotte laat figuur 4 zien wat er van de trend uit figuur 1 overblijft als je rekening houdt met zowel de inflatie als met de gestegen prijzen van onroerend goed in de USA!Link naar hetrapport “Workshop on Climate Change and Disaster Losses”
Prof. Vellinga is niet de enige die rampendata verkeerd interpreteert. Op 23 februari 2009 meldt de New York Times dat Al Gore een omstreden dia uit zijn lezing “An Inconvenient Truth” haalt.Het is een grafiek die is gebaseerd op dat van de EM-DAT, de International Disaster Database van de CRED, Center for Research on the Epidemiology of Disasters van de Katholieke Universiteit Leuven.Al Gore gebruikte de figuur om aan te tonen dat klimaatveranderingen als gevolg van menselijke activiteiten leiden tot meer en grotere rampen.
Pielke wees er ook op dat het CRED in haar rapporten benadrukt had dat een veelheid aan factoren die niets met klimaatverandering te maken hebben, ten grondslag liggen aan de grote stijging van de gerapporteerde rampen.Al Gore werd op de vingers getikt door Roger A. Pielke van de University of Colorado. Bovenstaande figuur is de genormaliseerde grafiek van figuur 1 erboven, rekening houdend met inflatie en prijsstijgingen van onroerend goed. De grafiek spreekt voor zich.
Het CRED bevestigt dit: “Indeed, justifying the upward trend in hydro-meteorological disaster occurrence and impacts essentially through climate change would be misleading. Climate change is probably an actor in this increase but not the major one — even if its impact on the figures will likely become more evident in the future.”
De betreffende figuur is hieronder afgebeeld:
Het NOOA , een gouvernementele organisatie in de USA, houdt onder andere data bij van tornado’s en hurricanes in de USA .In de figuur hiernaast is te zien dat er geen sprake is van een toename van het aantal zware tornado’s. Integendeel: er is zelfs sprake van een lichte afname sinds de jaren ’70.
In de tweede figuur hiernaast is het aantal zware hurricanes oftewel tropische wervelstormen in de USA sinds 1944 weergegeven (Landsea c.s. 2001).Er is ontegenzeggelijk een trend waar te nemen: in de jaren ’40 en ’50 was het aantal zware hurricanes groter dan gemiddeld in deze periode. Daarna volgt in de jaren ’70 en ’80 een periode met relatief minder zware stormen, en in de jaren ’90 neemt het aantal zware stormen weer toe.Op geen enkele wijze is er een verband te zien tussen deze trend en de stijging van het CO2-gehalte in dezelfde periode.
In de derde grafiek is de maximum windsnelheid weergeven zoals die gemeten is in hurricanes in de USA sinds 1950 (Robinson c.s. 2008 ).Ook hier is er geen enkele alarmerende tendens waarneembaar.
In het voorjaar van 2009 stuurde Oxfam een persbericht uit waarin gewezen werd op de sterke toename van het aantal slachtoffers van natuurrampen die gerelateerd waren met het klimaat. De cijfers zien er heel indrukwekkend uit, en op het eerste gezicht zou je werkelijk denken dat dit alles waar was. De zwarte lijn betreft het aantal slachtoffers per kwartaaal, de groene lijn het aantal slachtoffers per jaar, en de paarse lijn is de gladgestreken groene lijn.
Wat is er mis met de grafiek? In de eerste plaats zijn de cijfers waar Oxfam zich op baseert afkomstig van het CRED, het Centre of Research on the Epidemiology of Disasters, die domicilie houden aan de universiteit van Leuven. De database die dit instituut hanteert is de EM-DAT databank, die wordt gevoed vanuit allerlei afdelingen van de VN. Die cijfers zijn dan vaak weer afkomstig van opgaven uit de getroffen landen zelf. Sommige van die cijfers zijn zo akelig nauwkeurig dat dat verbazing wekt, zeker als men bedenkt dat “slachtoffer” een vaag begrip is.
In het NRC van 25-4-2009 neemt Karel Knip de gegevens eens kritisch onder de loep, en stelt vast dat het verloop van de grafiek vooral bepaald wordt door 2 dingen: het gebrek aan slachtoffers in de jaren ’80, en 2 grote pieken in 1999 en 2003. Bij nadere beschouwing gaa het daarbij vrijwel uitsluitend om slachtoffers in China en India, als gevolg van overstromingen en droogte. Afgezien van de vraag hoe betrouwbaar de cijfers uit beide landen zijn, is te stellen dat zonder China en India de grafiek akelig recht zou lopen. Gezien de bevolkingsgroei betekent dat dat het aantal slachtoffers dan eigenlijk relatief zou zijn afgenomen.
Knip eindigt met de volgende constatering: “Als de gebeurtenissen in China en India kunnen worden afgeboekt als normale grilligheden van het klimaat die in overbevolkte gebieden buitensporig veel slachtoffers maken, dan kun je ook concluderen dat Oxfam geen spoor van een klimaatcrisis heeft gevonden.”
Ryan Maue van Florida State University bestudeert als meteoroloog tropische wervelstormen (hurricanes). Maue is co-auteur van het rapport Global Tropical Cyclone Activity (2009). Opvallendste wapenfeit: de jaren 2007 en 2008 waren op het noordelijk halfrond de rustigste jaren van de afgelopen 30 jaar. Maar ook mondiaal bezien is het de laatste jaren rustig op het stormfront.
Maue maakt gebruik van een meetsysteem genaamd Accumulated Cyclone Energy (ACE), een cijfer dat een combinatie vormt van stormduur en windsnelheid. In bovenstaande grafiek is het ACE sinds 1979 tot oktober 2009 weergeven als 12-maandelijks voortschrijdend gemiddelde. In onderstaande tabel is te zien dat ook 2009 een diepterecord lijkt te gaan neerzetten.
Het onderzoek van Maue c.s. toont weer eens aan dat de redenering warmere oceanen als gevolg van mondiale opwarming veroorzaken meer en zwaardere stormen te simpel is en niet opgaat.
In uitgave nr. 10 van het Open Acces Journal “Natural Hazards and Earth System Sciences” van de European Geosciences Union publiceerde J.L.Barredo de resultaten van zijn onderzoek naar stormschade in 29 Europese landen tussen 1970 en 2008 ( Barredo, J. L.: No upward trend in normalised windstorm losses in Europe: 1970–2008, 2010, Nat. Hazards Earth Syst. Sci., 10, 97-104 ) .
De hoofdvraag is hoe hoog de economische verliezen van stormschade in genoemde periode zouden zijn als de stormen zich voor hadden gedaan onder de maatschappelijke omstandigheden van 2008. Barredo verzamelde gegevens van verzekeraars, historische rapporten, peer-reviewed artikelen en andere bronnen. De verzamelde gegevens werden gehomogeniseerd op basis van bevolkingskenmerken, welvaart, nationale inflatie en prijsverschillen tussen landen met als referentiejaar 2008. Het resultaat ziet u hieronder:
De grafiek is duidelijk: de vaak gehoorde bewering dat door het versterkte broeikaseffect ook in Europa stormen zwaarder en frequenter zullen worden, is in de bestudeerde periode op geen enkele wijze terug te vinden. Sterker: de trendlijn ligt netjes horizontaal.
Conclusie van Barredo: “To conclude, despite the changes on European storminess the evidence for an anthropogenic contribution to storm trends remains uncertain (Hegerl et al., 2007) and there is no evidence of an impact of anthropogenic climate change on the normalised windstorm losses.”.
De nieuwste voorspellingen over het voorkomen van en de intensiteit van tropische wervelstormen (Hurricanes, Tyfoons) zijn te vinden in een publicatie van Knutson ( Thomas Knutson, Tropical cyclones and climate change, 21-2-2010, Nature Geoscience 3, 157 – 163 ). Voorspellingen hierover op basis van theorieën en dynamische modellen geven aan dat in het jaar 2100 vanwege de voorspelde opwarming door het IPCC deze eeuw de intensiteit van deze stormen met 2- 11 % zal zijn toegenomen. Daar staat tegenover dat diezelfde modellen een afname van het voorkomen van tropische stormen in 2100 voorspellen van 6-34%.
Zoals reeds gezegd houdt Florida State University de data van alle tropische wervelstormen op aarde bij. Ryan Maue van deze universiteit zegt in een reactie dat van een verandering in voorkomen en intensiteit tot nu toe geen sprake is. Zie de grafiek hieronder. Het betreft de zogenaamde ACE (Accumulated Cyclone Energy) , een maat voor de totale stormenergie per jaar.
Duidelijk is te zien dat na een optimum in de jaren ’90 van de vorige eeuw de totale stormenergie is afgenomen tot het laagste niveau sinds 1980.
Maue schrijft over de berekening van ACE:
“Accumulated Cyclone Energy or ACE: is easily calculated from best-track hurricane datasets, with the one-minute maximum sustained wind squared and summed during the tropical lifecycle of a tropical storm or hurricane. ”
Op de wat langere termijn (vanaf 1950) is er geen enkele sprake van een trend:
Windsnelheid neemt af
Een groep onderzoekers van de universiteit van Versailles onder leiding van Robert Vautard concludeert dat tussen 1979 en 2008 de gemiddelde windsnelheid op het noordelijk halfrond met 5 tot 15 % afgenomen is. Dat is de belangrijkste conclusie uit de analyse van een lange reeks windmetingen bij 822 weerstations in Europa, Azië en Noord-Amerika. In bijna 75% van die weerstations daalde in de genoemde periode de windsnelheid. De resultaten van het onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in Nature.
Er waren al langer vermoedens dat de windsnelheid op veel plaatsen aan het afnemen is. De Franse onderzoekers hebben nu statistisch vastgesteld dat dit werkelijkheid is. En de geconstateerde afname tot 15% is erg fors. Over de oorzaken van dit fenomeen zijn de Fransen voorlopig nog wat voorzichtig. Toch denken ze dat die afname verklaard kan worden uit een tweetal factoren .
In de eerste plaats is het totaal oppervlak van bos op het noordelijk halfrond flink toegenomen. In China en Europa groeide het bos zelf met 1,5% per jaar. Door bosaanplant wordt de wrijving die de wind aan het aardoppervlak ondervindt groter, waardoor de snelheid afneemt. Dit zou voor 20 tot 60% de afname verklaren.
Een tweede verklaring is een verandering in luchtdruk, waardoor het luchtcirculatiesysteem wordt beïnvloed. Dit zou voor 10 tot 50% verantwoordelijk zijn voor de afnemende windsnelheden.
Met name deze laatste factor is wel pikant, omdat door klimaatalarmisten vaak de suggestie is gewekt dat vanwege de opwarming van de aarde de windsnelheden zouden oplopen en onze planeet in toenemende mate geteisterd zou worden door hevige stormen. Enkele jaren geleden deed Trenberth , kopstuk van het IPCC, nog een dergelijke suggestie tijdens een persbijeenkomst. In het hoofdstuk “Dogma’s” hebben we in de paragraaf “Meer natuurrampen” al aangetoond dat recente studies wijzen op een afname van de stormenergie in plaats van toename op het noordelijk halfrond. De afname van de gemiddelde windsnelheid past goed in het beeld dat die studies al opriepen.
Op bovenstaande grafieken van windsnelheidanomalieën (afwijkingen) is goed te zien dat de windsnelheid aan het aardoppervlak (zwarte lijn) in alle vier de regio’s Europa, Centraal Azië Oost Azie en Noord Amerika sinds 1979 flink afgenomen is. Voor de windmolensector is dit geen goed nieuws. Weliswaar betreft het hier de windsnelheden op 10m hoogte, maar met name de factor veranderend luchtcirculatiepatroon kan ook op windmolenhoogte effecten hebben. Als de trend van windsnelheidsafname doorzet zouden de verwachte opbrengsten van deze schone energiebron wel eens fors kunnen gaan teruglopen. En ze draaien nu al grotendeels op subsidie in plaats van windenergie.
Droge zomer 2012 USA
Dat is wat klimaatalarmisten de ‘gewone man’ graag willen laten geloven. Dat idee is gevoed door het derde rapport van het IPCC en gebaseerd op klimaatmodellen. Op basis van de gebruikte modellen werd een toename van extremen gebeurtenissen in het weer voorspeld, als gevolg van stijgende temperaturen. Ik heb hier al vaker laten zien dat die voorspelling tot op heden niet bevestigd wordt door waarnemingen.
Met name als het hier of daar de weersomstandigheden ‘records’ breken is het weer tijd voor sommigen om het dogma van het extremer wordende weer uit de kast te halen en op te poetsen. Nu zijn er in het weer een schier oneindig aantal records om te breken, zodat er altijd wel ergens een sneuvelt. De aarde is immers zeer groot en het weer zeer dynamisch.
De zomer van 2012 was het opmerkelijk droog in de Midwest van de USA. Er werd al rap gesproken van een ongekende droogte en een link met de vermeende antropogene opwarming werd snel gelegd. De vraag is natuurlijk of het inderdaad een zeer uitzonderlijke en ongekende situatie betrof. Daar heeft Christy vorige week enkele interessante dingen over gezegd. Dr. John R.Christy, professor aan de University of Alabama Huntsville is op 20 september j.l. gehoord door de Energy and Power Subcommittee van het Congres. Het verslag daarvan kunt u hier vinden.
In bovenstaande grafieken is de droogte in de Midwest weergegeven voor de periode van januari 1900 t/m juli 2012. Zoals te zien is is er wel sprake van meer dan gemiddelde droogte in de Midwest, maar van extreme omstandigheden is geen sprake. Duidelijk is ook te zien dat in de eerste helft van de periode grote droogte veel vaker voorkwam dan in de tweede helft. Bekijkt men dat voor de gehele USA dan is dit beeld hetzelfde:
Interessant is ook om te kijken naar records op het gebied van dagelijkse maximum en minimum temperaturen. Meehl et al (2009) hebben gepubliceerd over de records in dagelijkse maximum en minimum temperaturen in de USA. De studie, Relative increase of record high maximum temperatures compared, liet een onmiskenbare toename van de records van de dagelijkse maximum temperatuur zien ten opzichte van records in de dagelijkse minimum temperatuur.
Meehl et al : “The current observed value of the ratio of daily record high maximum temperatures to record low minimum temperatures averaged across the U.S. is about two to one. … Following an A1B emission scenario for the 21st century, the U.S. ratio of record high maximum to record low minimum temperatures is projected to continue to increase, with ratios of about 20 to 1 by mid-century, and roughly 50 to 1 by the end of the century. ”. A1B emission scenario slaat op de CO2-emissies door de mens en is terug te vinden in het vierde rapport van het IPCC.
De ratio record max. temp/min. temp gaat inderdaad vanaf eind jaren ’60 van de vorige eeuw omhoog. Zoals te zien is hebben Meehl et al hun studie gebaseerd op gegevens vanaf 1950. Interessant is wat Christy laat zien over een wat langere periode, namelijk 1895 – 2012. Hij gebruikt daarvoor 970 meetstations die een continue meetreeks van tenminste 80 jaar hebben (NOAA/NCDC/USHCNv2). Zoals te zien is is het aantal records van maximum temperaturen vanaf de er uit springende jaren ’30 van de vorige eeuw flink afgenomen en zijn al meer dan een halve eeuw tamelijk constant.
Op onderstaande grafiek is van dezelfde 970 langjarige meetreeksen de records van de dagelijkse minimum temperatuur te zien. Er was een piek aan records te zien aan het begin van de vorige eeuw, en een lichte daling vanaf begin jaren ’80.
Voor de 704 USHCNv2 meetstations die een meetreeks van meer dan 100 jaar hebben heeft Christy de ratio record max.temp/min.temp in een grafiek weergegeven:
Vergelijk deze grafiek eens met die van Meehl et al. Het is duidelijk: als men een langere periode van waarnemingen aanhoudt wordt het beeld volledig anders. Christy zegt terecht: “…the claim of rapidly increasing ratios would not hold”. Ik ben met Christy van mening dat het beter is af te gaan op meetgegevens dan op de uitkomsten van modellen.
Gaan we even terug naar de “extreme” droogte van de zomer 2012 zoals die geclaimed wordt door klimaatalarmisten. Piechota et al ( 2004 , The Western U.S. Drought: How Bad Is It? ) reconstrueerden de droogte in het Upper Colorado River Basin (UCRB) vanaf 1500. Het resultaat is hieronder te zien. De grijze balken geven perioden weer met meer dan gemiddelde droogte. De lijn is het voortschrijdend gemiddelde van de zogenaamde Palmer Hydrological Drought Index (PHDI), een droogte-index gebaseerd op neerslag en temperatuur. Negatieve waarden zijn perioden met grote droogte. De 20e eeuw komt naar voren als een relatief natte periode. Zo wisselt het beeld dat men van droogte krijgt door te wisselen van tijdschaal. Mijns inziens wordt dat de afgelopen jaren veel te weinig gedaan.