Het krantenartikeltje in het vorige bericht over de extreem hoge temperatuur in Maastricht op 16 januari 1947 ( 17,2 °C) heeft nogal wat reacties opgeroepen. Ook de bijstelling van die temperatuur 70 jaar na dato tot 16,5 °C was voor velen een verrassing. Daarom neem ik 1947 nog even onder de loep.
Bronnen: Meteolink en Wikipedia
Die zeer warme dagen in januari 1947 zaten ingeklemd tussen twee koudegolven. Die tweede, die direct na de warmste januaritemperatuur ooit gemeten in ons land begon, bracht ijzige kou met oostenwind dat vanwege een blokkerend hogedrukgebied boven Scandinavië vanuit Rusland onze kant werd opgeblazen. Dat zorgde er voor dat het ijs in korte tijd zo dik werd dat op 8 februari 1947 de Elfstedentocht geschaatst kon worden, amper drie weken na die warmste januaridag ooit. Een tocht met veel diskwalificaties vanwege hulp van fietsers, motorrijders en auto’s.
Die barre winter met die merkwaardige recordwarme januaridag werd gevolgd door wat wel de warmste zomer werd tot nu toe. Als we naar de tropische dagen kijken, dan werd een record gevestigd. Een tropische dag is een etmaal met een maximum temperatuur (Tx) in De Bilt van ≥ 30 °C.
In de grafiek is te zien dat 1947 een van de jaren was met veel tropische dagen, maar liefst 18. De hoogste temperaturen zijn echter te vinden in 2019, waarin twee tropische dagen warmer waren dan de warmste van 1947.
In 2016 heeft het KNMI gemeend de gemeten temperaturen van de 5 hoofdstations tussen 1901 en 1950 (waaronder De Bilt) te moeten corrigeren. Dat heet homogeniseren. Over die homogenisaties, met name die van De Bilt, is de afgelopen tijd veel te doen geweest. Samen met 3 andere mensen heb ik afgelopen jaar een rapport daarover geschreven dat hier te downloaden is.
Het gevolg van die homogenisatie is dat er in De Bilt een hele hoop ‘oude’ tropische dagen als sneeuw voor de zon verdwenen door de correctie die het KNMI had toegepast:
Duidelijk is de kaalslag te zien: alle tropische dagen werden in temperatuur naar beneden gebracht, met maximaal 1,9 °C. Het gevolg was dat een aantal gemeten tropische dagen na homogenisatie onder de 30 °C zakte en geen tropische dagen meer was. Dat had dramatische effecten voor het aantal tropische dagen per jaar tussen 1901 en 1950:het aantal tropische dagen in 1947 zakte van 18 naar slechts 8 stuks. De tropische dagen vanaf 1951 bleven buiten schot:
De periode waarin de meetgegevens zijn gehomogeniseerd heb ik lichtgrijs gearceerd. Duidelijk is te zien wat die homogenisatie met het aantal ‘oude’ tropische dagen heeft gedaan.
Waarom wordt er eigenlijk gehomogeniseerd? Dat gebeurt vaak als duidelijk is dat er vanwege een instrument- of hutwisseling of verplaatsing van de meetapparatuur een sprong in de meetreeks is ontstaan. In 1950 en 1951 was in De Bilt inderdaad van meethut gewisseld en van meetlocatie. En er was een duidelijke sprong te zien in de meetreeks. Dus ging het KNMI de oude data ‘corrigeren’.
Wat ze wellicht over het hoofd hebben gezien is dat die temperatuursprong niet alleen in De Bilt maar in vrijwel alle meetstations in ons land te zien was rond 1950. Zelfs in grote delen van Duitsland was die waar te nemen. Dan mag je er van uit gaan dat die sprong van klimatologische oorsprong is.
Bron: Rapport “Het raadsel van de verdwenen hittegolven”
Van 3 Nederlandse en 3 Duitse representatieve stations in de omgeving werd een ensemble samengesteld van de Tx-zomer en vergeleken met de Tx-zomer van De Bilt (tabel hier boven). Omdat de signalen nogal heen en weer schieten zijn de reeksen gesmoothed. Het betreft anomalieën, dus verschillen in °C ten opzichte van een referentieperiode. Zo ziet het er uit:
Bron: Rapport “Het raadsel van de verdwenen hittegolven”
Duidelijk is de neerwaartse sprong in de grafiek te zien rond 1950, zowel in De Bilt als bij het ensemble van 6 stations. Er is dus duidelijk sprake van een klimatologische sprong want hij komt in een groter gebied voor. De sprong is bij De Bilt een klein beetje groter dan die van het ensemble, dat verschil zou je kunnen interpreteren als het gevolg van hutwisseling en/of verplaatsing. Of dat zeer kleine verschil de homogenisatie van de meetgegevens rechtvaardigt is een goede vraag.
Nu is het noodzakelijk dat bij hutwisseling of verplaatsing gedurende een aantal jaren zogenaamde parallelmetingen gedaan worden. Dus twee meetlocaties in elkaars buurt. Door omstandigheden is dat bij de verplaatsing van de meethut in 1951 in De Bilt niet gebeurd. Men heeft toen in plaats daarvan de meetgegevens van het station Groningen/Eelde genomen, zo’n 150 km ten NO van De Bilt gelegen. Gebruik werd gemaakt van een ingewikkelde statistische methode die PMM heet.
We hebben in ons rapport aangetoond dat die methode ongeschikt is om met als referentiestation Groningen/Eelde de meetgegevens van De Bilt te corrigeren. Dat wordt overigens bestreden door een aantal klimatologen en weerkundigen. We hebben echter laten zien dat de resultaten heel sterk afhangen van de keuze van het referentiestation. Beek geeft hele andere resultaten dan Eelde, bijvoorbeeld. Maar bijvoorbeeld ook de lengte van de parallelle metingen speelt een grote rol. Die factoren zijn we momenteel aan het uitwerken.
Om u te laten zien dat de homogenisatie van De Bilt door het KNMI met het referentiestation Eelde tot rare resultaten leidt, de volgende tabel:
Bron: Rapport “Het raadsel van de verdwenen hittegolven”
In de periode 1951-2019 is er niet gehomogeniseerd. In deze periode blijven voor beide stations het aantal gemeten tropische dagen dus staan. Voor De Bilt zijn dat er 223, voor Eelde 218. Die cijfers ontlopen elkaar nauwelijks. De Bilt is iets warmer, wat logisch lijkt gezien de geografische ligging.
Voor de gegevens t/m 1950 is de situatie totaal anders. Het aantal tropische dagen in Eelde zakt door homogenisatie van 140 naar 104 dagen, maar die van De Bilt zakt van 160 tot maar liefst 73! Daar is wel wat over te zeggen: het verschil van de niet gehomogeniseerde tropische dagen in deze periode tussen De Bilt en Eelde is iets groter dan in de periode 1951-2019, namelijk 20 in plaats van 5. Dat lijkt het gevolg van het feit dat de meetperiode in Eelde (toen nog Groningen) in maart 1906 begint en die van De Bilt in januari 1901. Ik heb het even nagekeken, dat scheelt maximaal 13 tropische dagen die Eelde als gevolg van de iets kortere reeks ‘misloopt’. Als dat niet het geval zou zijn dan zou Eelde ongeveer 153 tropische dagen geteld hebben t/m 1950, dicht bij die 160 van De Bilt.
De crux van de tabel zit hem echter in de gekleurde cellen. Gezien het feit dat het aantal niet gehomogeniseerde tropische dagen in De Bilt en Eelde vrijwel gelijk lopen, zou te verwachten zijn dat met het oog op die 104 dagen in Eelde, we in het oranje vak De Bilt minstens 110 tropische dagen zou overhouden na een ‘normale’ homogenisatie. Het zijn er echter maar 73. In de periode 1901-1950 telt Eelde nu dank zij de homogenisatie ruim 42% méér tropische dagen dan De Bilt. Gezond verstand zegt me dat dat absurd en ongeloofwaardig is. Een duidelijker voorbeeld dat de homogenisatie van De Bilt met behulp van de PMM methode en het referentiestation Eelde helemaal niet deugt is niet te vinden.
U zult daar ongetwijfeld meer over gaan horen.