De wind in Nederland: inleiding

Vanaf 1904 wordt dagelijks de vectorgemiddelde windrichting genoteerd in De Bilt. Dat gebeurt in graden (360 =N, 45=NE, 90=E, 135=SE, 180=S, 225=SW, 270=W, 315=NW). Die gemiddelde windrichting per etmaal kun je downloaden op een van de pagina’s van het KNMI en ziet er dan zo uit:

Bron: KNMI

Door de verdeling te hanteren zoals hierboven beschreven wordt de windroos opgedeeld in 8 sectoren van 45°. Het gebruiken van deze windsectoren heeft zijn beperkingen. Een daarvan is de ‘harde’  overgang van de ene windrichting naar de volgende. Een ander probleem is dat de in De Bilt gemeten windrichting niet perse wijst naar het brongebied van de luchtmassa die binnenkomt.

De windrichting wordt bepaald door de ruimtelijke verdeling van hoge- en lagedrukgebieden in de omgeving. Op onderstaande weerkaartjes zijn twee situaties weergegeven, in beide meten we in ons land westenwind aan het aardoppervlak. Op het eerste kaartje wordt de windrichting gestuurd door de een hogedrukgebied boven de Golf van Biskaje en ligt het brongebied van de binnenstromende lucht in de buurt van de Azoren. De Grosswetterlage heet WA, West Anticylonaal. Op het tweede kaartje ligt het brongebied nabij IJsland vanwege het sturende lagedrukgebied voor de kust van Noorwegen.

Bron: PIK Report

Dat probleem is te ondervangen door niet de overheersende windrichting te gebruiken maar de Grosswetterlagen. Ik heb over GWL in het verleden al vaker berichten geschreven. Mooi zou zijn als  het KNMI – zoals in Duitsland – een Grosswetterlagen databank bijhield. Die is er blijkbaar wel maar niet openbaar. KNMI wetenschapper Van Oldenborgh schreef in 2003:  “Locally measured wind direction gives the same results as geostrophic wind direction from pressure stations, so that systematic errors are not likely to be large.” Ik denk dat kennis over de brongebieden van binnenstromende lucht de nauwkeurigheid zou bevorderen. Maar we zullen het moeten doen met de vectorgemiddelde windrichting.

Ik heb de windrichtingen per etmaal in De Bilt vanaf 1904 t/m 2018 gedownload en geschikt gemaakt voor het maken van grafieken. In de volgende grafiek is het aantal dagen per jaar weergegeven dat elke windrichting in De Bilt voorkwam.

Die signalen schommelen nogal sterk, gevolg van het feit dat het aantal dagen dat de wind uit een bepaalde hoek waait van jaar tot jaar sterk kan verschillen. Het gevolg van die volatiliteit is dat je moeilijk kunt zien of er sprake is van een trend. Daarom heb ik de gegevens gladgetrokken met een LOESS-filter. Ik kreeg met een span van 0.3 een bruikbaar resultaat, dat ik om heb gezet in het percentuele voorkomen per jaar van elke windrichting. Wat opvalt is dat van de 8 windrichtingen de meeste geen duidelijke trend laten zien. Alleen de zuidwestenwind (SW) neemt in de bekeken periode van 115 jaar alsmaar toe.


Uit de grafiek van het aantal dagen per jaar per windrichting heb ik in onderstaande grafiek de SW wind geïsoleerd en een lineaire trendlijn toegevoegd. Daaruit blijkt dat in de gemeten periode 1904-2018 de zuidwestenwind steeg van 76 dagen per jaar naar 95 dagen per jaar, een toename met bijna 27%.  Dat is veel en heeft ongetwijfeld consequenties gehad voor de temperatuurontwikkeling in ons land. Zuidwestenwind betekent namelijk voor alle seizoenen dat er relatief zachte lucht ons land binnenkomt, opwarming dus.


Nu weten we dat Nederland sinds het begin van de vorige eeuw warmer geworden is, ik heb hier al vaker over dat onderwerp geschreven. De Tg (gemiddelde etmaaltemperatuur) in De Bilt is tussen 1901 en 2018 met ongeveer 1,7 °C gestegen. De langdurige blootstelling aan het ‘CO2 bombardement’ in de media zorgt er voor dat veel mensen bij die temperatuurstijging onmiddellijk aan CO2 denken. Het versterkte broeikaseffect kan hier natuurlijk een rol spelen, maar de invloed van de toegenomen dominantie van zuidwesterwind is in ons land zeker een factor van belang. Om het aanschouwelijk te maken heb ik de Tg in de gesmoothed windgrafiek getekend:


De opwarming van De Bilt lijkt zo vooral een kwestie van de toegenomen SW wind.  Maar dat is te kort door de bocht, want behalve de windrichting en de al genoemde mogelijke invloed van het versterkt broeikaseffect spelen nog meer factoren hier een rol, zoals de sterke toename van de hoeveelheid invallende zonnestraling (brightening), het Urban Heat Island Effect en het opwarmen van de Noordzee. Over al die onderwerpen is hier al vaker wat geschreven.

Zuidwestenwind mag dan in alle jaargetijden een opwarmend effect hebben, dat geldt uiteraard niet voor alle windrichtingen. Sommige hebben een afkoelend effect, zoals noordenwind. En soms hangt het effect  sterk af van het seizoen, denk aan oostenwind in de winter en in de zomer. Het is daarom van belang om rekening te houden met de seizoenen, of beter nog, per maand te bekijken wat de wind gedaan heeft vanaf 1904. Op maandbasis kunnen dan grote fluctuaties voorkomen die op jaarbasis bezien gladgestreken worden omdat ze elkaar opheffen.  Over die maandgegevens van de wind graag een volgende keer.