April 2020 zonnigste sinds 1901?

Bron: KNMI

Bovenstaand bericht van het KNMI vertelt ons dat de afgelopen aprilmaand 2020 de zonnigste was sinds het begin van de metingen in 1901. Ik ga maar even voorbij aan het woordje ‘ooit’ in de titel, want daarvan kan men ook zonder meetgegevens rustig stellen dat dat onzin is. Over het land scheen gemiddeld 285 uren de zon. Het oude record was van april 2007 met 280 zonuren. ‘Over het land’ betekent het gemiddelde van alle metingen in het land. De verschillen tussen de stations waren beperkt, met een maximum van 287 uren op station Wilhelminadorp en 262 op Schiphol.

Maar nu is er iets raars, want ik lees dat april 2020 de zonnigste was sinds het begin van de metingen in 1901. Op Schiphol is men pas in 1963 begonnen met zonurenmetingen, en in Wilhelminadorp pas in 1991. Dus vanaf 1901 ontbreken in Wilhelminadorp 90 meetjaren. Die metingen begonnen in 1901 op station De Bilt en nergens anders. Dat lijkt me een goed startpunt voor een klein onderzoekje, dus ik heb van alle aprilmaanden van 1901 t/m 2020 in De Bilt het aantal zonuren per maand berekend en in een grafiek gezet:

Data: KNMI

Het aantal zonuren in april 2020 was 281,5 en in 2007 was dat 284,2. Dus in De Bilt is 2007 de nummer één. Niet dat dat veel uitmaakt, maar men is de laatste jaren nu eenmaal dol op records.

Ik weet dat de reeks in De Bilt in 1901 begint en dat dat destijds het enige station was waar zonuren gemeten werden. Dus ik was nieuwsgierig naar de begindatum van de andere stations. Die meta dat zijn gewoon te vinden op de site van het KNMI en van de ClimateExplorer van het KNMI. Dit is het lijstje:

Data: ClimateExplorer

In een grafiek ziet dat er zo uit:

Data: ClimateExplorer

Te zien is dat de eerste jaren slechts 1 station actief was, De Bilt. Daarna, tot 1951, waren slechts 5 stations actief . Dat zijn behalve De Bilt ook Eelde (1906), Maastricht (1906), Vlissingen (1907) en De Kooy (1908). Van deze 5 stations, de hoofdstations van het KNMI meetnet die gedurende een halve eeuw het zonuren-meetnet vormden, heb ik de gemiddelde hoeveelheid zonuren in april berekend vanaf 1901. Dat ziet er zo uit:

Data: KNMI

Voor de 5 hoofdstations is in april 2020 het aantal zonuren 287,1 en in 2007 280,3. Dus als ik de 5 hoofdstations bekijk is april 2020 kampioen zonuren, maar het zijn nog steeds niet de getallen in het persbericht van het KNMI. Hoe kan dat nu?

Ik denk dat het KNMI ‘over het land’ hier opgevat heeft als het gemiddelde van alle stations die in 2020 actief zijn, dat zijn 31 stations. De gebruikte voorbeelden Wilhelminadorp en Schiphol wijzen daarop. Maar dat is wel raar, want op 20 van die 31 stations starten de metingen pas in 1991 of later. Je kunt dit vergelijken met een schoolklas die aan het begin van het schooljaar slechts 1 leerling telde. Die leerling was toen 163 cm lang. In de loop van het jaar komen er steeds meer leerlingen in die klas te zitten. Aan het eind van het jaar telt de klas 31 leerlingen. Men meet nu de lichaamslengte van alle leerlingen en berekent het gemiddelde: 173 cm. Mag ik nu stellen dat de leerlingen van de klas in dit jaar gemiddeld 10 cm gegroeid zijn? Natuurlijk niet, want de populatie is voortdurend gewijzigd.

Iets vergelijkbaars gebeurde er met de meetstations, want gedurende de periode vanaf 1901 nam het aantal stations sterk toe (en aan het eind weer wat af). Je kunt van die 20 stations die er sinds 1991 bij zijn gekomen niet nagaan wat er in de periode vóór 1991 met het aantal zonuren in april aan de hand was. Die gegevens ontbreken domweg. Stel dat in april 1942, een zeer zonnige aprilmaand in De Bilt, in die 20 stations het aantal zonuren een stuk groter is geweest dan in De Bilt, dan zou april 1942 zomaar de zonnigste april sinds het begin van de metingen kunnen zijn geworden. Maar dat zul je nooit weten, die data zijn er niet.

Hoe moet het KNMI dit dan wel doen? Elke keer dat je de periode anders omschrijft krijg je andere getallen. Als men prijs stelt op de kwalificatie ‘sinds het begin van de metingen in 1901’ dan mag mijns inziens alleen De Bilt bekeken worden. Men kan ook de kwalificatie ‘sinds 1908’ toepassen, dan kan men de data van de 5 hoofdstations gebruiken. Dan heeft men in elk geval 2020 als recordjaar te pakken. Of ‘sinds 1991’ , maar een record over zo’n korte periode maakt weinig indruk denk ik.