Fig.1 Bron: Volkskrant
Enkele dagen geleden verscheen in de Volkskrant van de hand van Maarten Keulemans een alarmistisch artikel over het klimaat. De kop boven het artikel belooft: “Snikhete zomers, verschuivende regenzones, veranderende seizoenen: steeds vreemder en heftiger reageert Europa op het veranderende klimaat, zo blijkt uit het nieuwe jaarrapport van het Europese klimaatcentrum C3S. De belangrijkste veranderingen, in zeven kaarten en grafieken.” De paragraafjes:
1 Europa: kampioen opwarming
2 We hadden een onaangenaam hete zomer
3 Broeikasgassen blijven maar toenemen
4 Regent het steeds minder?
5 Bosbranden: een steeds hardnekkiger probleem
6 Help, de rivieren vallen droog
7 Intussen, op Groenland …
Wat direct opvalt als je het verhaal leest is dat de titel weliswaar belooft dat het over ‘het nieuwe klimaat’ gaat, maar dat een groot deel van de tekst en grafiekjes vooral betrekking heeft op slechts één jaar, namelijk 2022. Wat dat betreft is het Volkskrantartikel een nette afspiegeling van het C3S-rapport. Dat rapport heet immers ‘European State of the Climate 2022’ en gaat vooral over 2022.
Het artikel gaat dus niet over het klimaat maar vooral over het weer in 2022. Weinig is zo onvoorspelbaar als het weer, dat bewijzen de eerste maanden van 2023 wel. Daarom gebruiken klimatologen een periode van 30 jaren om het klimaat te duiden. Weergrafieken van het in Europa warme en droge jaar 2022 gebruiken om ‘aan te tonen’ dat er sprake is van klimaatverandering, zoals het artikel probeert, is natuurlijk flauwekul.
Fig.2 Bron: GISS NASA
Europa ‘kampioen opwarming’ noemen (par.1) is onzin. Er zijn gebieden -met name langs de randen van de Noordelijke IJszee- die het afgelopen decennium een grotere opwarming laten zien dan Europa, zoals het kaartje van figuur 2 toont. Het kaartje geeft het verschil weer tussen de gemiddelde temperatuur in de periode 2013-2022 vergeleken met de klimatologische periode 1991-2020. Elke gridcell heeft een straal van 250 km rond een meetstation. GISS/NASA spreekt van ‘Smoothing radius’: “Distance over which a station influences regional temperature.”
Grijs betekent dat er geen thermometerdata zijn. Dat is het geval in een groot deel van de poolgebieden (incl. Groenland) en een deel van Centraal-Afrika. Die incomplete ruimtelijke dekking is interessant omdat de Volkskrant (par. 7) een kaartje van de september 2022 temperatuuranomalie van Groenland gebruikt uit het C3S-rapport:
Fig.3 Bron: C3S rapport 2022
De krant zet in vette letters boven dit kaartje “Hittegolven in Groenland” en citeert de voorlichtster van het rapport: “Met maar liefst drie hittegolven als gevolg, regen in een tijd waarin je normaal sneeuw verwacht en een enorme smelt van ijs op het continent’, aldus Emerton.” . Er kwam inderdaad in september 2022 gedurende een aantal dagen relatief zachte lucht Groenland binnen, maar om dan van ‘Hittegolven in Groenland’ te spreken is een gotspe.
Om te kunnen zien wat het effect geweest is van die zogenaamde ‘hittegolven’ op de Groenlandse ijskap in september 2022 heb ik gekeken op de website Polar Portal van de Deense meteorologische dienst DMI:
Fig.4 Bron: DMI
Het Groenlandse ‘jaar’ loopt van 1 september t/m augustus van het volgende jaar. In de onderste grafiek is de dagelijkse massabalans van de sneeuwval te zien. Boven 0 (verticale as) betekent toename van de sneeuw- en ijsmassa in Gt (Gigaton), eronder afname door smelten. Te zien is inderdaad dat in september 2022 de blauwe lijn even een klein stukje onder de 0-lijn komt. Dat moet het resultaat zijn van die 3 ‘hittegolven’ waar de Volkskrant over schrijft.
Om te zien of dat effect heeft gehad op de opbouw (accumulation) van de sneeuw- en ijsmassa vanaf 1 september 2022 moet je naar de bovenste grafiek kijken. Niets te zien: van eind september 2022 tot medio maart 2023 ligt de accumulatielijn zelfs ruim boven de gemiddelde accumulatielijn van 1981-2010. En sinds medio maart ligt hij ongeveer op dat gemiddelde. Keulemans schrijft: “Vervelend. De Groenlandse ijskap is toch al niet de meest stabiele ijsmassa ter wereld. Bovendien is hij in zijn eentje goed voor ruim 7 meter zeespiegelstijging, al zal het volledig smelten van de ijskap vele eeuwen duren.” Zie ook hier.
Het is overig wel een beetje raar om Groenland te betrekken in een artikel dat over Europa gaat. Ook al omdat die 7 meter zeespiegelstijging als al het landijs op Groenland verdwenen zou zijn (na duizenden jaren), vooral terecht komt op het zuidelijk halfrond. In figuur 5 is te zien wat het verdwijnen van een landijsmassa inhoudt voor de zeespiegel. Geofysicus Bert Vermeersen van de TU Delft heeft berekend dat vanwege het gravitatie-effect bij afsmelten van landijs de zeespiegel tot op een afstand van 2200 km zal dalen. Tussen 2200 km en 6700 zal het niveau stijgen, maar minder dan op basis van het afgesmolten ijs zou mogen verwachten indien het water zich zou gedragen als in een glas water. Vanaf 6700 km zal het zeeniveau sterker stijgen dan verwacht.
Fig.5 Bron: Klimaatgek
In figuur 5 is de rode lijn 1 het zeeniveau met ijskap, lijn 3 het zeeniveau met ijskap indien er geen gravitatie-effect zou zijn, en lijn 2 het zeeniveau na het afsmelten van het landijs. De afstanden van 2200 km en 6700 km zijn vaste afstanden, en gelden ongeacht de hoeveelheid ijs dat afsmelt. Onnodige bangmakerij, dat stukje over Groenland.
Het paragraafje 4 over de neerslag (’ Regent het steeds minder?’) valt op doordat dit de enige bewering is waar een vraagteken achter staat. De tekst begint met 2022 toen het droger was dan gemiddeld, maar het bijgevoegde kaartje laat voor de periode 1991-2020 geen opvallende afwijkingen zien. Op de ene plek in Europa is het wat droger geworden, op de andere natter. De paragraaftitel suggereert dat het droger wordt, wat overigens ook geldt voor par. 5 (Bosbranden: een steeds hardnekkiger probleem) en par. 6 (Help, de rivieren vallen droog). Ook hier gaat het niet om een klimatologische ontwikkeling maar vooral om het warme en droge jaar 2022.
Fig.6 Bron: C3S-rapport
Overigens bevat het C3S-rapport – in tegenstelling tot het Volkskrantartikel- wel een grafiekje waarin de ontwikkeling van de neerslag vanaf 1950 is afgebeeld, zie figuur 6. Conclusie: het regent in Europa niet steeds minder. Opvallend is dat van 1950 t/m 1965 er wel sprake was van een opvallend droge periode. Waarom gebruikte de journalist figuur 6 niet in zijn artikel?
Het is waar dat Europa de afgelopen 170 jaren iets harder is opgewarmd dan de wereld als geheel. Keulemans spreekt van 1,2 °C voor de wereld gemiddeld, en voor Europa 2,2 °C. Na verificatie kom ik niet verder dan 1,07 °C voor de wereld en 1,51 voor het Europese vasteland (Hadcrut5):
Fig.7 Bron: crudata
Fig.8 Bron: EEA
Dat het vasteland van Europa wat sneller opwarmt dan de wereld gemiddeld komt vooral doordat de aarde vooral een waterplaneet is. Het is dus waar dat Europa wat harder is opgewarmd dan de aarde gemiddeld, net zoals de meeste andere continenten. Behalve dat land sneller opwarmt dan water zijn er nog twee factoren die er in Europa voor gezorgd hebben dat vooral na 1988 de opwarming sneller verliep dan daarvoor. Dat is in de eerste plaats meer invallend zonlicht:
Fig.9 Bron: Copernicus
Het kaartje laat zien dat er in grote delen van West- en Midden-Europa in de periode 1991-2020 tussen de 5 en 10% méér zonlicht het aardoppervlak bereikte dan in de voorafgaande klimaatperiode 1961-1990. Dat is heel veel meer. Behalve de afname van luchtverontreiniging is de belangrijkste oorzaak van die zeer sterke toename van het invallend zonlicht de afname van bewolking. Ik heb daar op deze plek de afgelopen jaren al vaak over geschreven.
Fig.10 Bron: Copernicus
Het is opvallend dat in het artikel van de Volkskrant deze belangrijke factor niet genoemd wordt. Dat is opvallend omdat de grafiek ook gewoon in het C3S-rapport staat. Dat geldt ook voor de volgende grafiek die een gevolg laat zien van de afname van de bewolking:
Sunshine eu
Fig.12 Bron: Copernicus
De sterke opwaartse trend van na 1989 leverde in De Bilt een toename van de globale straling (zonnestraling die het aardoppervlak bereikt) op van maar liefst 16 W/m2. Bedenk dat er algemeen van uit wordt gegaan dat een verdubbeling van Het CO2 gehalte in de atmosfeer een toename (forcing) van 3,7 W/m2 oplevert.
Vanaf de breuk in 1989 is het aantal zonuren in De Bilt toegenomen van 1540 uren tot 1893 eind 2022. Een formidabele toename met 353 zonuren, dat is maar liefst 23% meer zonuren in de periode na de breuk van 1989. Aan die sterke toename van het aantal zonuren is af te lezen dat het in de afgelopen 3 decennia dus vooral de afname van de bewolking was die de sterke toename van de instraling veroorzaakte. Het Volkskrantartikel negeert dat aspect van afnemende bewolking en toenemende instraling helemaal.
De tweede belangrijke oorzaak van de temperatuurtoename in Europa van de afgelopen decennia is een verandering in de grootschalige luchtcirculatie boven Europa (en grote delen van Azië). Vorig jaar zag een opmerkelijke wetenschappelijke publicatie met de veelzeggende titel: “Winds are changing: An explanation for the warming of the Netherlands” van vader en zoon Hoogeveen het licht. Daarin hebben beide onderzoekers de weerkaarten van Europa vanaf 1836 geanalyseerd. De belangrijkste parameters waren de brongebieden van de luchtmassa’s die Nederland elke dag bereikten en de weg waarlangs dat toestromen plaatsvond. Van hun data heb ik de volgende grafieken gemaakt van het aantal dagen per seizoen dat de lucht uit NE-E, SE-S, SW-W of W-NW kwam in de periode 2001-2020:
Fig.12 Data: Hoogeveen et al 2022
Fig.13 Data: Hoogeveen et al 2022
Fig.14 Data: Hoogeveen et al 2022
Fig.15 Data: Hoogeveen et al 2022
Opvallend is dat van de maritieme luchtsoorten NW-N afnam en SW-W toenam, het sterkst in de winter. Die switch levert niet alleen hogere temperaturen op maar ook het neerslagpatroon verandert daardoor. Verder valt op dat in de zomer en herfst het aantal dagen met lucht uit SE-S toegenomen is. Dat betekent meer aanvoer van warme tot zeer warme lucht.
De factor verandering van luchtcirculatie noemt Keulemans terloops: “…en, naar wetenschappers vermoeden, omdat de klimaatverandering bij ons tot verschuivende weerpatronen leidt.” Maar meer aandacht krijgt het onderwerp niet. Wel wordt er een verband gesuggereerd tussen de toename van broeikasgassen en de versterkte toename van de temperatuur in Europa (paragraaf 3 Broeikasgassen blijven maar toenemen ). De vraag is of je een grafiek van de stijging van het CO2-gehalte vanaf 2003 moet gebruiken in een artikel dat over recente temperatuurstijgingen gaat.
Fig.16 Data: KNMI
In een artikel dat nauwelijks ruimte laat voor andere factoren komt de nadruk wel erg sterk te liggen op CO2 als regulator van het klimaat. Dat is onterecht. Zo tonen de stralingsdata van meetstation Cabauw Mast tussen 2001 en 2020 een toename van de netto SWD (zonnestraling) van ongeveer 5 W/m2, terwijl de LWD (broeikaseffect: langgolvige straling als gevolg van broeikasgassen en wolken) in dezelfde periode een daling laten zien van 1,25 W/m2 (figuur 16). In dezelfde periode is het CO2 gehalte in de atmosfeer toegenomen van 371 ppm naar 414 ppm, wat in theorie goed zou moeten zijn voor een stralingsforcering van +0,5 W/m2. De toename van de temperatuur op meetstation Cabauw Mast tussen 2001 en 2020 van maar liefst 1 °C is dus niet toe te schrijven aan de toename van het atmosferisch CO2 (en al helemaal niet aan CH4) maar is waarschijnlijk een combinatie van méér zonlicht en een veranderde luchtcirculatie.
Fig.17 Bron: C3S rapport
Tot slot de laatste alinea: “Het noordpoolijs hield vorig jaar gelukkig redelijk stand. Aan het eind van de zomer was het poolijs ‘maar’ ongeveer 11 procent kleiner dan anders.” Jammer dat de schrijver wederom niet de moeite nam om het bijbehorende grafiekje uit het C3S rapport erbij te plaatsen (figuur 17). Want dan hadden de lezers van de Volkskrant zelf kunnen zien dat al sinds 2007 geen sprake meer is van afname van het Arctische zeeijs in september. Het laatste zinnetje: “Aan het eind van de zomer was het poolijs ‘maar’ ongeveer 11 procent kleiner dan anders.”, plus het ontbreken van de grafiek, toont fraai hoe de schrijver te werk is gegaan.
Louise Fresco schreef onlangs in de NRC: “In sommige kringen is ‘klimaat’ een religie geworden – compleet met zonde (menselijke consumptiedrang), verdoemenis (catastrofe zodra 1,5 graad opwarming wordt overschreden) en evangelisten (aanhangers van radicale transitie). Dit maakt gesprekken over klimaatproblematiek steeds moeizamer. Wie niet vóór het ‘klimaat’ is (lees: voor onmiddellijke verstrekkende oplossingen) of vragen stelt, is tegen.”
Het is goed kersen plukken met klimaatkapelaan Keulemans 😉