De sneeuw verdwijnt niet als sneeuw voor de zon

Bron: Climate4you

Onlangs heeft Ole Humlum op zijn website Climate4you een paar grafieken weergegeven over de sneeuwbedekking op het noordelijk halfrond. De grafiek hierboven is daar een van. Humlum is directeur van ArcticHERO (Arctic Historical Evaluation and Research Organisation) gevestigd op Spitsbergen. Humlum is van huis uit glaciaal geomorfoloog en was professor in de fysische geografie aan de universiteit van Oslo en het University Center op Spitsbergen. In zijn vakgebied is kennis van paleoklimatologie en moderne klimatologie een van de pijlers waarop dat vakgebied rust.

De onderliggende data voor de grafiek komen van Rutgers University, de State University van New Jersey. Daar zit een team dat al jarenlang de sneeuwbedekking analyseert en ter beschikking stelt als wekelijkse en maandelijkse sneeuwbedekkingsdata. Dat team van Rutgers University krijgt de meetgegevens weer van NOAA, het grote nationale weerbureau van de Verenigde Staten en maakt daar als het ware hapklare brokjes voor gebruikers van. Dat meten gaat met satellieten (en vliegtuigen), al vanaf oktober 1966. De eerste satelliet, de ESSA, deed het niet perfect, met als gevolg dat de meetreeksen tot 1972 niet volledig zijn.  Maar vanaf 1972 zitten er geen gaten meer in en krijgen we daardoor zicht  op de sneeuwbedekking door de jaren heen.


Die sneeuwbedekking is een belangrijke regulator in het aardse klimaatsysteem. Verse sneeuw kan wel 80 tot 90% van het inkomend zonlicht reflecteren.  Vooral op hoge breedte is de reflectiewaarde (albedo) erg hoog. Grote oppervlakten sneeuw zorgen daardoor voor lage temperaturen. Wordt het oppervlak sneeuw kleiner dan warmt de aarde die niet meer met sneeuw is bedekt extra hard op. Die eigenschappen zorgden er voor dat er al tamelijk vroeg belangstelling was voor het sneeuwdek op het noordelijk halfrond. Op het noordelijk halfrond bevindt zich overigens het meeste land op hogere breedte.

Op de grafiek aan het begin van het bericht is goed de jaarlijkse gang van de sneeuwbedekking op het noordelijk halfrond te zien. ’s Zomers altijd minder dan 5 miljoen km2, ‘s winters (op 1 jaar na) altijd boven de 45 miljoen km2. De donkerblauwe lijn is het 53-weeks voortschrijdend gemiddelde, de rode lijn is de gemiddelde sneeuwbedekking van 1972 t/m 2018. Er is op het oog geen trend te zien. Dat is misschien opmerkelijk, want de communis opinio in dit tijdperk van klimaathysterie is toch dat alles opwarmt richting een snelle ondergang. Maar communis opinio is vaak wat anders dan de kille cijfers.

Bron: Estilow et al

Op de kaartjes hierboven is de gemiddelde sneeuwbedekking weergegeven per seizoen voor de periode 1981-2010. Te zien is dat daarvoor grids gebruikt worden, een patroon van rechthoekige cellen. Uiteraard is de sneeuwbedekking maximaal in de winter en minimaal in de zomer. In de zomer blijft alleen Groenland grotendeels bedekt met sneeuw (en ijs).  De noordelijke randen van Canada, Alaska en Siberië zijn ’s zomers tussen de 10 en 70% van de tijd bedekt met sneeuw. Verder zijn de Himalaya en de gebergteketens langs de westkust van Canada zichtbaar.

Bron: Estilow et al

Uit dezelfde publicatie van Estilow et al stammen bovenstaande grafiekjes. Ze laten goed zien dat er sprake van trends is als we niet naar de jaren maar naar de seizoenen kijken. Lente en zomer laten een negatieve trend zien (afnemende sneeuwbedekking), herfst en winter een positieve trend (toenemende sneeuwbedekking). Die trends zien er nogal spectaculair uit, maar dat komt door de keuze van de verticale schaalverdeling, waarover later meer. Omdat in de periode 1967 t/m 1971 nogal wat gegevens ontbreken van de zomer en de herfst beginnen twee van de vier grafieken pas in 1972. Alle grafieken lopen door t/m 2013/2014, afhankelijk van het seizoen en het moment waarop de publicatie afgesloten is.

Bron:  Climate4you

Humlum maakte bovenstaande staafgrafiekjes van de seizoensgegevens van de periode 1972 t/m 2018. Je moet goed kijken voordat je een trends kunt zien in de grafieken. En toch beslaan ze vrijwel dezelfde periode als de grafieken van Estowil. Dat komt doordat de verticale assen in alle vier grafieken van Humlum dezelfde schaal hebben en in 0 beginnen.

Ik ben eens wat verder gedoken in de wekelijkse gegevens van de sneeuwbedekking. Die gegevens zijn beschikbaar voor het gehele noordelijk halfrond, Eurazië, Noord-Amerika en Noord-Amerika zonder Groenland.  Die laatste twee maken het mogelijk om een datareeks van Groenland te maken.  De grafieken van 1972 t/m 2018 zien er dan zo uit:


In alle vier grafieken heb ik tevens een lineaire trendlijn getrokken, de formule van die lijn is weergegeven. Voor de grafieken heb ik bekeken of de trends significant zijn. Voor het noordelijk halfrond, Eurazië en Noord-Amerika zijn de trends statistisch niet significant (met een betrouwbaarheidsniveau van 95%). Alleen de trend van Groenland is wel significant en bovendien positief. Dat is interessant. Omdat de grafiek va Groenland slecht afleesbaar is heb ik hem wat uitvergroot door een andere verticale schaal te gebruiken:


Dit is een heel opvallende grafiek. In de eerste plaats omdat de grafiek aan de bovenzijde plat is:  de bovengrens ligt bij 2.149.412 km2. Dat is precies de oppervlakte van Groenland: meer sneeuwbedekking is onmogelijk. Groenland is grotendeels bedekt met landijs en gletsjers. Die zijn permanent bedekt met sneeuw. Smalle stroken langs de kust zijn gedurende de korte zomer niet bedekt met sneeuw, dat zijn de gebieden met menselijke bewoning. De trend is positief, dat wil zeggen dat in de aangegeven periode de sneeuwbedekking toegenomen is. Opvallend is ook dat in het eerste deel van de grafiek de toppen als het ware dichtgesmeerd zijn. Maar het opvallendste vind ik toch dat de zomerminima van links naar rechts minder diep worden: er was vroeger minder zomersneeuw dan tegenwoordig. Let op: de sneeuwbedekking in de winter is beperkt door het eilandeffect van Groenland. Ik zoom in op de jaren ’70:


Die dichtgesmeerde toppen in de jaren ’70 blijken het gevolg van het feit dat de sneeuwbedekking in het (zeer) koude jaargetijde niet altijd maximaal (2.149.412 km2) was. Dat kan er op wijzen dat er in die lange winters even korte periodes waarin ergens geen sneeuw lag.  Interessanter is wat er in de jaren ’70 in de korte zomers gebeurde. De sneeuwbedekking in die zomers daalde vaak naar minder dan 1,7 miljoen km2, met als uitschieter het jaar 1974 toen de bedekkingsgraad daalde tot bijna 1,4 miljoen km2. Het zijn vooral die sneeuwarme zomers die voor  een lagere gemiddelde sneeuwbedekking in de jaren ’70 zorgen.

Zoomen we in naar de meest recente jaren dan ziet dat er heel anders uit:


De grafiek loopt van 2010 t/m 2018 en heeft dezelfde verticale schaal als de vorige. Opvallend is dat de zomerse minima niet ‘dieper’ reiken dan 1,9 miljoen km2. De periode waarin de sneeuwbedekking maximaal is (100%) is op Groenland altijd veel langer dan de relatief korte zomer. Zo was in 2018 de sneeuwbedekking gedurende 42 weken maximaal, en 10 weken  minder dan maximaal.

Ik heb nog niet kunnen achterhalen wat de oorzaak is van deze toename van de sneeuwbedekking in Groenland. Ook de relatie met de negatieve massabalans (smelt) van het Groenlandse ijs tussen medio jaren ’90 en 2016 is onduidelijk en verdient nadere beschouwing. Als u in het zoekvenstertje ‘Groenland’ intypt krijgt u recente berichten over dat ijs op Groenland. Later meer!