Wat zie ik?

In het vorige bericht heb ik geanalyseerd hoe het auteursteam van de recente Zeespiegelmonitor 2022 (Deltares en KNMI) tot de conclusie waren gekomen dat er aan de Nederlandse kust sinds 1993 sprake zou zijn van een opmerkelijke versnelling in de zeespiegelstijging. Het team schreef daarover:

De stijging van de zeespiegel langs de Nederlandse kust kan nu het best beschreven worden door een trend tot circa 1990 van 1.8 ± 0.1 mm/jaar, met een toename van de gemiddelde jaarlijkse stijging over de laatste 30 jaar van 2.9 ± 0.4 mm/jaar. Deze toename past bij de verwachting, op basis van de kennis over de wereldwijde stand van de zeespiegel, van een langzaam opbouwende versnelling van de zeespiegelstijging.”

Daar is wel het een en andere op af te dingen. Belangrijk is hier uiteraard dat het auteursteam haar uitspraken niet baseert op de gemeten zeespiegelhoogten maar uitgaat van fictieve zeespiegelhoogten die gebaseerd zijn op data die ‘gecorrigeerd’ zijn voor windopzet. Heel verwarrend noemt men die fictieve data in het rapport de ‘zeespiegel’, maar die titel is mijns inziens voorbehouden aan de gemeten data van Rijkswaterstaat. De ‘gecorrigeerde’  data zijn de uitkomsten van een model.

Ik heb al eerder opgemerkt (zie reacties op paper Steffelbauer en de recente Zeespiegelmonitor) dat er in het professionele veld gerede twijfels zijn over het gebruik van windhoek en windsnelheid bij het bereken van de windopzet als geen rekening wordt gehouden met de lengte van traject  die de wind over zee aflegt. De Noordzee is immers geen oceaanbekken maar een heel ondiepe zee die naar de Nederlandse kust toe steeds ondieper wordt en in Noord-Nederland in de Waddenzee eindigt. Ondieper kan het niet lijkt me, maar daarover later ongetwijfeld meer.

Ik laat die voor de wind ‘gecorrigeerde’  zeedata dus maar even voor wat ze waard zijn en ga voorlopig uit van de meetgegevens zoals Rijkswaterstaat die al heel lang levert. Ik toon voor elk van de 6 Nederlandse stations Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden, Den Helder, Harlingen en Delfzijl de lineaire trend vanaf 1890 t/m 2021 in mm/jaar en de versnelling in elk van de 6 tijdreeksen:

Fig.5    Bron: sealevel.info

Wat opvalt is dat de lineaire trends onderling verschillen, terwijl de afstanden tussen de stations relatief gering zijn. Den Helder en met name Harlingen wijken van de andere stations af vanwege hun lagere trends. De gemiddelde trend is 1,93 mm/jaar. Vanwege bodemdaling langs de kust is de absolute zeespiegelstijging gemiddeld ongeveer 1,5 mm/jaar. De onderlinge lineaire trendverschillen lijken me vooral het gevolg van verschillen in dalingssnelheid van de Pleistocene ondergrond, maar ook de aanleg van infrastructurele werken kunnen een rol spelen.

Belangrijker in het kader van dit artikel dan de lineaire trend is echter dat de versnelling (acceleration), die van alle 6 stations in de periode 1890 t/m 2021 zeer klein is. Daardoor is de oranje lijn die de versnelling weergeeft nauwelijks te onderscheiden van de lineaire trendlijn (rood). Er is dus aan onze kust nauwelijks een versnelling in de zeespiegelstijging waarneembaar.

Maar hoe zit het in de rest van de wereld? Is dat ontbreken van een versnelling een typisch Nederlands fenomeen? In een vroeger artikel  heb ik 9 ‘gouden’ getijdenstations uit de lange lijst van de PSMSL stations geselecteerd op basis van 4 criteria:

  1. langlopende meetreeksen (minimaal 100 jaar)
  2. compleetheid van data
  3. goede ruimtelijke spreiding
  4. geringe verticale bodembeweging

Deze lijst betreft behalve Den Helder tevens San Francisco (USA), Victoria (Can), The Battery (USA), Honolulu (USA), Balboa (Pan), Fremantle (Aus), North Shields (UK), en Sydney (Aus).

Fig.6    Kaart: Ligging 8 van de 9 getijdestations

Het is interessant om na te gaan hoe die meetreeksen van meer dan 100 jaar lang, verspreid over de aarde, het trendmatig gedaan hebben. Je mag ervan uitgaan dat fysische factoren in de nabijheid van 8 van die 9  stations (zoals windsnelheid en luchtdruk) die van invloed zijn op de hoogte van de zeespiegel niet gekoppeld zijn aan die van de Nederlandse stations. Alleen het Noord-Engelse station North Shields ligt dermate dicht bij de Nederlandse kust dat de atmosferische omstandigheden daar vergelijkbaar zullen zijn met die aan de Nederlandse kust.

Fig.7    Data: sealevel.info

De gemiddelde trend van deze 8 historische stations is 1,67 mm/jaar. Dat is nagenoeg gelijk aan de gemiddelde trend van alle 1269 stations van PSMSL (1,65 mm/jaar).

Behalve de lineaire trend is boven de grafieken ook de ‘acceleration’ weergegeven, de versnelling in het signaal. Bij 6 van de 8 stations is de versnelling in het signaal nagenoeg nul, alleen de Australische stations Fremantle en Sydney Denison 2 laten een lichte versnelling te zien van respectievelijk 0,0132 mm/y2 en 0,0210 mm/y2. Dat zou het gevolg kunnen zijn van de nabijheid van de zogenaamde Warm Pool.

Kortom: de 6 Nederlandse getijdenstations laten in de gemeten data geen versnelling van betekenis zien. Dat geldt ook voor de langjarige tijdreeksen van de 8 geselecteerde en wereldwijd verspreide getijdenstations.