Fig. 1 Bron: Volkskrant
Vorige week publiceerde de Volkskrant een groot artikel over het steeds vaker wegblijven van sneeuw in ons land, zie figuur 1. De journalist ging voor de oorzaak te rade bij het KNMI .
Figuur 2 toont het antwoord van het KNMI op de vraag hoe dat kwam. Volgens het KNMI kwam dat door de menselijke CO2 uitstoot, dus door het toegenomen broeikaseffect als gevolg van menselijke uitstoot van dat gas. Nu vermoedde ik al dat dat het KNMI antwoord zou worden, want dat is al heel lang het standaard antwoord van ons koninklijk instituut op vragen van klimatologische aard.
De vraag is of dat het juiste antwoord is. De redenering lijkt logisch: meer CO2 in de lucht betekent een sterker broeikaseffect, en dat betekent weer dat het warmer wordt, dus minder sneeuw. Maar zo simpel is het niet.
Figuur 3 stond in het krantenartikel ter illustratie. De vlaggetjes bij bepaalde jaren hebben niet zo veel te maken met de sneeuwdagen. Die van de Elfstedentochten zijn wel gerelateerd aan sneeuwval, maar dan vooral wanneer die sneeuw komt ten opzichte van de ijsvorming. De grafiek geeft het aantal sneeuwdagen in De Bilt weer, dat zijn de dagen waarop het KNMI ’s ochtends een aaneengesloten pak sneeuw registreert bij het weerstation in De Bilt. De tijdeenheden zijn de aaneengesloten wintermaanden december, januari en februari, vanaf 1956. Er is onmiskenbaar een afnemende trend waar te nemen.
De journalist van de Volkskrant noemt in zijn artikel nog wat weerrecords die de sneeuwafname aannemelijk moet maken, maar dat zijn allemaal records die vooral met temperaturen te maken hebben buiten het winterseizoen.
Fig.4 Data: KNMI
Bovenstaande grafiek heb ik gemaakt op basis van uurwaarnemingen. In de tabel van het KNMI is voor het station De Bilt per uur af te lezen of er sprake was van voorkomen van sneeuw in het voorgaande uur en/of tijdens de waarneming in de periode 1951 t/m 2020. Het totaal aantal uren met sneeuwwaarneming in de winter per jaar is in de grafiek weergegeven. Er is een afnemende trend vanaf 1951 te zien.
Tenslotte geeft onderstaande grafiek de gemiddelde dagtemperatuur Tg weer van de wintermaanden per jaar. De wintermaanden worden langzaam wat warmer.
Het is heel verleidelijk om die verminderde sneeuw te koppelen aan de toenemende wintertemperatuur (figuur 5) en die toegenomen wintertemperatuur aan de toegenomen hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, en die die toename aan de CO2-emissies door de mens. De vraag is echter of die afname inderdaad het gevolg is van het toegenomen CO2 gehalte in de atmosfeer, of dat er andere factoren in het spel zijn.
De correlatie tussen atmosferisch CO2-gehalte en de temperatuur aan het aardoppervlak is erg zwak, en de correlatie tussen oplopend atmosferisch CO2 en menselijke CO2 uitstoot berust op een hypothese die niet onomstreden is. Het is aannemelijk dat CO2 van antropogene oorsprong ook bijdraagt aan de toename van het atmosferisch CO2, maar van belang is de verhouding antropogene-natuurlijke oorsprong.
Ik dacht aan het onderzoek dat ik in 2018 gedaan heb naar de veranderingen in windrichtingen in ons land gedurende vele jaren (zie de bijdragen vanaf 8 september 2019 hier). Het zou me niet verbazen als de verklarende factor voor de afname van de sneeuwval gezocht moet worden in de veranderde windrichtingen in de wintermaanden.
Het is bekend dat het weer in Nederland heel sterk afhankelijk van de windrichting. Het beste is om de GWL (Grosswetterlagen) te bekijken, want die geven niet alleen aan hoe de lucht beweegt alvorens Nederland te bereiken, maar typeert meteen ook het brongebied. En het brongebied bepaalt voor een flink deel de eigenschappen van de lucht. Het ‘aanwaaitraject’ beïnvloedt die eigenschappen dan in enige mate.
Nu is dat gebruik van die GWL (zie o.a. hier) wel lastig dus ik heb mijn toevlucht genomen tot de gemeten overheersende wind aan het aardoppervlak. Die wordt per etmaal geleverd door het KNMI voor 50 meetstations. Het betreft de vectorgemiddelde windrichting in graden. In het bericht van 5 maart 2020 (figuur 6) had ik al laten zien dat voor de S en SW wind, die in de winter zachte lucht aanvoeren, er sprake was van een flinke toename vanaf de jaren ’60 in de maanden januari en februari.
Sneeuw wordt in ons land vaak aangevoerd vanuit NW, N tot NE richting. Ik was dan ook benieuwd of er zich veranderingen hadden voorgedaan in de wintermaanden in het voorkomen van die windrichtingen:
Figuur 7 toont per jaar het totaal aantal winterdagen met overheersende wind uit het NW, N en NE. Het is niet verfijnd want het maakt nogal wat uit of bijvoorbeeld NW wind cyclonaal of anticyclonaal ons land bereikt, maar ik moet het er mee doen. De grafiek laat zien dat het aantal winterdagen met NW,N en NE wind vanaf 1951 met ongeveer 25% is afgenomen. Dat moet een groot effect hebben gehad op de hoeveelheid sneeuwval.
Figuur 8 geeft een heel duidelijk beeld van de invloed van de keuze van het beginjaartal in een tijdreeks. Deze figuur laat het jaarlijkse voorkomen van de windrichtingen NW, N en NE zien in de wintermaanden op het station De Bilt van 1904 t/m 2018. Het is in feite de gehele tijdreeks waar figuur 7 (1951 t/m 2018) deel van uitmaakt. Deze tijdreeks vanaf 1904 vertoont geen enkele trend! Dat is het gevolg van het feit dat het eerste deel van de grafiek een opwaartse trend vertoont en het tweede deel een neerwaartse. Figuur 4 toonde het aantal uren sneeuwval vanaf 1951, oudere gegevens zijn op de KNMI website niet voorhanden. Het zou mij gezien het verloop van de grafiek in figuur 8 niet verbazen als het aantal uren sneeuwval vanaf 1910 tot in de jaren ’60 opgelopen is vanwege de toenemende invloed van NW, N en NE wind in de wintermaanden. Het lijkt er in elk geval op dat de veranderingen vanaf 1904 in het aandeel van noordelijke winden geen enkele verband houden met het oplopende CO2-gehalte in de atmosfeer.
In figuur 9 heb ik tenslotte voor De Bilt het voorkomen van alle 8 windrichtingen weergegeven vanaf 1952. De jaargegevens zij gesmoothed met een Loessfilter om de trend beter te laten zien. NW (donkerblauw), N (bruin) en NE wind (oranje) vertonen de afgelopen decennia een dalende trend, terwijl de warmere luchtsoorten SW (rood) en S (geel) een sterk stijgende trend laten zien. Met andere woorden: de afgelopen decennia is sprake geweest van een afname van de winden die kou en sneeuw brengen en een toename van winden die warmte brengen.
Conclusie: de afname van de sneeuwval in Nederland lijkt vooral het gevolg van verandering van luchtcirculatie en kan uitstekend verklaard worden zonder het versterkt broeikaseffect er bij te betrekken. Het KNMI zou eens af moeten van dat automatisme om altijd als eerste (of enige) aan het versterkt broeikas te refereren. Ik heb dat ook al geconstateerd bij de enorme toename van het zonlicht in ons land en de omringende landen, die voldoende groot is om de opwarming van de afgelopen decennia grotendeels te kunnen verklaren zonder versterkt broeikaseffect.
Journalisten kun je kwalijk nemen dat ze nog steeds alle verhalen uit de hoek van de gevestigde klimaatinstituten kritiekloos kopiëren zonder zelf na te denken.