Vanmiddag half 1, ik meet met de infrarood meter gericht op de blauwe hemel een temperatuur van -26,9 °C. Rekening houdend met de temperatuur op meethoogte ‘ziet’ het instrument de temperatuur op ongeveer 6 a 7 km hoogte. De doorzichtigheid van de lucht is groot, vooral als gevolg van de lage luchtvochtigheid.
Waterdamp is verreweg het belangrijkste broeikasgas van de planeet aarde. Het broeikaseffect als gevolg van waterdamp is veel groter dan van CO2. Zit er weinig waterdamp in de lucht dan zullen er weinig tot geen wolken ontstaan. De zogenaamde atmosfeergradiënt verloopt dan ongeveer zoals de droogadiabaat in bovenstaande tekening. Overdag verwarmt de zon het aardoppervlak, die dan de onderste luchtlagen verwarmt. Er ontstaat dan een superadiabaat (toestand 14 uur) en warme luchtbellen stijgen van het aardoppervlak op (convectie). Als zo’n luchtbel het condensatieniveau bereikt ontstaat er op die hoogte een wolk en verloopt de temperatuur verder als de natadiabaat, ongeveer -6 a -6,5 °C/100m.
’s Nachts kan het aardoppervlak onder deze omstandigheden sterk afkoelen doordat de warmtestraling vanwege de lage luchtvochtigheid makkelijk richting ruimte kan verdwijnen. Daardoor koelen de luchtlagen vlak boven de grond ook sterk af. De onderste luchtlagen worden dan kouder dan de lucht er boven, die situatie heet een grondinversie. Inversie betekent ‘omkering’: koude lucht onder warme is de omgekeerde situatie van wat normaal is.
Samen met de aanvoer van relatief koude lucht uit het N tot NE kan dat er voor zorgen dat vlak boven de grond de lucht tot onder het vriespunt daalt, zoals op een aantal plekken de afgelopen dagen (IJsheiligen!) het geval was. Droge zandgrond (slechte warmtegeleider) doet daar nog een schepje bovenop. Als je dan ook nog ver van zee zit en wat meer naar het noorden dan heb je de ideale voorwaarden voor het onstaan van nachtvorst tijdens IJsheiligen.