Volkskrant en de hittegolven

Een stukje uit een artikel van de hand van wetenschapsjournalist Maarten Keulemans in de Volkskrant van 27 juli 2019:

“Volgens klimaatsceptici zou het KNMI zestien hittegolven rekenkundig hebben weggemoffeld. Hoe komen ze daarbij? Google ‘hittegolven’ en ‘KNMI’, en je komt het al snel tegen: het verhaal, in maart in de wereld gebracht door de klimaatsceptische stichting De Groene Rekenkamer, dat het KNMI zestien hittegolven van voor 1950 rekenkundig zou hebben weggemoffeld.

Dat is half waar. In 1950 verplaatste het KNMI een officiële thermometer die te veel tussen de bebouwing was komen te staan en daardoor te hoge temperaturen aangaf. Waarna men de oude metingen naar beneden bijstelde oftewel ‘homogeniseerde’, omdat er anders een oneigenlijke knik in de temperatuurreeksen zou zitten.

Maar volgens De Groene Rekenkamer heeft men de temperaturen te sterk bijgesteld, met als gevolg een grafiek die de toename van het aantal hittegolven overdrijft. ‘Koren op de molen van mensen die geloven in, of leven van klimaatalarmisme’, volgens Rob de Vos, bloggende geograaf en aanjager van het verhaal.

Intussen is het aantal hittegolven ook volgens allerlei andere meetreeksen fors gestegen, zegt klimaatwetenschapper Dim Coumou, verbonden aan noch het KNMI noch de Groene Rekenkamer. ‘Ik heb weinig verstand van homogenisatietechnieken’, tekent hij aan. ‘Maar als er geen toename in hittegolven in Nederland zou zijn, dan zou dat een sterke afwijking betekenen ten opzichte van de opwaartse trends die we zien in de omliggende landen, in Europa en de wereld. Voor zo’n sterke afwijking zou een natuurkundige verklaring moeten bestaan. Die zie ik niet.’

Het KNMI zelf ‘haalt de schouders erover op’, zegt woordvoerder Cees Molenaars. ‘Het is goed dat we elkaar controleren. Maar deze groep positioneert zich zo in de hoek van achterdocht en ontkenning dat we geen behoefte voelen inhoudelijk te reageren.’ “

Een foutieve voorstelling van zaken. Ik zal proberen uit te leggen waarom. Het KNMI heeft in 2016 de oude temperatuurmetingen van de 5 hoofdstations  ‘gecorrigeerd’ door een homogenisatie toe te passen. Die correctie betekende vooral het naar beneden bijstellen van de hogere temperaturen vanaf 1901 tot 1950/1951. Het resultaat voor het aantal hittegolven in De Bilt ziet u hierboven.

Wat opviel was dat de correcties van De Bilt sterker waren dan van de andere hoofdstations. Hieronder  is  het effect van de homogenisatie op het aantal tropische dagen in alle 5 hoofdstations weergegeven. Tropische dagen zijn dagen met een Tx (max. dagtemperatuur) van ≥30 °C.


Te zien is dat de ingreep in de temperaturen van De Bilt sterker is dan bij de ander stations. Bovendien was De Bilt het enige station waarvoor het KNMI een referentiestation gebruikte, namelijk Eelde bij Groningen. De andere stations zijn gehomogeniseerd op basis van parallelmetingen ter plekke.

Het KNMI heeft de gehanteerde homogenisatietechniek beschreven in een Technisch Rapport.  Nadat de daarin beschreven methode exact was gevolgd was duidelijk dat de uitkomsten behoorlijk afweken van die van het KNMI. Na correspondentie daarover met het KNMI bleek dat men daar een langere periode had toegepast dan in het Technisch Rapport beschreven was. Toen ook die langere periode was toegepast werden de verschillen tussen onze uitkomsten en die van het KNMI weliswaar kleiner, maar bleek dat het KNMI met name de zomertemperaturen onverklaarbaar fors naar beneden had bijgesteld. Die bijstelling was door ons niet reproduceerbaar.

Ook is onderzocht of de sprong in de temperatuurgrafiek rond 1950 wel het gevolg was van de verplaatsing van de thermometerhut zoals beweerd. Daartoe zijn de temperatuurreeksen van De Bilt vergeleken met de temperatuurreeksen van een aantal Nederlandse en Duitse stations. Het bleek dat die sprong in de grafiek van De Bilt rond 1950 in alle meetreeksen aanwezig was, tot in Zuid-Dutsland. Conclusie:  die ‘oneigenlijke knik’ waar Keulemans het over heeft was dus vooral klimatologisch van aard.

Tenslotte is de keuze van het referentiestation (Eelde) bekeken. We hebben het KNMI gevraagd om die keuze nader toe te lichten maar het antwoord kon ons niet overtuigen. Uit de literatuur is bekend dat die keuze van groot belang is voor de uitkomsten van de correctie. Dat bleek inderdaad toen duidelijk werd wat er gebeurde als we in plaats van Eelde andere Nederlandse en Duitse stations als referentie namen. De resultaten waren telkens anders. Het is onjuist om maar één vergelijkingsstation te nemen. Dat is een fundamentele fout.

Naar aanleiding van onze bevindingen hebben we in 2018 een gesprek met het KNMI aangevraagd, maar dat is door het KNMI geweigerd. Een inhoudelijke reactie van het KNMI is er ook niet gekomen. Dat is jammer. Bij homogenisatie verander je gemeten temperatuurgegevens in cijfers die de uitkomst zijn van een statistische exercitie. Door achter die cijfers °C te zetten wordt de indruk gewekt dat het de temperatuur betreft. Homogeniseren wordt toegepast om lange tijdreeksen te kunnen maken. Daar zijn we geen voorstander van.  Maar als een weerinstituut meent dat tóch te moeten doen, dan moet het in ieder geval duidelijk zijn wat er gedaan is bij die homogenisatie en waarom.

Klimaatwetenschapper Coumou zegt weinig verstand te hebben van homogenisaties.  Waarom hij dan toch door Keulemans over deze kwestie is gepolst is merkwaardig. Overigens hebben we, zoals Coumou suggereert, nooit beweerd dat er géén toename van het aantal hittegolven in Nederland te zien is. Wat we wel hebben aangetoond is dat de homogenisatie van De Bilt niet deugt en dat die homogenisatie een overcorrectie is van de hogere temperaturen van De Bilt.

KNMI-woordvoerder Cees Molenaars stelt dat het KNMI zijn schouders ophaalt over onze bevindingen. De waarheid is echter anders. Toen Marcel Crok op 13 maart 2019  door Youtube-kanaal  Café Weltschmerz geïnterviewd zou gaan worden over het homogenisatierapport heeft de interviewer (Rico Brouwer) van tevoren om een reactie gevraagd van het KNMI via voorlichter Molenaars.  Toen die van Brouwer hoorde dat het interview met Marcel Crok aanstaande was heeft hij elke medewerking geweigerd en Marcel Crok persoonlijk aangevallen. Het Weltschmerz-interview met Marcel Crok vindt u hier.

Tot slot: Keulemans schrijft niet over wat de auteurs gevonden hebben en hoe ze daar aan gekomen zijn, maar legt zijn oor te luister bij derden. Dat doet hij bij een wetenschapper die zelf zegt slecht op de hoogte te zijn van homogenisatie. En bij de voorlichter die obligaat zegt:  “Het is goed dat we elkaar controleren” maar waar wij bij het KNMI helemaal niets van gemerkt hebben. Waarom interviewde Maarten Keulemans niet gewoon de auteurs van het rapport?  Dan was er wellicht een artikel uitgerold zonder onjuistheden en suggestieve opmerkingen. De Volkskrant is bestrijder van nepnieuws. Blijkbaar valt het artikel van Keulemans daar niet onder.