Onlangs schreef ik over het fors toegenomen aantal zonuren sinds 1980 in De Bilt, Duitsland en de Oostenrijkse Alpen. In De Bilt was het aantal zonuren tussen 1980 en 2019 met ruim 32% toegenomen. In de 6 onderzochte Duitse stations was dat percentage gemiddeld bijna 16%, met een uitschieter in Würzburg van 24,7% . In de hoogstgelegen weerstations in Oostenrijk was de toename 15 tot 20%.
Ik schreef in het bericht over de Oostenrijkse Alpen dat het me niet zou verbazen als een veel groter deel van Europa hetzelfde laat zien, namelijk een sterke toename van het aantal zonuren in de periode 1980-2019. Daar heb ik nu een bewijs voor gevonden:
Fig. 1 Bron: Copernicus
Vanaf 1983 zijn gegevens beschikbaar via een Europese satelliet, de EUMETSAT CM SAF. De data van figuur 1 zijn afkomstig van dit Europese satellietprogramma. De grafiek toont de toename van het aantal zonuren in Europa ten opzichte van de referentieperiode 1983-2012. Deze anomalie toont dus het verschil in aantal zonuren per jaar vergeleken met genoemde referentieperiode. Ik schat de toename in de periode op ongeveer 200 zonuren. Het gemiddeld aantal zonuren in Europa was in de referentieperiode 2335 uur per jaar.
Daar moeten een paar kanttekeningen bij gemaakt worden. In de eerste plaats is ‘Europa’ hier niet het continent en ook niet de EU, maar een deel van het aardoppervlak begrensd tussen 30° NB – 65° NB en 15° WL – 35° OL. Op onderstaande kaart is dit gebied weergegeven.
Figuur 2 toont dat ‘Europa’ voor de satellietgegevens het grootste deel van het continent omvat plus de aangrenzende wateroppervlakken en delen van Noord-Afrika. Het betreft hier de afwijking in % van het aantal zonuren vergeleken met de referentieperiode. Vrijwel het gehele gebied vertoonde in 2019 meer zonuren dan normaal, met de sterkste toename in een band vanaf Nederland naar het oosten waar tot meer dan 20% meer zonuren geconstateerd werden.
Voor het eerste halfjaar van het zonnige 2019 zijn de verschillen nog groter, zoals figuur 3 laat zien. Te zien is dat op sommige plaatsen wel 35% meer zonuren gemeten werden dan gemiddeld over de referentieperiode, met name in de Pyreneeën, de Alpen en de hogere delen van zuid Noorwegen. De belangrijkste oorzaak van het grote aantal zonuren in de eerste helft van 2019 is de opvallend lage bewolkingsgraad, zoals onderstaande kaart laat zien:
De grootste afname van de bewolking is te zien in het ZW van Europa, terwijl de grootste toename van het aantal zonuren te vinden is in een band van Nederland naar het oosten. Dat lijkt in tegenspraak met elkaar maar is het niet. De bewolking wordt geschat voor hele perioden van 24 uur, terwijl de duur van de zonneschijn alleen gebaseerd is op uren met daglicht. Bovendien hebben kleinere afnamen in bewolking in Noord-Europa een grotere invloed op de zonneschijnduur dan vergelijkbare relatieve anomalieën in Zuid-Europa. Dit komt doordat de bewolkingsgraad over het algemeen hoger is in Noord-Europa waardoor een percentuele afname in Noord-Europa van grotere invloed is op het aantal gemeten zonuren.
Logische stap is nu om te kijken of er ook data van zonuren en bewolking beschikbaar zijn voor Noord-Amerika en Aziatisch Rusland. Ik ga op zoek.