IJsheiligen

Het is de afgelopen dagen nogal frisjes in ons land. Sommige mensen verbaast dat niet, want de periode van 11 t/m 14 mei wordt IJsheiligen genoemd. Dat ‘heiligen’ in de term heeft te maken met het feit dat dagen in de christelijke wereld benoemd worden naar een heilige. Die heiligen zijn Mamertus Pancratius, Servatius en Bonifatius. Genoemde data ontlenen hun benaming aan het gevaar van vorst, dat in deze periode van het jaar makkelijk gewassen kan beschadigen.

De benaming stamt uit de Middeleeuwen, en de gedachte is dat met name op genoemde data de kans wat groter is dat de wind uit de koude hoek waait (N tot NE). Een lezer uit Frankrijk vroeg wat meer informatie over dit verschijnsel en ik ben in de data gedoken.

Eerst heb ik gekeken naar de overheersende windrichting op de dagen 11 t/m 14 mei. Daarvoor heb ik de data van De Bilt gebruikt, voor de andere stations zal het wat de windrichting betreft niet veel anders geweest zijn. Het voordeel van De Bilt is dat het centraal ligt en al vanaf 1901 data produceert. Voor de windrichting is dat overigens pas vanaf 1904.

Data: KNMI

Ik heb gekeken hoeveel dagen per decennium tijdens IJsheiligen de wind uit het N of NE waaide. In de periode 1940-1949 waren dat er wat meer dan normaal, in de jaren ’20 en ’60 waren dat er wat minder, maar gemiddeld verandert er niet veel gedurende deze 110 jaren.

Vervolgens heb ik de van elke IJsheilige-dag van 1901 t/m 2019 de minimum etmaaltemperatuur (Tn) bepaalt en de data gesmoothed.

Data: KNMI

De laagste temperatuur  gemeten tijdens IJsheiligen in De Bilt was op 11 mei 1928, namelijk -2 °C. De warmste IJsheiligen werd gemeten op 13 mei 1998 met 16,7 °C. De puntenwolk is erg breed (=hoog), wat betekent dat de temperatuurverschillen tussen de IJsheiligendagen van jaar tot jaar enorm verschillen. Dat ontzenuwt wel het verhaal dat IJsheiligen vaak koud zijn, denk ik. Wat ook te zien is dat de puntenwolk van links naar rechts een beetje golft. Omdat nog beter te kunnen zien heb ik de wolk gesmoothed, zoals dat heet. De bruine lijn is de lijn die de zogenaamde LOESS smoothing (span 0.,33) weergeeft. Dat is als het ware het gemiddelde van alle punten.  Vanaf 1930 gaat de temperatuur met een golfje wat omhoog, vanaf 2000 daalt de gesmoothde temperatuur weer wat. Dat laatste betekent dat vanaf 2000 voor wat de temperatuur tijdens IJsheiligen een neerwaartse tendens te zien is.

Is de periode van IJsheiligen de periode met de laatste nachtvorst, zoals vaak gedacht wordt? Om dat te kunnen zien heb ik van alle jaren de datum van de laatste nachtvorst in de lente bepaalt. Dat zet er zo uit:

Data: KNMI

Ook hier weer een grote spreiding, maar nu in de tijd.  De LOESS-lijn laat zien dat de laatste vorstdag van de lente vanaf 1901 een trend naar beneden laat zien. Dat betekent dat de trend is dat de laatste vorstdag steeds wat vroeger in het voorjaar valt. Ook hier weer die schommeling in de LOESS-lijn, waarbij vanaf 2000 de lijn niet meer daalt. Dat houdt in dat de tendens van vervroeging sinds 2000 niet te zien is. IMet een grijze balk heb ik de IJsheiligen weergegeven. De jaren waarin de laatste vorstdag in de IJsheiligenperiode viel waren 1902,1904,1912, 1922, 1928 en 1953.

Vanaf 1974 vallen de laatste vorstdagen allemaal vroeger in het jaar dan de IJsheiligen. Dat heeft te maken met het feit dat Nederland sinds het begin van de vorige eeuw warmer is geworden. Een veranderend windpatroon zou het ook nog kunnen zijn, maar de bovenste grafiek laat zien dat voor wat betreft de dagen met N en NE wind per decennium tijdens deze dagen er niet veel veranderd is. De gebruikte windrichtingen zijn een wat grove manier van meten, dus enige invloed van de windrichting sluit ik niet uit.

Dit zijn de data van De Bilt. De stations meer landinwaarts geven als het koud is vaak wat lagere temperaturen dan De Bilt. En de gebruikte temperaturen zijn op 1,5m hoogte gemeten. Bij heldere hemel kan makkelijk vorst aan de grond (klomphoogte) ontstaan als we op 1,5m hoogte temperaturen van enkele graden boven 0 meten.

Conclusie: de IJsheiligendagen waren in het begin van de vorige eeuw wat kouder dan momenteel. Ongetwijfeld speelt de algemene trend dat het warmer geworden is in ons land daarin een rol. Enig effect van een veranderend windpatroon sluit ik niet uit. Wat zeker een rol speelt is de plaatselijke opwarming vanwege verstedelijking, het zogenaamde Urban Heat Island effect. Een TNO rapport van 2012 (TNO-060-UT-2012-01117) over het effect van verstedelijking op temperatuur geeft voor Utrecht ’s nachts een maximale temperatuurverhoging aan van bijna 5 °C. Gezien de ligging van station De Bilt aan de rand van Utrecht is een opwarmend effect als gevolg van de sterke groei sinds het begin van de vorige eeuw van Utrecht (en in mindere mate van Bilthoven) op de temperatuurmetingen, met name de Tn (‘s nachts), zeker.