Het water komt (niet)


De geschiedkundige Rutger Bregman schreef een boekje over de gevaren van de stijgende zeespiegel, dat hij gratis ter beschikking stelt. Salomon Kroonenberg fileerde onlangs op tv het verhaal van Bregman (zie hier). Dat deed hij op duidelijke wijze, dus daar hoef ik geen woorden meer aan te wijden.

Waar ik wel naar keek waren de meest recente cijfers van het zeeniveau voor de Nederlandse kust, die worden bijgehouden door Rijkswaterstaat. Sinds kort zijn de data van 2018 beschikbaar gekomen en zijn downloadbaar bij PSMSL en NOAA.

Er zijn zes hoofdpeilstations: Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden, Den Helder, Harlingen en Delfzijl. Daar zijn data van beschikbaar sinds medio 19e eeuw. De reeksen van Vlissingen en IJmuiden vertonen echter een inhomogeniteit in het begin van de reeksen. Daarom laat ik de reeksen beginnen op 1 januari 1901, parallel aan de temperatuurreeksen van het KNMI. Die reeksen zien er zo uit:


In elke grafiek zijn de maandgemiddelde waarden afgebeeld alsmede de lineaire trendlijn. De verticale as geeft de waterhoogte in mm RLR aan. Voor een uitleg daarover zie hier.  Ik heb hier al vaker opgemerkt dat er geen sprake is van een versnelling van de zeespiegelstijging, zoals je zou verwachten na de vele berichten over extra afsmelten van landijs en gletsjers en het extra uitzetten van oceaanwater door de opwarming. Niets echter van dit alles: op alle zes hoofdstations is de trend momenteel vergelijkbaar met honderd jaar geleden.

De zeespiegelstijging is relatief, dat wil zeggen ten opzichte van de hoogte van het land ter plekke.  Dat is van belang omdat vrijwel nergens op aarde de hoogte van het  land voortdurend op hetzelfde niveau blijft.  Zo daalt de kust van Nederland, afhankelijk van de plaats, met ongeveer 2 tot 5 cm per eeuw als gevolg van grootschalige aardkorstbewegingen door onder andere gebergtevorming en het afsmelten van  het landijs op Scandinavië.

Voor elk station is rechtsboven de gemiddelde trend per eeuw weergegeven. Die getallen variëren van station tot station, onder andere als gevolg van de verschillen in de snelheid van de bodemdaling ter plekke. Maar ook andere factoren spelen daar een rol, zoals zeediepte, uitmonding van rivierwater en de ligging in het Noordzeebekken.


In de grafiek hierboven is een ensemble van de  zes hoofdpeilstations weergegeven, alsmede de gemiddelde trend.  Die is 18,8 cm/eeuw.  Trek daar nog een paar cm van af vanwege de bodemdaling en je komt op ongeveer 16 cm/eeuw aan absolute zeespiegelstijging uit. Dat is de gemiddelde trend van een aantal ensembles van meetboeidata die ik onlangs hier besproken heb.  Zie hier.

Daarbij kwam ik voor de metingen van langer dan een eeuw ook uit op ongeveer 1,6 mm per jaar, dus 16 cm per eeuw. Voor alle 1269 boeistations in de wereld is de gemiddelde relatieve zeespiegelstijging vanaf 1807 tot 2016  ruim 1,65 mm/jaar. Kortom: de trend aan de Nederlandse kust wijkt weinig af van de trends die elders worden gemeten.

Als die trend doorzet, en er zijn geen aanwijzingen in de meetdata dat dat niet zo is, dan zal het zeewater in 2100 zo’n 19 cm hoger staan dan in het jaar 2000. Bedenk dat de zeedijken aan onze kust op Deltahoogte liggen, dus 12 m. boven het huidige gemiddelde zeeniveau, en dat de duinen vaak nog veel hoger boven de zee uitsteken. Het is duidelijk dat bangmakerij over de zeespiegel voor onze kust volstrekte flauwekul is.