Het artikel in de VK over de plannen van het kersverse gemeentebestuur van Amsterdam deed mij glimlachen (grachtengordel autovrij) en grimlachen (zo snel mogelijk van het aardgas af). Dat laatste toont de grote naïviteit die in bepaalde kringen bestaat over energie. Het artikel van de hand van Jos de Laat (vorige bericht) in de Volkskrant levert een aardig inzicht in de gapende kloof die bestaat tussen realiteit en naïviteit. Overigens vraag ik me af of een overheid, in dit geval een gemeentebestuur, wel het recht heeft om zulke voor de burgers verstrekkende maatregelen uit te voeren. Maar ik denk dat uiteindelijk de wal het schip zal keren, ook al omdat een energietransitie naar meer duurzame vormen van energie feitelijk onmogelijk uitgevoerd kan worden zonder inzet van aardgas.Maar liefst 95% van de huishoudens in Nederland is aangesloten op het aardgasnet. Nergens in de wereld is dat zo hoog. Daar moet je slim gebruik van maken lijkt me. Lees verder
Categoriearchief: Geen categorie
VanGasLos
De klimaatlobby uitgelegd
Columnist Derk Jan Eppink legde afgelopen week in de Volkskrant haarfijn uit hoe de machtigste politieke lobby, de klimaatlobby, werkt. Het is een merkwaardige kongsi tussen de groene clubs en grootindustriëlen. Eppink noemt dat ‘groen- en grootkapitaal’, links en rechts samen. Door deze constructie is de belastingbetaler weerloos en zijn de burgers met de laagste inkomens het zwaarst de klos. Die geest waart door een groot deel van Europa. Wat dat teweeg brengt zien we in Duitsland, de koploper op dit gebied.
Dat het zover heeft kunnen komen komt vooral doordat de maatschappelijke controle op dit proces verloren is gegaan. Veel media lopen als makke schapen achter de grootschalige plannen van ‘energietransities’ aan en verzaken daardoor hun ‘plicht’ als waakhond van de democratie. Minstens zo erg is dat het politieke systeem niet opgewassen is tegen deze klimaatlobby. Parlementen staan goeddeels buitenspel, zoals bij het Nederlandse Energie-akkoord, en voor veel parlementariërs is de discussie vaak te technisch.
Ik ben benieuwd wanneer Nederland en Europa wakker worden, maar vrees dat de onbezonnen plannen dan al gezorgd hebben voor een stevige daling van de welvaart, vooral bij de laagste inkomens. Wat een gotspe.
Het landschap als klimaatgids
Wanneer valt de volgende ijstijd in? Die vraag wordt me wel eens gesteld als ik een lezing geef over landschapsontwikkeling. Die vraag is lastig te beantwoorden, maar dat we aan de vooravond staan van de volgende ijstijd lijkt zonneklaar. Letterlijk ook, want de schommeling van koud glaciaal en warm interglaciaal is de uitkomst van een complex samenspel tussen de zon en de aarde.
Bron: Wikipedia
In bovenstaand schema zijn de belangrijkste glacialen en interglacialen weergegeven met hun Europese benamingen. Het Holoceen, het tijdvak waarin we ons momenteel bevinden , is een interglaciaal. Op onze breedte betekent dit dat in interglacialen de temperaturen gematigd zijn. Tijdens een glaciaal daalt de temperatuur fors. In het laatste glaciaal, het Weichselien, kwam de temperatuur gedurende de meeste maanden van het jaar niet boven 0 graden uit. Voor het Vroeg-Pleistoceen worden in het schema de tijdstappen groter en worden de glacialen en interglacialen in dit schema niet meer onderscheiden (“diverse etages”). Lees verder
De NAO
In het vorige bericht ging het over de invloed Van de NAO op het weer in Europa en daarmee op de opwekking en het gebruik van groene stroom door windmolens en zonnepanelen. De NAO, Noord-Atlantische Oscillatie, speelt een belangrijke rol in met name het winterweer in Europa. Het draait allemaal om het luchtdrukverschil tussen IJsland in het noorden en de Azoren in het zuiden. Op die plekken ongeveer bevinden zich min of meer stationaire gebieden van lagedruk (IJsland) en hogedruk (Azoren).
Hoe groter het luchtdrukverschil tussen IJsland en de Azoren des te sterker is de invloed van de westenwind op Europa. Bij een positieve NAO-index ligt de straalstroom noordelijker. Die straalstroom ,een zeer sterke luchtstroom op zo’n 10 km hoogte, stuurt de depressies en fronten. Dan wordt in de wintermaanden relatief veel zachte en vochtige lucht naar Noord-Europa vervoerd. Zuid-Europa is dan relatief droog.
Bron: NCSU
KNMI nieuwsbericht: de kwetsbaarheid van groene stroom
Het KNMI doet onderzoek naar de kwetsbaarheid van het opwekken en gebruik van groene stroom door weersveranderingen.
Nieuwsbericht van het KNMI, 16 maart 2018
Het opwekken van zonne- en windenergie is sterk afhankelijk van het weer. Deze afhankelijkheid brengt met zich mee dat de energievoorziening van de samenleving kwetsbaar kan worden voor variaties in het weer en klimaat. Binnen het KNMI wordt onderzoek gedaan naar de invloed van klimaatverandering en variaties in het weer op de productie van groene stroom.
Onderzoekers van het KNMI hebben gekeken naar lange koude perioden met windstil weer over een groot deel van noordwest Europa, inclusief de Noordzee waar een groot deel van de capaciteit voor windenergie staat. Dit weertype hangt samen met de zogenoemde Noord Atlantische Oscillatie (NAO). Deze NAO kent een positieve en een negatieve fase. In het algemeen zal voor noordwest Europa een positieve NAO zachte en natte winters met veel wind geven, terwijl een negatieve NAO minder onstuimig zal zijn en vooral koud en droog weer geeft. De weersystemen die samen hangen met de NAO zijn groot: vrijwel geheel Europa ‘voelt’ de effecten van de NAO. [De figuren illustreren] de twee verschillende fasen van de NAO.
Laagste maximumtemperatuur op 17 maart sinds 1901
Het etmaal is nog niet voorbij, maar het warmste moment van het etmaal hebben we al achter de rug. Om 14.40 uur was het in De Bilt -0,4 °C. Om 0.10 uur vannacht was het even 0 °C. Daarmee is 17 maart 2018 het etmaal met de laagste maximum temperatuur sinds de officiële metingen startten in 1901.
De oorzaak is net zoals rond 28 februari en 1 maart 2018 een hogedrukgebied boven Zuid-Zweden. Zie hier en hier.
Bron: KNMI Lees verder
Koudste 1 maart ooit!
Nou ja, sinds 1901 dan wel te verstaan, en in De Bilt. Zo schreeuwerig zien warmterecords er in de reguliere media vaak uit. Overigens was 1 maart 2018 op veel andere weerstations in Nederland ook een diepterecord. Het record betreft de gemiddelde etmaaltemperatuur in De Bilt van -4,7 °C . De maximum temperatuur was -0,7 °C en daarmee net geen record. Dat staat op ‘naam’ van 1 maart 1946 toen het kwik in De Bilt niet boven de -1 °C uitkwam.
Data: KNMI
Statistische scherpslijpers zullen zich terecht afvragen of die recordkoude 1 maart 2018 niet die trendlijn aan het eind flink naar beneden trekt. Daarom heb ik dezelfde grafiek gemaakt maar dan zonder die zeer koude 1 maart 2018. Dat ziet er zo uit:
Dat valt dus reuze mee. De schommeling in de trendlijn heeft een periodiciteit van ongeveer 80 jaar. Zoals we dat ook zagen op 28 februari (vorige bericht). Dat laatste is natuurlijk niet verwonderlijk.
Kouderecord De Bilt
28 februari 2018 gaat de boeken in als de koudste 28 februari sinds de start in 1901 van de KNMI datareeks van De Bilt. Ik ben niet zo happig op weerrecords, want er zijn er talloze om gebroken te worden. Maar voor kouderecords maak ik graag een uitzondering omdat voor warmterecords in de media veel meer ruimte wordt ingeruimd. Warmterecords worden namelijk beschouwd als ‘bewijs’ dat het flink aan het opwarmen is.
Enfin, die 28 februari 2018 staat. En niet alleen omdat het de laagst gemeten maximumtemperatuur was maar ook om dat de etmaalgemiddelde temperatuur in De Bilt de laagste was in de hele meetreeks:Bron: www.weergegevens.nl Lees verder
Het drijfijs op de Noordpool
Het oppervlak drijfijs op de Noordpool loopt al een aantal decennia gestaag terug. Vanaf 1979 wordt het oppervlak drijfijs in het Arctische gebied gemeten met behulp van satellieten. In onderstaande grafieken is te zien dat het oppervlak aan het einde van de zomer (onderste grafiek) het sterkst is afgenomen.
Bron: Norsex
Het winterijs kent weliswaar ook een afname sinds 1979, maar die is veel minder sterk dan die van het zomerijs. Vermoedelijk is die afname van het oppervlak winterijs vooral het gevolg van het afgenomen zomerijs, waardoor na de zomer het ijs zich niet helemaal tot het oude niveau kan herstellen. Het ijs groeit immers vanaf de randen van het ijspakket naar buiten toe uit. Een kleiner kerngebied betekent dan automatische bij gelijkblijvende winteraanwas een minder groot oppervlak winterijs.
Het is verleidelijk om de afname aan zomerijs toe te schrijven aan de opwarmende werking van extra CO2 in de atmosfeer, en voor de meeste leken is het afnemende drijfijs het ultieme bewijs van de antropogene opwarming van de aarde. Klimaatalarmisten roepen dat voortdurend en krijgen vrij baan in de media. Maar zo simpel is het allemaal niet. Sterker, de afname van het drijfijs is vooral het gevolg van andere factoren dan toegenomen CO2. Lees verder