De NAO

In het vorige bericht ging het over de invloed Van de NAO op het weer in Europa en daarmee op de opwekking en het gebruik van groene stroom door windmolens en zonnepanelen. De NAO, Noord-Atlantische Oscillatie, speelt een belangrijke rol in met name het winterweer in Europa. Het draait allemaal om het luchtdrukverschil tussen IJsland in het noorden en de Azoren in het zuiden. Op die plekken ongeveer bevinden zich min of meer stationaire gebieden van lagedruk (IJsland)  en hogedruk (Azoren).

Hoe groter het luchtdrukverschil tussen IJsland en de Azoren des te sterker is de invloed van de westenwind op Europa. Bij een positieve NAO-index ligt de straalstroom noordelijker.  Die straalstroom ,een zeer sterke luchtstroom op zo’n 10 km hoogte, stuurt de depressies en fronten. Dan wordt in de wintermaanden relatief veel zachte en vochtige lucht naar Noord-Europa vervoerd. Zuid-Europa is dan relatief droog.

Bron: NCSU

Bij een negatieve NAO-index zijn de luchtdrukverschillen minder groot. De invloed van de straalstroom is dan kleiner. Fronten en depressies trekken vaker over Zuid-Europa, terwijl het in Noord-Europa daardoor droger vaak kouder is.

Bron: NCSU

Op bovenstaande figuren is goed te zien dat de NAO-index en daarmee de ligging van de straalstroom ook grote gevolgen heeft voor het winterweer in Noord-Amerika. Een meer zuidelijke ligging van de straalstroom (negatieve NAO-index) zorgt er voor dat in het oosten van de USA de winter zeer koud kan worden met veel sneeuwval.

De winterse luchtdrukverschillen op zeeniveau tussen het subtropisch hoog en het laag bij IJsland worden omgerekend naar de zogenaamde Noord-Atlantische index. Daar worden al heel lang gegevens van verzameld. Afhankelijk van de organisatie wordt de luchtdruk in het zuiden genomen van het meetstation van de Azoren,  Lissabon of Gibraltar. Het noordelijke meetstation is Stykkisholmur/Reykjavik op IJsland. De verschillen tussen de diverse meetreeksen zijn klein.

Bron: UCAR

Hierboven ziet u de meetreeks van de NAO-index vanaf 1864 t/m 2017 van UCAR, University Corporation for Atmospheric Research in Boulder, Colorado (USA). Deze meetreeks betreft de maanden december t/m maart.  Het zuidelijke station is Lissabon.

Duidelijk is er een langjarige schommeling in de index te zien. Deze oscillatie, met een golflengte van 70 a 80 jaar, is een natuurlijke, onregelmatige slingering die vermoedelijk vooral te maken heeft met het chaotische karakter van de atmosfeer.

Het is nog onduidelijk in hoeverre een versterkt broeikaseffect van invloed is op de NAO. Theoretisch zou het zo moeten zijn dat vanwege het feit dat de opwarming van de afgelopen decennia vooral heeft plaatsgevonden in  de subpolaire regio’s op het noordelijk halfrond (door arctische amplificatie), de luchtdrukverschillen tussen Azoren en IJsland kleiner moeten worden. Dan mag je verwachten dat de sterkte van de straalstroom en daarmee van de aanvoer van westenwind in Europa minder wordt. Daarvan is voorlopig echter in de grafiek weinig van terug te vinden. Een mooi voorbeeld van de complexiteit van het klimaatsysteem.

Trekken we de trend van de afgelopen anderhalve eeuw door, dan is te verwachten dat we de komende decennia vaker winters krijgen met een negatieve NAO-index. Koudere winters dus in Noord-Europa. Maar niets is zeker in deze materie.