Steve McIntyre, Canadese wiskundige en luis-in-de-pels van menig gevestigde klimatoloog, heeft op zijn website mogelijk de oorzaak gevonden van de merkwaardige uptick in de publicatie van Marcott in Science. Op onderstaande figuur is die uptick goed te zien. De rode lijn is de reconstructie van de temperatuur op het noordelijk halfrond, de gele lijn de reconstructie zonder de aanpassingen die Marcott et al gemaakt hebben aan de datasets van de 73 proxies.
Categoriearchief: metingen
Nieuwe hockeystick deel 6
Op 22 april 2011 presenteerde Shaun A. Marcott zijn dissertatie aan de University of Oregon. De titel van zijn onderzoek was Late Pleistocene and Holocene Glacier and Climate Change. Marcott gebruikte dezelfde 73 proxies als in zijn publicatie in Science en dezelfde methode. Onderstaande grafiek geeft het verloop weer van de temperatuur gedurende het Holoceen volgens de dissertatie:
Hier is de grafiek uit het Science-artikel: Lees verder
Nieuwe hockeystick deel 4
Nullius in Verba, een actieve blogger met kennis van zaken , heeft van de 73 proxies die door Marcott et al gebruikt zijn om de Holocene temperatuurgang te reconstrueren er 60 geplot. De overige 13 waren erg kort en besloegen slechts een deel van het Holoceen, zodat hij deze ongebruikt liet. Die 60 plots, dus het temperatuurverloop van die 60 proxies, heeft hij in drie groepen ingedeeld. Het heden ligt aan de linkerkant.
Nieuwe hockeystick deel 2
Zoals ik gisteren al aangaf houden de meeste proxies die door Marcott et al zijn gebruikt om de Holocene temperatuurgang te reconstrueren op waar ze interessant worden, namelijk ver voor de temperatuurstijging na 1850. In de lijst van de 73 gebruikte proxies is er slechts een zevental met een meetreeks tot minimaal 0 BP (= 1950). Lees verder
Wintertemperatuur De Bilt
De vorst trekt langzaam weg, maar de lente laat zich nog steeds niet voelen. Officieel is vandaag (1-3-2013) de meteorologische lente begonnen. Tijd dus voor een terugblik op de winter.
Bron: KNMI Climate Explorer
Bovenstaande grafiek geeft het verloop weer van de gemiddelde wintertemperatuur in De Bilt gedurende de afgelopen 25 jaar. Lees verder
De nieuwe hockeystick van Yamal
Wie kent er de hockeystick van Michael Mann niet? De grafiek die jarenlang het boegbeeld is geweest van klimaatalarmisten en het IPCC.
Een deel van de data die Mann gebruikte was gebaseerd op proxies van jaarringen van de Bristle pine-tree. De grafiek had enkele grote manco’s. Zo ontbrak het Middeleeuws Optimum zijn met name de data van de gebruikte jaarringen omstreden. Van de gebruikte statistische methode is door McIntyre en McKitrick gehakt gemaakt, bevestigd in o.a. het Wegman rapport dat elders op de site uitgebreid behandeld is.
Velen van u zullen al min of meer op de hoogte zijn van de verwikkelingen rond de zogenaamde Yamal data. Yamal is een schiereiland in het noorden van Siberie, waar de grootste aardgasvelden van Rusland liggen. Maar het is ook de plek waar paleoklimatologen proxies vandaan hebben gehaald. Ook daar is kort gezegd commotie over ontstaan. Onderzoeker Briffa van CRU in Groot Brittannië heeft namelijk een tijdje geleden een fraaie temperatuurgrafiek geproduceerd op basis van een aantal bomen op Yamal. Ook deze grafiek heeft weer die onheilspellende knik zoals we die al kenden van de hockeystick.
Bron: CRU
Het grijze deel is het aantal bomen waarop de grafiek is gebaseerd. Voor de meest recente jaren was dat aantal geslonken tot slechts 5. Zie de data van NOAA. Nu is 5 wel erg weinig om een betrouwbare grafiek te krijgen.
McIntyre wilde de betrouwbaarheid van de grafiek natrekken, maar kon dat niet doen omdat Briffa weigerde de data te openbaren. Dat is uiteindelijk (gedeeltelijk) gelukt door gebruik te maken van een langdurige procedure die een beetje te vergelijken valt met onze Wet Openbaarheid Bestuur. Gelukkig was er ook hulp van de Russische onderzoeker Hantemirov. Wat bleek? Er waren destijds veel meer bomen ‘beschikbaar’ dan het handjevol dat Briffa had gebruikt voor zijn reconstructie, namelijk 120.
Zoals te zien is is de hockeystick helemaal verdwenen.
Lees voor de details deze sites: Bishop Hill , Staatvanhetklimaat, ClimateAudit .
De emoties laaiden de afgelopen weken hoog op. Het alarmistenblog RealClimate viel McIntyre ongekend fel aan. Zie hier.
Als we afzien van alle commotie rond het niet verstrekken van onderzoeksdata (schande) en de statistische gebreken van de Briffa’s publicaties, dan blijft er een belangrijke vraag over: zijn er betrouwbare thermometermetingen in de regio? Want dan kunnen we de proxy-data vergelijken met de meetgegevens. Die data zijn er. Er is in de regio (zie nevenstaand kaartje van de Yamal regio) 1 meetstation, namelijk Salehard(Salechard). Dat is het rode puntje op de kaart.
Hieronder een detailweergave van Salehard. Het meetstation is zoals vaak gelegen op het vliegveld van de kleine nederzetting Salehard.
Salehard heeft een temperatuurreeks vanaf 1882 tot heden, dus die dekt fraai het laatste deel van de Yamalreeks van Briffa. Hieronder de grafiek van de gemeten temperatuur, data GHCN, raw data.
En hieronder de gehomogeniseerde datareeks volgens GISS:
Zoals men kan zien is er geen enkele opwaartse trend aan het einde van de meetreeks van Salehard waar te nemen. Ik zou zelfs zeggen dat de reeks opvallend vlak is, als we in aanmerking nemen dat de temperatuurstijging van de afgelopen decennia volgens de theorie versterkt in het temperatuursignaal boven de poolcirkel is waar te nemen. Ik blijf de discussie met belangstelling volgen.
De temperatuur in Madrid
Een vorige bijdrage ging over CET, Central England Temperature. Net als voor De Bilt zagen we dat de temperatuur daar de afgelopen 15 jaar niet meer is gestegen. Er was zelfs sprake van een lichte daling. Op zich was dit niet zo verwonderlijk, omdat centraal Engeland in dezelfde klimaatregio ligt als ons land. Het is dus te verwachten dat de temperatuurtendens van de afgelopen 15 jaar in Engeland niet veel zal afwijken van die in Nederland.
Daarom vandaag een blik op Madrid, Spanje. Ik kom graag in Spanje. Het meetstation ligt op het vliegveld Barajas, en zoals te zien is dicht bij de start- en landingsbaan. Ik schat de afstand tot de baan zo’n 60 m. Barajas is een WMO-station met de code: 8221 MADRID/BARAJA. Meer over dit meetstation hier.
Dit is het temperatuurverloop gedurende de afgelopen 15 jaar:
De data komen van GISS, omdat Climate Explorer van het KNMI niet geheel 2011 kon weergeven. Ook hier hetzelfde beeld: de afgelopen 15 jaar was er geen sprake van temperatuurstijging. De lineaire trendlijn laat zelfs een daling zien. Die daling is ruim 0,6 °C over 15 jaar. Vergelijk dit eens met de globale temperatuurstijging van 0,7 °C over de gehele 20e eeuw die in ‘brede kringen’ voor grote onrust heeft gezorgd.
Het vliegveld Barajas ligt op een steenworp afstand van de bebouwde kom van Madrid, zodat UHI-effecten ongetwijfeld aanwezig zijn. GISS corrigeert dit in de meetreeks, zoals bekend op een tamelijk onduidelijke manier. De ligging van het station vlak bij de start- en landingsbaan doet vermoeden dat ook hier effecten zullen zijn op de temperatuurmetingen. Informatie hierover van andere vliegveldstations wijzen uit dat toenemend vliegverkeer de metingen positief beïnvloeden. Mij is niet bekend dat GISS dit type lokale invloed ook meeneemt in haar homogenisaties. Het is derhalve aannemelijk dat de temperatuur op Barajas sterker is gedaald dan de grafiek aangeeft.
Metingen
Meten is weten is een bekend adagium uit de natuurwetenschappen. Je kunt nog zo veel geavanceerde modellen hebben, het betrouwbaarste zijn nog steeds in situ metingen. Alhoewel over dat laatste nog wel een en ander te zeggen valt en te schrijven. Anthony Watts heeft met zijn surfacestations.org geweldig werk verricht door reeds meer dan 80% van meetstations van het USHGN meetnet in de USA te bezoeken en te classificeren.
Watts onderzoek geeft een ontluisterend beeld van de kwaliteit van veel meetstations. Hij baseert zich op de classificatie zoals die door NOAA wordt gehanteerd om de kwaliteit van een meetstation vast te stellen. Die classificatie in het NCDCClimate Reference Network Handbook uit 2002 ziet er als volgt uit:
De indeling zelf is, als je deze nog niet eerder gezien hebt, enigszins onthutsend. Bestaan er inderdaad meetstations van de categorie 4 en 5, waarbij de meetfout respectievelijk ≥ 2°C en ≥ 5°C is? En dan te bedenken dat de hele discussie over de opwarming van de aarde gaat over een gemiddelde stijging van 0,7°C in de 20e eeuw.
Het antwoord op die vraag is positief. Watts heeft met 650 vrijwilligers op basis van bovenstaande NOAA classificatie tot nu toe meer dan 80% van de stations in het meetnet bezocht en ingedeeld. Het bizarre resultaat is hieronder te zien:
Bovenstaande kaart is uit de paper van Watts “Is the US Surface Temperature Record Reliable?” uit 2009, toen ruim 70% van de stations geclassificeerd was.
Inmiddels is dat opgelopen tot ruim 80%, en het beeld is niet veranderd. Ruim 70% van de onderzochte stations in de USA valt binnen klassen 4 en 5, met een afwijking van ≥ 2°C. In een cirkeldiagram ziet de procentuele verdeling van de 5 klassen er als volgt uit:
Wie wil griezelen moet eens bladeren in de gallery die Watts heeft samengesteld van de bezochte meetpunten.
Hieronder is een tweetal voorbeelden te zien van officiële USHCN meetstations die in de klasse 5 vallen. Naast de foto is steeds een infrarood opname te zien die een indicatie geeft van de infrarood (warmte-) straling in de directe omgeving van het meetpunt. De afbeeldingen komen uit Watts “Is the US Surface Temperature Record Reliable?”.
Hieronder staan voor beide meetstations de meetreeksen weergegeven. Het zijn GISS-plots van de USHCN data.
De data in beide reeksen vallen dus in klasse 5, met meetafwijkingen van ≥ 5°C. Het is eenvoudig te zien waarom dat hier logisch is. Wat opvalt is dat de meetreeks van Perry sinds 1940 geen stijgende (of dalende) trend vertoont, terwijl de meetreeks van Glenns Ferry vanaf ongeveer 1980 wel een stijgende trend vertoont.
Perry en Glenns Ferry liggen in 2 verschillende klimaatgebieden, ruim 2000 km hemelsbreed uit elkaar. Het is derhalve niet vreemd dat de meetreeksen een verschillende trend vertonen. Maar temperatuurmetingen worden ook beïnvloed door de microklimatologische omstandigheden, zeker als het klasse 5 meetpunten betreft. Als je via Google Earth inzoomt op het meetpunt in Perry, op de hoek van de North 8th Street en Delaware Street, dan valt op dat de meeteenheid midden in een stedelijk bebouwde omgeving ligt.
Bron: Anthony Watts
De bevolkingsomvang van Perry was in 2010 5126 inwoners, en dat inwonertal is de afgelopen decennia nauwelijks veranderd (US Census Bureau). Dat gegeven plus de relatieve ligging van het meetpunt en de beelden van Street View maken het aannemelijk dat de directe omgeving van het meetpunt al decennialang stedelijk bebouwd is geweest.
Zoomen we in op het andere meetpunt, Glenns Fery in Idaho, dan zien we een geheel andere situatie:
Het meetpunt ( rode x ) staat direct naast een tamelijk recent gebouw, dat onderdeel uitmaakt van een groter complex van bebouwing. In de onmiddelijke omgeving van de sensor is een grote transformator aanwezig. Het complex is het Oregon Trail History and Education Center, onderdeel van het Three Island Crossing State Park . Direct naast het gebouw ligt een grote parkeerplaats. Het gehele complex is de afgelopen decennia aangelegd. Het lijkt derhalve niet onaannemelijk dat de stijging van de temperatuurtrend althans gedeeltelijk het gevolg is van de verstening van de directe omgeving van het meetpunt.