Categoriearchief: Geen categorie

Burgermanifest tegen het klimaatbeleid


Op de blog van journalist Syp Wynia verscheen een paar dagen geleden  een open reactie van zijn hand op het op handen zijnde Klimaatplan van de regering Rutte. De regering  heeft (een beetje stiekem) een paar weken geleden een ‘publieksconsultatie’ geopend op het internet om te weten te komen wat ‘het volk’  van de onzalige plannen vindt. Wynia’s reactie is het begin van een burgermanifest tegen de plannen van Rutte 3. Lees verder

De wind in Nederland sinds 1904: de herfst

Dit zijn alweer de laatste drie maanden van de 12 die ik de afgelopen 2 weken bekeken heb. De echte windrichtingsignalen springen alle kant op. Om toch trends te kunnen waarnemen heb ik de data gesmoothed met een LOESS-filter span 0.3. Voor de lange periode 1904 t/m 2018 betekent dit dat trends duidelijk zichtbaar worden maar details verdwijnen, precies wat ik nodig had. Overigens ben ik van mening dat een dergelijke smoothing spaarzaam ingezet moet worden, alleen wanneer dat perse noodzakelijk is.


September ziet er bijzonder uit. Van de zeven windrichtingen steekt er 1 met kop en schouders boven de rest uit: SW.  Dat is al zo sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw.  Sinds 2000 neemt de dominantie van SW in deze maand sterk toe, met als gevolg dat september daardoor sinds 2000 warmer geworden is. De andere windrichtingen laten weinig beweging zien de afgelopen 115 jaar.


Ook in oktober is  de SW wind dominant vanaf de jaren ’20, het aandeel blijft sindsdien rond de 25% van de dagen schommelen.  Opvallend is het grote aandeel van S wind in deze maand: sinds de jaren ’70 waait gemiddeld 20% van de oktoberdagen de wind uit de zuidhoek.  De andere windrichtingen laten weinig beweging zien. Al een eeuw lang zorgen dus de dominante SW en S wind voor vaak zachte oktobermaanden in Nederland.


Dat laatste geldt zeker ook voor november, de verdeling van de windrichtingen lijkt sterk op die van oktober. Opvallend is de bult in SW tussen 1960 en 1990 en de stijging van SW en S vanaf 1990. Ook in deze maand komt er de afgelopen decennia regelmatig veel zachte lucht Nederland binnenwaaien.

Die dominantie van SW en S wind is niet alleen iets voor de herfstmaanden: in december en januari blijven beide windrichtingen dominant. Pas in februari waait de Nederlandse vlag zodanig dat we kans hebben op ‘echt’  winterweer.

Er zijn twee zaken die me in de 12 maanden het meeste opgevallen zijn. Dat is in de eerste plaats dat het aandeel van SW wind in het jaarlijkse windpatroon al sinds het begin van de metingen in 1904 stijgt. Dat aandeel van SW wind is in die 115 jaren met maar liefst 27% toegenomen. Hier hebben we ongetwijfeld een belangrijke oorzaak van de gestegen temperatuur in ons land te pakken. De NAO?


Het tweede dat me opviel is het keerpunt rond 2000. Rond dat jaar verandert het aandeel van alle windrichtingen opvallend sterk. Er zijn meer van dergelijke keerpunten waarneembaar, maar die van 2000 is het sterkste. De ligging van hoge- en lagedrukgebieden boven Europa en het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan bepaalt de windrichting in ons land. Het bestaan van keerpunten zou dus betekenen dat de luchtdrukverdeling in onze regio in plaats van geleidelijke veranderingen meer stapsgewijze verschuivingen laat zien. Ik ben dat al vaker tegengekomen. Iets om over na te denken.

De wind in Nederland sinds 1904: de zomer

In het vorige bericht heb ik laten zien wat de trend zijn in windrichting in De Bilt voor de lente.  In dit bericht bekijk ik de trends sinds 1904 voor de zomer:


In de junigrafiek is het opvallend dat gedurende de gehele periode E, SE en S wind slechts een kleine rol van betekenis spelen. De dominante windrichtingen variëren van SW tot NE. In de jaren ’70 van de vorige eeuw is een breekpunt te zien: SW en W nemen toe, terwijl N en NE afnemen. Voor de juni maand betekent dat hogere temperaturen. Het tweede breekpunt ligt rond 2000. SW stabiliseert op een hoog niveau terwijl W sterk afneemt en N sterk toeneemt. Dat laatste betekent dat de maand juni de afgelopen jaren zo nu en dan verrassend frisse dagen kende.


Juli toont na 1950 dezelfde twee breekpunten als juni, namelijk de jaren ’70 en rond 2000. De jaren ’70 geven een grote shift te zien in SW en W. Dat betekent opwarming: SW komt anticyclonaal naar ons toe en is daardoor maritiem tropische luchtsoort, terwijl W deels cyclonaal naar ons land toe beweegt en daardoor (deels) maritiem polaire lucht is met lagere temperaturen. Vanaf de jaren ’70 zien we ook een gestage toename van het percentage dagen met S wind. Opwarming dus. Vanaf 2000 zien we NW toenemen en E afnemen.


Ook voor augustus is er een breekpunt in de jaren ’70 waarbij SW en W sterk toenemen en NE en N afnemen. Opwarming derhalve. Ook hier een sterke verschuiving rond 2000 waarbij SW , W en vooral S heel sterk toenemen. NW, N,  NE en E (de koude hoek) nemen sterk af en spelen de laatste jaren slechts een kleine rol in augustus.

 

Pages2K deel 4: Antarctica

In de vorige berichten over de geruchtmakende publicatie van Neukom et al van het consortium PAGES2K liet ik onder andere zien dat de ruimtelijke dekking van het zuidelijk halfrond door proxies mijns inziens volstrekt onvoldoende is om de harde conclusies van het onderzoeksteam te rechtvaardigen. Zie hier, hier en hier.   In dit bericht ga ik dieper in op het gebrek aan ruimtelijke dekking van de door Neukom gebruikte proxies op Antarctica.

Uit de bij de publicatie behorende data is af te leiden dat door Neukom in totaal 9 ijskernproxies op Antarctica zijn gebruikt. Om de temperaturen op Antarctica te reconstrueren maken Neukom et al gebruik van een tweetal typen proxies, namelijk δ18O en Deuterium (δD). Beide zijn stabiele isotopen van respectievelijk zuurstof en waterstof.

Van de 9 door Neukom gebruikte proxiereeksen zijn er 3 te kort om ook de MCA (Middeleeuws optimum) te dekken. De 6 resterende proxies zijn van 4 locaties afkomstig die op onderstaande kaart aangegeven zijn:


Alle vier locaties liggen op het WH: drie proxies (WDC05A, WDC06A, WDC06AdD) komen van 1 locatie op West-Antarctica, een proxy (JRI) komt van James Ross Island  op het puntje van het Antarctisch Schiereiland, en de twee resterende proxies(DML05 en DML06) van Dronning Maud Land . De laatste twee liggen op slechts 117 km van elkaar.  Het gehele continent is ongeveer 14 miljoen km2 groot. Vergelijk dat met de oppervlakte van het continent Europa dat ruim 10 miljoen km2 groot is. Oost-Antarctica vormt ongeveer 2/3 van het totale oppervlak en heeft dus een oppervlakte ter grootte van Europa. Lees verder

De wind in Nederland sinds 1904: de lente

In het vorige bericht heb ik laten zien wat de trend zijn in windrichting in De Bilt voor de winter.  In dit bericht bekijk ik de trends sinds 1904 voor de lente:


De grafiek van maart toont – op SW na- minder uitgesproken veranderingen dan die van februari. Het breekpunt rond 2000 is grotendeels verdwenen, maar wel is nu herkenbaar een keerpunt in de jaren  ’50 en ’80. In de jaren ’50 valt vooral de sterke toename van SW op. In de jaren ’80 nemen NE en E toe, terwijl SW  en W sterk inleveren. Nog sterker dan in februari laat de grafiek van maart zien dat NE/E  en SW/W een ‘windwip’ vormen: gaat het ene paar omhoog dan gaat het andere omlaag.


De windrichtingen in de maand april vertonen weinig beweging. SW stijgt gestaag vanaf 1980. Breekpunt 200 is hier wel te zien: W neemt daarna toe terwijl E, SE ,S en N wat afnemen. Al met al zijn er –op SW na- geen grote verschuivingen te zien.


Mei vertoont ook een tamelijk rustig beeld. Opvallend is de dominantie van NE in begin jaren ’40. Dat decennium is voor een aantal windrichtingen een breekpunt: W en NW nemen sterk toe terwijl NE sterk afneemt. Na 2000 is er alleen verandering te zien in SW en SE. Gemiddeld over de hele lente bezien is dit niet het seizoen van de grote veranderingen in windrichting.

De wind in Nederland: winter

In het vorige bericht heb ik beschreven dat ik de vectorale windrichting per etmaal van De Bilt sinds 1904 heb omgezet in 8 windrichtingen: NE, E, SE, S, SW, W, NW en N. Omdat de signalen van jaar tot jaar sterk schommelen  heb ik de reeksen gesmoothed met een LOESS-filter span 0.3. Daardoor kan makkelijker de langjarige trend van elke windrichting gelezen worden. Daarna heb ik voor elke maand van 1904 t/m 2018 berekend wat het percentuele voorkomen van elke windrichting was. Duidelijk werd dat de SW windrichting in de bekeken periode niet alleen de dominante windrichting was maar dat die dominantie in die 115 jaar flink toenam.

In dit bericht bekijk ik de trends van de windrichtingen in de wintermaanden.  Voor december ziet dat er zo uit:


Lees verder

De wind in Nederland: inleiding

Vanaf 1904 wordt dagelijks de vectorgemiddelde windrichting genoteerd in De Bilt. Dat gebeurt in graden (360 =N, 45=NE, 90=E, 135=SE, 180=S, 225=SW, 270=W, 315=NW). Die gemiddelde windrichting per etmaal kun je downloaden op een van de pagina’s van het KNMI en ziet er dan zo uit:

Bron: KNMI

Door de verdeling te hanteren zoals hierboven beschreven wordt de windroos opgedeeld in 8 sectoren van 45°. Het gebruiken van deze windsectoren heeft zijn beperkingen. Een daarvan is de ‘harde’  overgang van de ene windrichting naar de volgende. Een ander probleem is dat de in De Bilt gemeten windrichting niet perse wijst naar het brongebied van de luchtmassa die binnenkomt. Lees verder

Van het aardgas af

Terwijl de Nederlandse overheid het aardgas in de ban heeft gedaan vanwege ‘het klimaat’ zetten de buurlanden juist in op aardgas vanwege ‘het klimaat’. In Duitsland krijgt een huishouden ruim €800 subsidie als men een aardgasaansluiting neemt. In Nederland, met een aardgasnet dat vrijwel iedereen bereikt, moeten we er juist van af. Krankzinnige wereld. Dat het de Duitsers menens is laat bovenstaande foto zien. Ik kwam er gisteren toevallig langs:  de aanleg van hoofdgasleiding nabij Kempen (Nordrhein Westfalen).

Er bestaat een wijdverbreid misverstand over dat besluit van de Nederlandse overheid dat we van het aardgas af moeten. Veel mensen denken dat dat te maken heeft met de aardbevingen in Groningen als gevolg van de aardgaswinning. Dat is onjuist. In deze grafiek zijn de CBS-cijfers van de aardgasbalans weergegeven:

Data: CBS

Vanaf 2013 is de winning van aardgas flink afgenomen en de invoer flink toegenomen. Dat laatste moest wel om naast het eigen verbruik de uitvoer van aardgas op peil te kunnen houden.

Van dezelfde CBS databron heb ik de grafiek hieronder gemaakt:


Het verbruik van aardgas sinds 1982 is de nieuwe component (blauwe lijn). Dat verbruik is tamelijk constant zoals u ziet. De import van gas is in 2018 groter dan de export. Maar wat nog aardiger is is dat sinds 2015 de import van aardgas groter is dan het binnenlands verbruik. Dat betekent dat als we morgen stoppen met gaswinning in Nederland én met de export van aardgas, we toch met z’n allen gewoon aardgas kunnen verbruiken. Net zoveel als we de afgelopen jaren gewend waren. Er is zelfs een beetje over om te exporteren (naar Duitsland bijvoorbeeld).

Elektriciteitsproductie Duitsland met bruinkool tot 2038 verzekerd

Bron:  RWE

Ik heb hier al een paar keer wat geschreven over de elektriciteitsvoorziening van onze oosterburen. Ze zijn als eerste in 2010 gestart met hun ‘Energiewende’. Dat is te zien: in het hele land zijn opvallend veel windmolens en zonnepanelen te vinden.  Onderdeel van die Energiewende is  het afzweren van kernenergie in 2022. Een en ander levert flinke problemen op. Niet het minste probleem is dat steeds meer huishoudens in Duitsland hun energierekening niet kunnen betalen. Belangrijkste oorzaak daarvan zijn de energieprijzen in Duitsland, die tot de hoogste van Europa behoren.

De vele windmolens en zonnepanelen dekken slechts een deel van de energiebehoefte en de productie is sterk wisselend.  Zo schijnt ook in Duitsland de zon ‘s nachts niet  en het waait ook niet altijd hard genoeg, zeker wat verder van de kust af. Hoe houdt Duitsland de energiebroek dan omhoog? Het antwoord is bruinkool.  Dat wordt in enorme hoeveelheden gewonnen in dagbouwgroeven net over de grens voorbij Aken, en in het oosten van het land. Maar ja, in deze tijden van CO2-reductie kan dat natuurlijk niet meer. Gelukkig voor de Duitsers heeft de bondsregering gerekend en het probleem onderkend: de elektriciteitsopwekking met bruinkool blijft nog tot 2038 overeind. Lees verder

Pages2K deel 3: de proxies op het ZH

Bron: Kalte Sonne

In het eerste deel van deze reeks  heb ik laten zien dat over de belangrijkste conclusie van het PAGES2K consortium, namelijk dat de warme MCA (Medieval Climate Anomaly) en de koude LIA (Little Ice Age) slechts regionale verschijnselen waren maar de recente opwarming daarentegen mondiaal van karakter is, nog wel wat te zeggen valt.  Ik liet zien dat op die interactieve kaart, die bijgewerkt is tot 2019, meer dan 1230 publicaties voorkomen met temperatuurreconstructies op basis van proxies.

Die studies dekken alle de periode waarin de MCA voorkomt. Een rood ballonnetje geeft aan dat de betreffende studie de warmere MCA herkent, bij blauw is de MCA daarentegen  kouder. Ik telde 577 rode ballonnetjes verspreid over de hele wereld en 49 blauwe, zodat tenminste de indruk gewekt wordt dat de middeleeuwse opwarming een mondiaal verschijnsel geweest is.

In dit bericht kijk ik naar de wijze waarop het team van Neukom et al de reconstructie van de temperatuur tijdens het Middeleeuws optimum heeft aangepakt.  Mijn belangstelling  dan met name uit naar het ZH, omdat het NH voldoende proxies telt.

Een proxy is een indirecte manier om temperaturen uit het verleden te reconstrueren. Vanaf het midden van de 19e eeuw begint de georganiseerde temperatuurmeting vorm te krijgen in Noord-Amerika en Europa. De periode vóór ruwweg 1850 kent nauwelijks directe temperatuurmetingen zodat vroegere temperaturen gereconstrueerd moeten worden met behulp van proxies. . De bekendste proxies zijn die van boomringen, ijskernen, marine  en meersedimenten en koralen, maar er zijn er nog meer. Om een beeld te kunnen vormen van de temperaturen tijdens het MIddeleeuws optimum  (MCA) en de Kleine IJstijd is de wetenschap dus aangewezen op proxies. Lees verder