Jaarlijks archief: 2013

Koudeperiode in Younger Dryas gevolg van inslag?

dryas e alley
Bron:  NOAA

Op deze site is al vaak aandacht besteed aan de temperatuurgang van de laatste ijstijd naar het Holoceen tot heden. Zie onder “De Dogma’s”  het hoofdstuk “Unieke Temperatuurstijging”. De vermoedens dat de koudeperiode op de overgang van Weichselien naar Holoceen het gevolg was van een extraterrestrische gebeurtenis worden ondersteund door de uitkomsten van een recente publicatievan de Universiteit van Californië in Santa Barbara.

Op bovenstaande grafiek is die koudeperiode  tussen 13.000  en 11.500 jaar BP  duidelijk waar te nemen. De getoonde data komen van de GRID2 ijskern op Groenland (data hier). Proxies als ijs- en gasisotopen leverden een betrouwbare reconstructie op van de temperatuur op de overgang van Pleistoceen naar Holoceen. Een kleine 15.000 jaar BP steeg de temperatuur in Groenland sterk, een teken dat het Weichselglaciaal ten einde was. Maar rond 14.500 BP daalde de temperatuur trapsgewijze weer tot op glaciaal niveau, om pas vanaf 12.500 BP op te veren tot de bekende Holocene waarden. Van deze abrupte klimaatwijzigingen vinden we op veel plaatsen op aarde bewijzen.

thermohal
Bron:  Wikipedia

Tot nu toe was de meest aangehangen theorie dat de afkoeling het gevolg was van het uitvallen van de warme zeestroom in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan.  De gedachte was dat het Agassizmeer in Noord-Amerika, dat een enorme hoeveelheid smeltwater van het Canadese landijs bevatte, leeg liep in de Atlantische Oceaan. Die enorme hoeveelheid zoet water zou dan de thermohaline circulatie verstoord hebben, waardoor er geen warm tropisch water meer naar het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan gevoerd zou zijn, met sterke afkoeling tot gevolg.

agassiz2
Bron:  Wikipedia

Ook theorieën over een zonnewind en over een langdurige verschuiving van de straalstroom deden de ronde, alsmede een grote vulkaanuitbarsting.  Maar zoals het er nu naar uit ziet kunnen we al deze theorieën overboord zetten. De uitkomsten van de ploeg van professor James Kennett lijken tamelijk overtuigend.  Het team deed onderzoek naar sedimentgesteenten uit de genoemde periode op een drietal plaatsen, namelijk Pennsylvania, South Carolina en Syrië.  Op alle plaatsen werd een dun laagje sediment gevonden dat gevormd moet zijn bij temperaturen van 1700 tot 2200 °C. Het moet daarom wel het gevolg zijn van de botsing tussen de aarde en een lichaam dat vanuit de ruimte de aarde bereikte. De gevolgen voor flora en fauna waren groot: veel soorten, waaronder mammoeten, verdwenen definitief van de aarde.

kennett1

kennett2
Bron:  UCSB

Het ontdekte laagje bestaat uit glasachtig materiaal, dat ontstaat als zand door enorme hitte smelt en gaat koken. Dergelijk materiaal is ook gevonden bij Meteor Crater in Arizona.  Vergelijkbare onderzoeksresultaten uit Venezuela  en Duitsland versterken het vermoeden dat de koudeperiode van het Younger Dryas geen terrestrische oorzaak heeft maar een kosmische.

Nogmaals klimaatveranderingen en regiem

In de vorige bijdrage heb ik aandacht besteed aan het recente HAVO-examen aardrijkskunde.  Met name de vraag over klimaatverandering en regiem van Rijn en Maas kon mijn waardering niet wegdragen, het officiële antwoord in het correctiemodel nog minder. Omdat ik nieuwsgierig was naar de afvoercijfers van Rijn en Maas heb ik die opgezocht.  Een zeer uitgebreide database over water in Nederland is Waterbase van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit is de link naar de de Engelstalige Waterbase.

maasdeb

De afvoerdata van de Maas (Eijsden) zijn het uitgebreidst en beginnen in 1950.  Die van de Rijn (Lobith) zijn aanwezig vanaf 1989. Het meest recente jaar dat geheel in de database aanwezig is op dit moment is 2010. In bovenstaande grafiek heb ik de afvoer van de Maas weergegeven. De zwarte lijn is de lineaire trendlijn, de donkerblauwe lijn verbindt de data met de hoogste afvoer in elk jaar. Begin jaren ’90 en rond 2000 zijn er wel enkele jaren geweest met een verhoogde winterafvoer, na 2002 verdwijnen die extreme winterafvoeren weer.

rijn2

De Rijn geeft hetzelfde beeld: enkele pieken in de jaren ’90 en rond 2000, na 2002 verdwijnen die piekafvoeren weer uit het beeld. Omdat van beide rivieren de piekafvoer in de winter ligt, is het duidelijk dat deze gerelateerd moet zijn aan het neerslagpatroon in NW Europa. Het is daarom te verwachten dat de afvoergrafiek van de Rijn sinds 1950 eenzelfde patroon zal hebben als dat van de Maas.

Conclusie: op basis van de meetgegevens vanaf 1950 is het antwoord op vraag 30  in het correctiemodel  onjuist.

HAVO examen aardrijkskunde goes climate

 

Ik ben de afgelopen tijd niet in staat geweest om bijdragen te schrijven voor de site: de examens slokten teveel van mijn (vrije) tijd op. Maar ook de eindexamens van het voortgezet onderwijs besteden aandacht aan klimaatverandering. Vorige week (2012)…

ex1 zaten de eindexamenleerlingen HAVO die het prachtige vak aardrijkskunde volgen achter de opgaven. Een aantal opgaven was klimatologisch van aard, bijvoorbeeld over de invloed van klimaatverandering vanaf het eind van de laatste ijstijd op het karakter van de Mississippi (zie plaatjes hierboven). Prima opdrachten.

ex2

Ook de vragen over het Tjaadmeer (hierboven)  waren heel aardig.  Wat wel opvalt is het bovenschrift van de kaartjes: `Verdroging van het Tjaadmeer tussen 1963 en 2001´. De kaartjes tonen dat er sprake is van verdroging van 1963 tot 1987, maar daarna gebeurt er eigenlijk weinig met de oppervlakte van het meer. Er zijn wel kleine verschillen, maar men kan niet stellen dat er tot 2001 sprake is van toenemende verdroging.  Suggestieve kop derhalve.  Trouwe lezers weten dat ik onder het kopje `De Sahara groeit`  onder `De Dogma´s` heb aangetoond dat vanaf 1984 de Sahel steeds meer neerslag krijgt, als gevolg van de AMO  (Atlantische Multidecadale Oscillatie).  Zie in de betreffende paragraaf meer over dit onderwerp. Het neerslagverloop is hieronder weergegeven. Fraai is te zien waarom het aannemelijk is  dat het Tjaadmeer na 1984 niet kleiner geworden is:

sahel1
Neerslag Sahel  1900 – 2010   Bron:  JISAO

Opgave 30 is de klimaatopdracht waar ik de meeste moeite mee heb.  Die luidt: “ Het veranderende klimaat is van invloed op het regiem van de Rijn en de Maas. Leg uit hoe het veranderende klimaat het regiem van de Rijn en de Maas beïnvloedt.”  . Het probleem is de term  ‘veranderende klimaat’. Daarmee hanteert men een proces dat niet gekoppeld is aan een bepaalde periode, dat wil zeggen het kan zowel slaan op het verleden als op wat komen gaat. Wat geweest is weten we min of meer, en  van een eenduidige klimaatverandering in de stroomgebieden van Rijn en Maas is geen sprake. Bovendien: hoever moet men hier terugkijken? 10 jaar, 100 jaar, tot aan de laatste ijstijd?

Nog veel lastiger wordt het als we de term ‘veranderende klimaat’ in de toekomst plaatsen. Ook hier weer de vraag: over welke periode hebben we het? Nu zijn er wel wat voorspellingen gedaan door het IPCC, waarvan de gemene strekking is dat het allemaal wat woester en extremer zal worden. Het KNMI echoot dat regelmatig netjes na. Of dat ook zo zal zijn zal de toekomst leren, de ervaring van de laatste jaren geeft in elk geval geen aanleiding om dat met stelligheid te kunnen beweren.

En toch is dat laatste juist wat de examencommissie/CITO van de HAVO-leerlingen verlangt. Het correctievoorschrift luidt namelijk: “Een voorbeeld van een juiste uitleg is:  Klimaatverandering zal leiden tot een onregelmatiger neerslagregiem / extremere weersomstandigheden waardoor het regiem van de Rijn en de Maas onregelmatiger wordt.”.  Dat is inderdaad een voorbeeld van een juiste uitleg. Maar als een leerling het omgekeerde beweert is dat ook juist. Maar dat staat niet in het correctievoorschrift. En ook het verslag van het KNAG over dit examen ( advies hoe om te gaan met afwijkingen van het correctiemodel) zwijgt hierover in alle talen. Wel adviseert men mijns inziens ten onrechte docenten om de termen ‘hoger’  en ‘lager’ in verband met het begrip regiem fout te tellen. Onjuist, omdat regiem slaat op de schommelingen in de waterafvoer  gedurende een bepaalde periode. Dat is dus de amplitude, en die kan groter en kleiner worden.

Wat was dus het juiste antwoord? Dat klimaatveranderingen kunnen leiden tot zowel het groter worden als het kleiner worden van het regiem van de Rijn en de Maas, afhankelijk van de vraag in welke richting die veranderingen plaats zullen vinden. En dat laatste weet niemand met zekerheid. Helaas zijn  leerlingen in ons voortgezet onderwijs op het gebied van klimaatverandering een beetje voorgeprogrammeerd, zodat velen het  ‘juiste’ antwoord gegeven hebben. Lees: het ‘gewenste’ antwoord. Jammer. Is hier sprake van opzet bij de examencommissie/CITO ?  Ik denk het niet. Ik vermoed dat er (te) weinig fysisch geografen in de commissie/CITO zitten.

Voor diegenen die het allemaal eens na willen lezen hier de links:

Examen aardrijkskunde havo 2012 eerste tijdvak

Bijlage

Correctievoorschrift

KNAG advies

 

De nieuwe hockeystick van Yamal

Wie kent er de hockeystick van Michael Mann niet? De grafiek die jarenlang het boegbeeld is geweest van klimaatalarmisten en het IPCC.

yamal0
Bron: IPCC

Een deel van de data die Mann gebruikte was gebaseerd op proxies van jaarringen van de Bristle pine-tree. De grafiek had enkele grote manco’s. Zo ontbrak het Middeleeuws Optimum zijn met name de data van de gebruikte jaarringen omstreden. Van de gebruikte statistische methode is door McIntyre en McKitrick gehakt gemaakt, bevestigd in o.a. het Wegman rapport dat elders op de site uitgebreid behandeld is.

Velen van u zullen al min of meer op de hoogte zijn  van de verwikkelingen rond de zogenaamde Yamal data. Yamal is een schiereiland in het noorden van Siberie, waar de grootste aardgasvelden van Rusland liggen.  Maar het is ook de plek waar paleoklimatologen proxies vandaan hebben gehaald. Ook daar is kort gezegd commotie over ontstaan. Onderzoeker Briffa van CRU in Groot Brittannië heeft namelijk een tijdje geleden een fraaie temperatuurgrafiek geproduceerd op basis van een aantal bomen op Yamal. Ook deze grafiek heeft weer die onheilspellende knik zoals we die al kenden van de hockeystick.

yamal5
Bron: CRU

Het grijze deel is het aantal bomen waarop de grafiek is gebaseerd.  Voor de meest recente jaren was dat aantal geslonken tot slechts 5. Zie de data van NOAA.   Nu is 5 wel erg weinig om een betrouwbare grafiek te krijgen.

yamal6
Bron: BishopHill

McIntyre  wilde de betrouwbaarheid van de grafiek natrekken, maar kon dat niet doen omdat Briffa weigerde de data te openbaren. Dat is uiteindelijk (gedeeltelijk) gelukt door gebruik te maken van een langdurige procedure die een beetje te vergelijken valt met onze Wet Openbaarheid Bestuur. Gelukkig was er ook hulp van de Russische onderzoeker Hantemirov. Wat bleek? Er waren destijds veel meer bomen ‘beschikbaar’  dan het handjevol dat Briffa had gebruikt voor zijn reconstructie, namelijk 120.

Zoals te zien is is de hockeystick helemaal verdwenen.
Lees voor de details  deze sites: Bishop Hill ,  Staatvanhetklimaat,   ClimateAudit .

yamal3

De emoties laaiden de afgelopen weken hoog op. Het alarmistenblog RealClimate viel McIntyre ongekend fel aan. Zie hier.

Als we afzien van alle commotie rond het niet verstrekken van onderzoeksdata (schande) en de statistische gebreken van de Briffa’s publicaties, dan blijft er een belangrijke vraag over: zijn er betrouwbare thermometermetingen in de regio? Want dan kunnen we de proxy-data vergelijken met de meetgegevens. Die data zijn er. Er is in de regio (zie nevenstaand kaartje van de Yamal regio) 1 meetstation, namelijk Salehard(Salechard). Dat is het rode puntje op de kaart.

Hieronder een detailweergave van Salehard. Het meetstation is zoals vaak gelegen op het vliegveld van de kleine nederzetting Salehard.
yamal1
Salehard heeft een temperatuurreeks vanaf 1882 tot heden, dus die dekt fraai het laatste deel van de Yamalreeks van Briffa. Hieronder de grafiek van de gemeten temperatuur, data GHCN,  raw data.

En hieronder de gehomogeniseerde datareeks volgens GISS:

yamal2
Bron: GISS

Zoals men kan zien is er geen enkele opwaartse trend aan het einde van de meetreeks van Salehard waar te nemen. Ik zou zelfs zeggen dat de reeks opvallend vlak is, als we in aanmerking nemen dat de temperatuurstijging van de afgelopen decennia volgens de theorie versterkt in het temperatuursignaal boven de poolcirkel is waar te nemen. Ik blijf de discussie met belangstelling volgen.

Noordpool in september 2012 ijsvrij

 

ijsvrij1
Bron:  National Geographic News

Dat voorspelde Jay Zwally,  onderzoeker bij NASA in 2007. Dr. Jay Zwally is project scientist bij NASA’s ICESat missie. Zwally zei in een interview met National Geographic News:

At this rate, the Arctic Ocean could be nearly ice-free at the end of summer by 2012, much faster than previous predictions….At this rate, the Arctic Ocean could be nearly ice-free at the end of summer by 2012, much faster than previous predictions.”   En:  “The Arctic is often cited as the canary in the coal mine for climate warming,” said Zwally, who as a teenager hauled coal. “Now as a sign of climate warming, the canary has died. It is time to start getting out of the coal mines.”

Hieronder ziet u de meest recente gegevens van de ijsgang in de Arctische Zee:

ijsvrij2
Bron: NORSEX

Het ziet er niet naar uit dat Dr. Zwally gelijk krijgt. Dat weet hij zelf intussen ook wel natuurlijk. In een interview in 2010 met  EarthSky  durfde hij zijn voorspelling al niet meer te herhalen. Wel haalde hij nog een keer de kanarie in de kolenmijn erbij om zijn bezorgdheid kracht bij te zetten.

Bovenstaaande voorspelling is een fraai staaltje van overdrijving, niet geheel onbekend in klimatologenland, helaas.

 

De temperatuur in Madrid

Een vorige bijdrage ging over  CET, Central England Temperature. Net als voor De Bilt zagen we dat de temperatuur daar de afgelopen 15 jaar niet meer is gestegen. Er was zelfs sprake van een lichte daling. Op zich was dit niet zo verwonderlijk, omdat centraal Engeland in dezelfde klimaatregio ligt als ons land. Het is dus te verwachten dat de temperatuurtendens van de afgelopen 15 jaar in Engeland niet veel zal afwijken van die in Nederland.

barajas1

Daarom vandaag een blik op Madrid, Spanje. Ik kom graag in Spanje. Het meetstation ligt op het vliegveld Barajas, en zoals te zien is dicht bij de start- en landingsbaan. Ik schat de afstand tot de baan zo’n 60 m. Barajas is een WMO-station met de code: 8221 MADRID/BARAJA. Meer over dit meetstation hier.

Dit is het temperatuurverloop gedurende de afgelopen 15 jaar:

barajas2

De data komen van GISS, omdat Climate Explorer van het KNMI niet geheel 2011 kon weergeven. Ook hier hetzelfde beeld: de afgelopen 15 jaar was er geen sprake van temperatuurstijging. De lineaire trendlijn laat zelfs een  daling zien. Die daling is ruim 0,6 °C  over 15 jaar.  Vergelijk dit eens met de globale temperatuurstijging van 0,7 °C over de gehele 20e eeuw die in ‘brede kringen’ voor grote onrust heeft gezorgd.

Het vliegveld Barajas ligt op een steenworp afstand van de bebouwde kom van Madrid, zodat UHI-effecten ongetwijfeld aanwezig zijn. GISS corrigeert dit in de meetreeks, zoals bekend op een tamelijk onduidelijke manier. De ligging van het station vlak bij de start- en landingsbaan doet vermoeden dat ook hier effecten zullen zijn op de temperatuurmetingen. Informatie hierover van andere vliegveldstations wijzen uit dat toenemend vliegverkeer de metingen positief beïnvloeden. Mij is niet bekend dat GISS dit type lokale invloed ook meeneemt in haar homogenisaties. Het is derhalve aannemelijk dat de temperatuur op Barajas sterker is gedaald dan de grafiek aangeeft.

 

Engeland en de opwarming

cet1
Bron:  Stormtrack

Eind 2012 was ik enkele dagen in Engeland en verbaasde me over het gemak waarmee ook daar ‘de opwarming’ van Groot-Brittannië in de media een plaats heeft gekregen. En dan heb ik het niet over The Guardian, een krant waar klimaatalarmisten de afgelopen jaren vrij spel kregen, maar in een krant als The Times. Ik was dan ook nieuwsgierig naar die opwarming, en kon me niet indenken dat de Britse opwarming ‘dramatischer’ is verlopen dan die in ons eigen land. Vandaar dat ik op onderzoek uit ben gegaan naar wat meetgegevens.

Het geluk wil dat men in Engeland veel eerder dan in andere landen begonnen is met het serieus meten van de temperatuur. De Central England Temperature-reeks is een van de oudste temperatuurmeetreeksen op aarde en begint al in 1659. In de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft het Hadley Centre de meetreeks gecontinueerd tot op heden. Het betreft een beperkt aantal meetstations in de regio van zuidelijke Midlands tot Lancaster, zoals aangegeven op nevenstaand kaartje.

Hieronder is de gang van de temperatuur te zien vanaf het begin tot en met 2010. Het zijn jaargemiddelden in °C.

cet2
Bron data : Hadley Centre

De reeks vertoont een licht stijgende trend (zwarte lijn) vanaf het begin van de metingen met een opwarming van 0,26°C per eeuw.  Geen verrassing, de aarde en dus ook Engeland warmt al sinds het einde van de Kleine IJstijd gestaag op. Dat is in ieder geval ten dele het gevolg van veranderende zonneactiviteit, die een zekere periodiciteit veroorzaakt in de temperatuur aan het aardoppervlak.  Zie hiervoor onder andere “Zonnecycli”  in het hoofdstuk  “Nieuwe inzichten”.

De temperatuurlijn toont ook dat de lichte stijging niet gelijkmatig is, de temperatuur gaat op en neer gedurende soms langere periodes. Maar ook kortere periodes geven soms een sterke variabiliteit: temperatuurvariaties tussen twee opeenvolgende jaren van meer dan 2 °C zijn geen uitzondering. Een dergelijke grote sprong in korte tijd is te zien in de tweede helft van de jaren ’80 van de 20e eeuw. De stijging van de temperatuur wordt nog steeds door een deel van de wetenschappers gezien als een gevolg van antropogene factoren, vooral die van CO2 als broeikasgas.

cet3
Bron data : Hadley Centre en Earth Policy

In bovenstaande grafiek is naast de CET-lijn  de jaarlijkse emissies in miljoenen tonnen CO2 als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen afgezet tegen de tijd. Vergelijk deze lijn eens met de temperatuurreeks van CET, en constateer dat er geen enkele correlatie is.

De klimaatsite c3headlines  heeft enige tijd geleden al eens gekeken naar de CET en geconstateerd dat er in het afgelopen decennium erg veel records gesneuveld zijn op het gebied van gemiddeld hoogste temperaturen. Iedereen kent de gretigheid waarmee dit gebruikt wordt om de invloed van antropogeen CO2  ‘aan te tonen’.  Als men naar het verloop van de CET grafiek kijkt vanaf 1659 dan is het niet meer dan logisch dat in een gestaag stijgende temperatuurreeks gedurende meer dan 350 jaar de hoogste temperaturen in het laatste stukje van de reeks zitten. De jaren uit het laatste decennium zijn steeds  met rood aangegeven.

cet4

Interessante vraag is of de temperatuurvariaties in de  CET groter zijn gedurende afgelopen decennia dan in de rest van de langdurige meetreeks. Met andere woorden: is de temperatuurgang van de afgelopen decennia afwijkend, zoals alarmisten vaak beweren? Hieronder is een aantal tabellen afgebeeld die antwoord geven op deze vraag. De eerste geeft de jaren weer met de grootste temperatuurverandering in 1 jaar:

cet5
Zoals is te zien zit geen enkel recent jaar in de top-10. Het dichtste bij komt nog 2001, met een toename van  0,67 °C, waardoor dit jaar op de 71e plaats komt. En hier de jaren met de grootste temperatuursprong over een periode van 10 jaar. Het laatste jaar van elke decade is als teljaar genomen:

cet6
Ook hier geen enkel recent jaar in de top-10. De decade die eindigde in 2005 en een temperatuurverandering van 1,24 °C  vertoonde, komt op een 22e plaats. Nemen we een periodelengte van 20 jaar dan valt 1 jaar uit het laatste decennium in de top-10, namelijk 2006 met een 8e plaats:

cet7

Bij periodes van 30 jaar valt het afgelopen decennium weer buiten de prijzen. Het jaar 2006 werd 20e:

cet8

Tenslotte de cijfers voor periodes van 40 jaar en 50 jaar. Ook hier geen schokkkende extremen in de afgelopen decennia:

cet9

Kortom: geen extreme opwarming gedurende de afgelopen decennia. Als men ervan uitgaat dat CET een deugdelijke proxy is voor de temperatuurontwikkeling op het noordelijk halfrond en daarmee voor de aarde, dan is er weinig aan de hand.

De Tjechische blogger Luboš Motl produceerde over de CET ook een aantal grafiekjes. Hij vergeleek de opwarmingtrends in periodes van 30 jaar, omdat deze de grootste kans zouden moeten geven op een extreem opwarmingssignaal:

cet10
Niets spectaculairs te zien in de laatste decennia. Eind 17e en begin 18 e eeuw waren de periodes met opwarming langduriger dan de recente. Hieronder een lijstje met de top-10:

1691 – 1720, 5.039 °C/eeuw
1978 – 2007, 5.038 °C/ eeuw
1977 – 2006, 4.95 °C/ eeuw
1690 – 1719, 4.754 °C/ eeuw
1979 – 2008, 4.705 °C/ eeuw 
1688 – 1717, 4.7 °C/ eeuw
1692 – 1721, 4.642 °C/ eeuw
1694 – 1723, 4.524 °C/ eeuw
1689 – 1718, 4.446 °C/ eeuw
1687 – 1716, 4.333 °C/ eeuw

Als je voor alle zekerheid de periodes een lengte van 50 jaar geeft, levert dat voor de afgelopen decennia nog steeds geen bijzonderheden op:

cet11

Ze kunnen in elk geval niet concurreren met de laat 17e en begin 18e eeuw: 1960 – 2009 met een stijging van 2.65 °C/eeuw valt zelfs buiten de top-10. Winnaar is 1688-1737 met een trend van 3.83 °C/eeuw. Als de periode 100 jaar is, dan zien we nog steeds geen uitzonderlijke situatie voor de afgelopen eeuw:

cet12

De opwarmingtrend voor 1909-2008 was 0.87 °C/eeuw, die van 1663-1762 was 0.86 °C/eeuw.  Geen spectaculair verschil.
Tot slot was ik benieuwd of de CET een andere tendens zou aangeven voor de temperatuur van de afgelopen 15 jaar dan De Bilt (zie ook “Temperatuur De Bilt”  in hoofdstuk “De Feiten”. Het resultaat ziet u hieronder:

De afgelopen 15 jaar is er in Midden Engeland, net als in Nederland, geen opwarming meer maar zelfs een daling van 0,2 graden. Het wordt tijd dat Britse media de feiten eens onder ogen zien.

“Our planet is warming at a rapid rate”

De site ScepticalScience heeft een bijdrage gepubliceerd over de snelle opwarming van onze planeet. Daarin tracht men aan te tonen dat er momenteel geen sprake is van een stabilisering van de temperatuur op  aarde, maar dat de opwarming onverminderd doorgaat, en wel in een rap tempo.  Men bekijkt dan met name het globale temperatuurverloop van de afgelopen 30 a 35 jaar. In de grafiek hieronder zien we het verloop van de globale temperatuur zoals gereconstrueerd door  Hadley Centre in Groot-Brittannië op basis van bestaande meetreeksen.

wuwt2

De temperatuurstijging vanaf 1975 is onmiskenbaar, en afgezien van (terechte) discussies over juistheid van metingen en legitimiteit van homogenisaties, wordt algemeen aanvaard dat de globale temperatuur gestegen is. Het artikel tracht de meningsverschillen wat aan te scherpen door te spreken van ‘climate deniers’, een beetje rare term voor diegenen die het klimaatdebat kritisch volgen en zich niet in de luren laten leggen door al te alarmistische verhalen. Ik ken niemand die de temperatuurstijging van na 1975 ontkent.

wuwt3

Het gaat dan ook niet om het ontkennen van de temperatuurstijging, maar om de stagnatie van de temperatuurstijging gedurende de afgelopen 15 jaar. In bovenstaande figuur is het verloop van de maandelijkse globale temperatuur volgens GISS weergegeven vanaf 1996.  Alhoewel er formeel nog niet gesproken mag worden van een trendbreuk, is de stagnatie van de temperatuurstijging toch aardig persistent. Hansen neemt een termijn van 17 jaar om vast te stellen of een forcing natuurlijk is dan wel antropogeen.

ss1

De schrijver van ScepticalScience gebruikt bovenstaande grafiek van de global heat content om aan te tonen dat er nog steeds sprake is van opwarming. Er wordt gesteld:  “ ….the continuing rise of both global and ocean heat content  is probably the best indicator that global warming hasn’t even slowed down ” .  Inderdaad is in de grafiek een sterke stijging te zien tussen 2000 en 2008, wat in tegenspraak lijkt met de afvlakking van de globale oppervlaktetemperatuur. De grafiek is een bewerking op basis van data die Church et al hebben gebruikt in hun publicatie uit 2011. Bekijken we echter de data tot 2012 van het NODC die de onovertroffen KNMI Climate Explorer ons aanreikt, dan zien we een ander beeld:

heat content

Vanaf 2003 is er geen sprake meer van een stijging van de heat content.  De time lag tussen stagnatie van globale temperatuur en ocean heat content is makkelijk te verklaren vanwege het enorme bufferend vermogen van de oceanen en de menging van water tussen diverse niveaus. De heat content van land + atmosfeer en ijs speelt nauwelijks een rol van betekenis. Het lijkt er dus op dat de ‘best indicator’  van de site achterhaald is door de werkelijkheid.

ss2

Bovenstaande animatie laat zien wat die vreselijke klimaatontkenners doen met de stijgende wereldtemperatuur: ze knippen de reeks in stukjes, die elk geen stijging vertonen. Het is een beetje Donquichotte-achtige bewijsvoering, waarbij de vijand gecreëerd wordt en daarna bestreden. Ik ken geen enkele kritische klimaatvolger die op dergelijke wijze de recente temperatuurstijging benadert. Wellicht nog belangrijker is dat het artikel suggereert dat het gebrek aan opwarming van de afgelopen jaren het gevolg is van kortstondige effecten die vrijwel alle afkoelend werken, zoals ENSO, vulkanisme en zonneactiviteit. In onderstaande grafieken is  af te lezen welke invloed volgens Rahmstorf et al  deze effecten hebben gehad op de oppervlaktetemperatuur.

rahms

MEI is Multivariate ENSO Index, een maat voor de invloed van ENSO, AOD is Aerosol optical depth, een maat voor de invloed van vulkanisme op inkomende kortgolvioge straling, en TSI staatvoor total solar irradiance. Het resultaat van de wijze van analyse door Rahmstorf et al voor 5 datareeksen  ziet u hieronder:

rahms2

Het ziet er indrukwekkend uit, maar is het dat ook? Daar zijn toch wat twijfels over gerezen. Die twijfels worden, ik ben daar eerlijk in, meteen getriggerd door de naam van de onderzoeker. De naam Rahmstorf is in klimatologenland immers niet onomstreden. Behalve dat hij bekend staat als een rasechte alarmist, is hij onlangs door het  Kölner Landgericht veroordeeld vanwege het feit dat hij onwaarheden over een wetenschapsjournaliste had verkondigd die haar in de uitoefening van haar beroep hebben geschaad. Irene Meisscher had het namelijk gewaagd het IPCC  te bekritiseren vanwege alarmistische passages over de toekomstige landbouwproduduktie in Afrika, als gevolg van de vermeende opwarming van de aarde. Deze waren niet op ‘peer-reviewed’ literatuur gebaseerd, maar toch in de samenvatting van het IPCC-rapport terecht gekomen en werden vervolgens in de klimaatalarmistische uitspraken van Pachauri en Ban Ki Moon hoog opgespeeld. Later zou dit bekend worden als ‘Africagate’.

Bob Tisdale heeft wat kritisch noten gekraakt over het Rahmstorf artikel. Een ervan is dat Rahmstorf et al in hun publicatie behalve ENSO, zon en vulkanen nog een vierde ‘’externe”  variabele mee laten doen in hun regressieanalyse, namelijk de lineaire temperatuurtrend.  Afgezien van inhoudelijke bezwaren of de lineaire trend wel een externe variabele is,  laat Tisdale zien wat het effect van die vierde factor is. De eerste grafiek is met , de tweede zonder de lineaire trend.

tis1
tis2

Dat komt omdat het mee laten wegen van de lineaire trend in de analyse grote effecten heeft op de schaal waarop de andere factoren van invloed zijn op de temperatuur, maar ook en in het bijzonder omdat daardoor invloed van de zonne-instraling omgekeerd wordt.  Zie de grafieken hieronder:

tis4
tis5

 

Het tweede bezwaar is dat Rahmstorf et al de ENSO data gebruiken als externe factor en te weinig rekening houden met de zeer complexe invloed van ENSO op de oppervlaktetemperatuur. Daarover is al vaker gepubliceerd.  De auteur van het artikel in ScepticalScience  stelt:  “ Although the rate of warming of surface air and lower troposphere temperatures appear to have slowed over the past few years, the same could be said at any virtually any point in time by cherrypicking short-term noise and ignoring the long-term trend ”.  Het lijkt me dat het artikel zelf een aardig bewijs levert van cherrypicking en en veronachtzamen van langetermijntrends.

Temperatuurverloop in de 21e eeuw.

 

scafetta1

Bovenstaande grafiek stamt , zoals bekend, uit het laatste rapport van het IPCC uit 2007. Het voorspelt het temperatuurverloop  in de 21e eeuw volgens een aantal scenario’s . De rode lijn geeft het voorspelde temperatuurverloop weer volgens de IPCC scenariofamilie met een voortgaande economische groei en grootschalig gebruik van fossiele brandstoffen. Het IPCC voorspelt een gemiddelde temperatuurstijging in de 21e eeuw van 2,3 °C  +/-  0,6 °C.  Zie voor een uitgebreide behandeling van de diverse scenario’s het betreffende IPCC-rapport.

De voorspellingen zijn gebaseerd op de uitkomsten van een aantal klimaatmodellen, GCM’s genaamd. De meest geavanceerde klimaatmodellen zijn een koppeling van atmosferische modellen en oceanische modellen. Het zijn de meest complexe modellen die gebruikt worden en zijn voortdurend “under construction”. Ze zijn zo complex dat ze vaak moeilijk te analyseren zijn. De bekendste zijn HadAM3 van het Hadley Center in Groot Brittannië , GFDL CM2.X van NOAA Geophysical Fluid Dynamics Laboratory in de USA en ModelE van GISS.

Nu is het interessant om te bezien of 12 jaar na de start van de voorspelling in 2000 de klimaatmodellen het goed gedaan hebben. Hieronder is het verloop van de globale oppervlaktetemperatuur weergegeven volgens Hadcrutv3. Zoals te zien is er sinds bijna 15 jaar geen opwaartse tendens meer te bespeuren in de grafiek.

scafetta1a

 

De beide zwarte lijnen geven de grenzen aan van de voorspelling door het IPCC tot 2015. De temperatuur blijft vlak en is de laatste jaren onder de geprojecteerde temperatuur volgens de klimaatmodellen terecht gekomen. Blijkbaar hebben de klimaatmodellen grote moeite om het temperatuurverloop te voorspellen. Hoe is dat te verklaren?

Alhoewel Global Climate Models zeer geavanceerde wiskundige modellen zijn, kennen ze een aantal tekortkomingen. De belangrijkste zijn:
• Bij koppeling van het atmosferische model aan het oceanische model moeten in sommige modellen aanpassingen plaatsvinden, de zogenaamde flux-correctie. Deze flux-correctie zorgt er voor dat het oceanische model in balans blijft. Dat is nodig omdat vaak zeestromen niet in het oceanisch model zijn opgenomen.
• In de modellen wordt geen rekening gehouden met toekomstige vulkaanuitbarstingen.
• Alle modellen schieten tekort in het voorspellen van de temperatuur in de stratosfeer.
• In de modellen wordt geen rekening gehouden met veranderingen in de stralingsgedrag van de zon.
• Convectie van warme lucht en waterdamp (latente warmte) is van grote invloed op de temperatuur aan het aardoppervlak en de uitstraling vanuit de tropopauze. Convectie zorgt ervoor dat de temperatuur aan het aardoppervlak ongeveer 63 °C lager is dan wanneer er geen convectie zou zijn! Global Climate Models hebben grote moeite met convectie, onder andere vanwege de beperkte ruimtelijke schaal waarop dit proces zich afspeelt, in combinatie met het nogal grove raster dat modellen gebruiken. Daarom wordt de bijdrage van convectie in modellen “geparameteriseerd”, een moeilijk woord voor schatten.
• Global Climate Models kunnen niet goed overweg met wolken en waterdamp in de boven-troposfeer. Daarom wordt ook hier gebruik gemaakt van parameterisering.

Maar er is nog een aspect waarin GCM’s tekort schieten. Nicola Scafetta heeft recent enkele opmerkelijke publicaties daarover het licht doen zien. Scafetta is onderzoeker aan de Duke UIniversity in North Carolina en een expert op het gebied van  statistiek en nonlineaire modellen van complexe processen. Een prima specialisatie om klimaatmodellen aan de tand te voelen. Hij bestudeerde de invloed van astronomische oscillaties op de temperatuur en vergeleek de resultaten met de klimaatmodellen die door het IPCC gebruikt worden.

Het bleek dat de huidige klimaatmodellen onvoldoende de belangrijke decadale en multidecadale oscillaties kunnen reproduceren zoals die in het temperatuursignaal van 1850 tot 2011 te zien zijn. Zie de grafiek hieronder.

scafetta3
Bron:  Scafetta

Scafetta onderscheidt een viertal oscillaties in de temperatuurlijn, namelijk een van 9,1 jaar, een met een lengte van 10 tot 11 jaar, een van ongeveer 20 jaar en een van ongeveer 60 jaar. De eerste lijkt gerelateerd aan de getijdencycli  als gevolg van de aantrekkingskracht van Maan en Zon, de andere drie vinden hun oorsprong in de banen van met name Jupiter en Saturnus. In onderstaande grafiek is te zien dat er een opmerkelijke correlatie bestaat tussen het gemeten temperatuurverloop en de vier genoemde cycli.

scafetta4

Scafetta heeft op basis van de 4 oscillaties een model gemaakt en dat model gecalibreerd ten opzichte van een tweetal meetreeksen, namelijk de globale temperatuur van 1850-1950 ( blauwe lijn) en van 1950-2010 (groene lijn).  Calibreren is een techniek met behulp waarvan men een tweetal reeksen vergelijkt, in dit geval de gemeten waarden van de globale temperatuur en de modelmatige berekeningen van de temperatuur.  De lijnen in de grafiek zijn “detrended”, dat wil zeggen dat de lichte stijging vanaf het einde van de Kleine IJstijd tot heden eruit gehaald is.  Zie hierover onder andere in het menu “De feiten”  en dan “Temperatuur Wereld”.

Over de 60-jarige cyclus is op deze site al het een en ander geschreven in het kader van de AMO, de Atlantische Multidecadale Oscillatie.  Volgens onderzoekster De Raa van het IMAU is de AMO het gevolg van een aantal natuurlijke processen, zoals verschillen in temperatuur met als gevolg verschillen in waterhoogte, windrichting en Corioliskracht.  Zie Onder “De Feiten”  het hoofdstuk over “Temperatuur wereld” voor een uitgebreide bijdrage hierover. Scafetta  meent echter dat deze oscillatie wellicht een astronomische oorzaak heeft  (Mazzarella et al 2011).

Er is nog tenminste één oscillatie die in het model van Scafetta niet meegenomen is, en dat is de oscillatie met een periodiciteit van enkele eeuwen. In de grafiek hieronder is een viertal oscillaties weergeven met een periodiciteit van ongeveer 1000 jaar.

Zoals hiervoor al geduid zijn alle klimaatmodellen op een aantal punten geparameteriseerd. Dat geldt onder andere voor het antropogene aandeel in de temperatuurstijging van de afgelopen eeuw. Hoe sterk die antropogene invloed door de diverse modellen wordt ingeschat laat onderstaande figuur zien. De grafieken zijn afkomstig van de bijdrage van werkgroep 1 van het IPCC rapport uit 2007. Het zijn vergelijkingen tussen de globale gemiddelde oppervlaktetemperatuur (HadCRUT3, de zwarte lijnen)  en de antropogene plus natuurlijke forcings (rode lijn in grafiek a)  en alleen de natuurlijke forcings (blauwe lijn in grafiek b). De rode lijn is het gemiddelde resultaat van 58 simulaties die 14 modellen hebben geproduceerd. De blauwe lijn is het resultaat van 19 simulaties door 5 modellen.

scafetta6
Bron: IPCC

Volgens het IPCC is er tussen 1970 en 2000 sprake van een afkoeling van 0 °C  tot 0,2 °C als gevolg van natuurlijke forcings (in dit geval enkele vulkaanuitbarstingen). De gemeten temperatuurstijging in deze periode is 0,5 °C, dus de antropogene forcing tussen 1970 en 2000 is 0,5 °C tot 0,7 °C  groot geweest.  Op basis hiervan is de temperatuurprojecties tot 2100 gebaseerd zoals we die zagen in de eerste figuur.

Hiervoor is al opgemerkt dat de onderliggende natuurkundige mechanismen voor de 4 oscillaties nog onderwerp van wetenschappelijke discussies vormen. Scafetta stelt echter dat die onderliggende mechanismen niet echt nodig zijn:  de oscillaties kunnen we volgens Scafetta beschouwen als een ‘description of the dynamical evolution of the climate system’. Klaarblijkelijk kun je de harmonische componenten van de klimaatdynamiek empirisch modelleren zonder dat je weet hebt van de onderliggende natuurkundige processen. Dat deed ook William Thomson, beter bekend als Lord Kelvin, bij het beschrijven en voorspellen van getijden.  De beroemde getijdevoorspelmachine van Kelvin is daarop gebaseerd: zie onderstaande afbeelding.

kelvin
Getijdemachine van Lord Kelvin. Bron: Wikipedia

Scafetta gebruikt dezelfde benadering als Kelvin destijds en werkt die op twee manieren verder uit:

1) Bezien of de door het IPCC gehanteerde modellen de temperatuuroscillaties kunnen reproduceren
2) Bezien of er op basis van de oscillaties een model te ontwikkelen is om klimaatverandering te voorspellen

Bij de vergelijking van klimaatmodellen om te bezien of deze de globale temperatuur goed weten te reproduceren maakte Scafetta onder andere gebruik van het ‘Coupled Model Intercomparison Project’ (CMIP3). Dat is bereikbaar en downloadbaar via de onovertroffen KNMI Climate Explorer. De resultaten van het ModelE van GISS  zijn in de volgende grafiek te zien:

scafetta7
Bron:  NASA

Vergelijking met de meetresultaten van HadCRUT3 levert het volgende beeld op:

scafetta8
Bron:  Scafetta

De resultaten van GISS ModelE zijn 1 °C naar beneden verschoven om vergelijking mogelijk te maken.  Zoals te zien is is de reproductie door ModelE verre van goed. Voor alle andere door het IPCC gehanteerde modellen gelden dezelfde tekortkomingen: weliswaar laat de reproductie een stijgende trend zien, maar van bijvoorbeeld de duidelijk zichtbare 60-jarige cyclus in meetreeks van HadCRUT is in de modelsimulatie niets terug te vinden. Voor alle andere klimaatmodellen geldt hetzelfde: geen enkel model is in staat om de oscillaties in de meetreeks te simuleren, en de grote vulkaanuitbarstingen hebben een te groot afkoelend effect. Zie voor de andere modellen deze bijlage.

Zoals hiervoor al was aangegeven wordt de opwarming sinds 1970 vanwege antropogene forcing door het IPCC geschat op 0,5 °C  – 0,7 °C. Deze schatting vormt de basis voor de voorspellingen van het IPCC over het globale temperatuurverloop in de 21e eeuw volgens de diverse scenario’s. Scafetta toont aan dat wanneer rekening wordt gehouden met de 60-jarige cyclus de geschatte toename zeker met 0,3 °C naar beneden dient te worden bijgesteld over de periode 1970-2000.

scafetta9

Op basis van de 4 oscillaties die Scafetta onderscheidt in de temperatuurreeks sinds 1880 maakte hij een empirisch model dat een betere voorspelling voor de komende decennia zou weergeven dan de door het IPCC gebruikte klimaatmodellen. In bovenstaande grafiek zijn zowel de IPCC-voorspelling (groene band) als de projectie op basis van het empirisch model (blauwe band) weergeven. De gele lijn is het temperatuurverloop zonder correctie voor antropogene opwarming, de zwarte lijn is inclusief  bovengenoemde correctie. Het temperatuurverloop sinds 2000 lijkt tot nu toe inderdaad veel beter de voorspelling van het empirische model te volgen dan van de IPCC-modellen. Voor de gehele 21e eeuw ziet het plaatje er als volgt uit:

scafetta10

Het model is gecalibreerd ten opzichte van de temperatuurreeks 1850 – 1950 en 1950 – 2011. Het is duidelijk dat de beide curves heel goed de temperatuurvariabiliteit van 1850 tot 2011 reconstrueren, met een gemiddelde fout van slechts 0,05 °C. Volgens het empirisch model zal de globale temperatuurstijging in de 21e eeuw uitkomen tussen 0,3 °C en 1,2 °C. Vergelijk dat eens met de 1,0 °C tot 3,6 °C van het IPCC. Het model van Scafetta is vergeleken met de meeste klimaatmodellen een eenvoudig model, dat zeker verbeterd kan worden, maar het doet het tot nu toe al veel beter dan alle klimaatmodellen die het IPCC hanteert.

Toch is ook Scafetta voorzichtig: “Will my forecast curve work, hopefully, for at least a few decades? Well, my model is not a “oracle crystal ball”. As it happens for the ocean tides, numerous other natural cycles may be present in the climate system at all time scales and may produce interesting interference patterns and a complex dynamics. Other nonlinear factors may be present as well, and sudden events such as volcano eruptions can always disrupt the dynamical pattern for a while. So, the model can be surely improved. Perhaps, whether the model I proposed is just another illusion, we do not know yet for sure. What can be done is to continue and improve our research and possibly add month after month a new temperature dot to the graph to see how the proposed forecast performs ”

Scafetta weet dat  ” the science is not settled ”  ook geldt voor zijn eigen model. Menig klimaatwetenschapper kan daar wat van leren.

Climategate

Overzichtsposter van 30 jaar Climategate

nova

Mohib Ebrahim  heeft een prachtige poster gemaakt  van 30 jaar Climategate.  Zo lang zijn er al malversaties op het gebied van klimaat. De poster is in PDF-formaat, dus oneindig inzoomen zonder scherpteverlies is mogelijk. Afdrukken gaat ook, de poster is op het formaat van 2x A0 leesbaar, groter is nog mooier.

U kunt de PDF  hier  downloaden.


Hier een interview met de kritische paleoklimatoloog Dr. Tim Ball 


 

MetOffice geeft data temperatuurreeksen vrij

de bilt

Het MetOffice in Groot Brittannie heeft afgelopen weekeinde een aantal HadCRUT3 temperatuurreeksen vrijgegeven  (zie hier).  Het is een eerste stap die gezet is in de het kader van    FOI-act,  Freedom Of Information Act. De FOI is de Britse tegenhanger van de Nederlandse Wet Openbaarheid Bestuur. Daarmee kunnen overheden gedwongen worden gegevens openbaar te maken.  In het Climategate-schandaal was het achterhouden van deze data een van de zaken die grote onrust hebben veroorzaakt.

In een email uit januari  2005 schreef Jones op een verzoek om achterliggende data door Warwick Hughes uit Australie: “Subject: Re: WMO non respondo … Even if WMO agrees, I will still not pass on the data. We have 25 or so years invested in the work. Why should I make the data available to you, when your aim is to try and find something wrong with it. … Cheers Phil

In februari 2005 stuurt Jones een email naar onder andere  Michael Mann (hockystick-Mick): “ PS I’m getting hassled by a couple of people to release the CRU station temperature data. Don’t any of you three tell anybody that the UK has a Freedom of Information Act !

Op 24 november  j.l. , na het uitlekken van de compromitterende emails, publiceerde de University of East Anglia enkele statements naar aanleiding van het uitlekken van de emails. Phil Jones, de toen nog niet teruggetreden directeur van CRU en professor aan de UEA, verklaarde :
“………..Our global temperature series tallies with those of other, completely independent, groups of scientists working for NASA and the National Climate Data Center in the United States, among others. Even if you were to ignore our findings, theirs show the same results. The facts speak for themselves; there is no need for anyone to manipulate them. We have been bombarded by Freedom of Information requests to release the temperature data that are provided to us by meteorological services around the world via a large network of weather stations. This information is not ours to give without the permission of the meteorological services involved. We have responded to these Freedom of Information requests appropriately and with the knowledge and guidance of the Information Commissioner.

We have stated that we hope to gain permission from each of these services to publish their data in the future and we are in the process of doing so.  My colleagues and I accept that some of the published emails do not read well. I regret any upset or confusion caused as a result. Some were clearly written in the heat of the moment, others use colloquialisms frequently used between close colleagues. We are, and have always been, scrupulous in ensuring that our science publications are robust and honest.”

Of de nu vrijgegeven data zogenaamde raw data zijn of bewerkt is onduidelijk. MetOffice schrijft:    “The data that we are providing is the database used to produce the global temperature series. Some of these data are the original underlying observations and some are observations adjusted to account for non climatic influences, for example changes in observations methods or site location. The database consists of the “value added” product that has been quality controlled and adjusted to account for identified non-climatic influences. It is the station subset of this value-added product that we have released. Adjustments were only applied to a subset of the stations so in many cases the data provided are the underlying data minus any obviously erroneous values removed by quality control. The Met Office do not hold information as to adjustments that were applied and so cannot advise as to which stations are underlying data only and which contain adjustments.”

De data van De Bilt zijn, na een snelle vergelijking,  identiek aan die welke het KNMI zelf verstrekt. Die KNMI data  zijn waarschijnlijk wel bewerkt.

Op onderstaande grafiek, die ik gemaakt heb op basis van de HadCRUT3-data ,  zijn de seizoensgemiddelden weergegeven voor De Bilt  vanaf 1706.  Valt u ook wat op?

de bilt seizoen

 

 

Uitgebreide bespreking van veel emails door John Costella:  hier

 


FOIA en de data van HadCRUT3

Degene die de ruim 61 Mb aan emails en documenten  van de computer van de University of East Anglia heeft gedownload, noemt zich FOIA. FOIA staat voor Freedom of Information Act, de Britse variant van onze Wet Openbaarheid Bestuur die op 1 januari 2005 actief werd. Men hoeft geen psycholoog te zijn om te vermoeden dat de “drive” van deze persoon iets te maken heeft met de FIO Act en het Climate Research Unit van de University of East Anglia.

Nu is het in klimatologenland al een aantal jaren bekend dat er een dispuut is tussen diverse klimaatsceptici en het CRU over het openbaar maken van de achterliggende data van de HadCRUT3 temperatuurreeks. De HadCRUT3 temperatuurreeks is een van de belangrijkste temperatuurreeksen in de klimatologie, en vormt de basis van menige publicatie.

Op 24 november  j.l. publiceerde de University of East Anglia enkele statements naar aanleiding van het uitlekken van de emails. Phil Jones, directeur van CRU en professor aan de UEA, verklaart :

“………..Our global temperature series tallies with those of other, completely independent, groups of scientists working for NASA and the National Climate Data Center in the United States, among others. Even if you were to ignore our findings, theirs show the same results. The facts speak for themselves; there is no need for anyone to manipulate them.
We have been bombarded by Freedom of Information requests to release the temperature data that are provided to us by meteorological services around the world via a large network of weather stations. This information is not ours to give without the permission of the meteorological services involved. We have responded to these Freedom of Information requests appropriately and with the knowledge and guidance of the Information Commissioner.

We have stated that we hope to gain permission from each of these services to publish their data in the future and we are in the process of doing so.  My colleagues and I accept that some of the published emails do not read well. I regret any upset or confusion caused as a result. Some were clearly written in the heat of the moment, others use colloquialisms frequently used between close colleagues. We are, and have always been, scrupulous in ensuring that our science publications are robust and honest.”

Wel, dat klinkt oprecht, maar de vraag is of deze verklaring in de pas loopt met de werkelijkheid van de afgelopen jaren.  Hier een emailtje uit januari  2005 van Jones op een verzoek om achterliggende data door Warwick Hughes uit Australie:
Subject: Re: WMO non respondo
… Even if WMO agrees, I will still not pass on the data. We have 25 or so years invested in the work. Why should I make the data available to you, when your aim is to try and find something wrong with it. …
Cheers Phil

In februari 2005 stuurt Jones een email naar onder andere  Michael Mann (hockystick):
PS I’m getting hassled by a couple of people to release the CRU station temperature data. Don’t any of you three tell anybody that the UK has a Freedom of Information Act ! ”

Enfin, deze emails vallen wellicht onder Jones statement :    “…My colleagues and I accept that some of the published emails do not read well”.  Men zou kunnen tegenwerpen dat  genoemde emails bewust zo geselecteerd zijn dat er een negatief beeld ontstaat over professor Jones en zijn  bereidheid om inzage te verschaffen over de achterliggende data van zijn publicaties.  Of dit zo is moet u zelf maar beoordelen. Ik raad u aan om uw oordeel pas te vellen nadat  u de correspondentie tussen Willis Eschenbach  en CRU heeft gelezen over zijn pogingen om met een beroep op de FOIA achterliggende data te verkrijgen.  Klik hier voor het verhaal van Eschenbach.


Climategate who is who

Op de kritische Amerikaanse site Examiner.com heeft men een video gemaakt met daarin de hoofdrolspelers van Climategate en hun meest opzienbarende opmerkingen in het klimaatschandaal.  Klik   op de link YouTube.

 

Oud-directeur KNMI doet boekje open over het IPCC (en VROM)

komen

 

Een opmerkelijk interview stond op 12 oktober 2010 in Trouw.  Janne Chaudron interviewde oud–directeur van het KNMI Gerbrand Komen. Een kijkje in de keuken van het IPCC , wetenschappers en beleidsmakers.  Hier een stukje uit dit interview:Deze week vergaderen 194 landen in Zuid-Korea over de toekomst van het IPCC. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties ligt onder vuur. Oud-directeur van het KNMI Gerbrand Komen vertelt over zijn ervaring met het IPCC. „Ik heb wel eens ruzie met voorzitter Pachauri gehad.”Oud-onderzoeksdirecteur van het KNMI Gerbrand Komen moet lachen als hij terugdenkt aan een januariochtend in 2007. Hij werd door een hoge ambtenaar van het ministerie van Vrom uit zijn bed gebeld. „Of ik de zeespiegelstijging een beetje wilde aandikken”, zegt Komen lachend. „No way”, zei ik. „Ik ben een wetenschapper, geen beleidsmaker.”

De oud-directeur heeft vaak genoeg meegemaakt dat kritiek op het IPCC in de doofpot werd gestopt. „Ik herinner me een bijeenkomst in Valencia, een aantal jaar geleden. Pachauri weigerde toen te praten over de toekomst van het klimaatpanel, terwijl dat wel op de agenda stond. Een half uur voor de afsluiting, toen iedereen uitgeput was en het punt eindelijk ter sprake kwam, moest Pachauri plotseling weg omdat Ban Ki-Moon (secretaris generaal van de VN, red.) arriveerde, geheel volgens plan overigens, en hij hem wilde verwelkomen.”Het voorbeeld toont de soms gespannen relatie tussen de wetenschap en de politiek. Een beetje manipulatie om iets voor elkaar te krijgen mag belangrijk zijn binnen de politiek, als wetenschapper is Komen daar niet zo van gediend. „Disgusting”, noemt de oud-directeur van het KNMI het. 
De oud-directeur van het KNMI heeft regelmatig aanvaringen gehad met de voorzitter van het VN-klimaatpanel. „De Nederlandse delegatie heeft lang geknokt voor een meer evenwichtige weergave van onzekerheden in de samenvatting die ambtenaren gebruiken bij het uitzetten van beleid. „Ik geef een voorbeeld: wetenschappers gebruiken klimaatmodellen om de opwarming van de aarde te voorspellen. Zeg dat ze vijf modellen gebruiken. Uit vier blijkt dat de opwarming veroorzaakt wordt door menselijk handelen. In het vijfde wordt geen verband gevonden. Dan zegt het IPCC: er is 80 procent kans dat de aarde opwarmt door menselijk handelen. Dit is een voorbeeld ter illustratie, want in werkelijkheid wordt de kans groter geacht.

„Waar het om gaat is dat zo’n kans niet absoluut is, maar afhangt van de keuze en kwaliteit van de modellen. Dit staat allemaal goed omschreven in het hoofdrapport, inclusief het gegeven dat er een kleine kans is dat er geen verband bestaat. Maar Pachauri weigerde, net als Duitsland, een expliciete verwijzing naar onzekerheden in de samenvatting op te nemen. Ook heb ik verschillende keren gemeld dat de rol van de review editors (wetenschappers die toezien op de controle door andere wetenschappers) versterkt moet worden. Pachauri heeft daar nooit op gereageerd.”

Lees het hele interview hier.