Enkele dagen geleden verscheen in Science een publicatie van Marcott et al die al snel veel stof heeft doen opwaaien. De conclusie is dat het momenteel warmer is dan in 72% van het Holoceen. Nogal opmerkelijk, omdat tijdens het deel van het Holoceen dat Boreaal genoemd wordt, van 9000 tot 7500 jaar BP (= Before Present, 1950), de aarde op zijn warmst was. Althans, dat dachten we. Dergelijke reconstructies zijn belangrijk omdat de huidige mondiale temperatuurstijging in een historische context plaatsen, waardoor wellicht meer zicht komt op de vraag in hoeverre menselijke invloed te onderscheiden is van natuurlijke variabiliteit.
In de grafiek is die bult in de temperatuurreeks fraai te zien. En de punt van de grafiek, die vervaarlijk omhoog steekt. Het ziet er allemaal nogal dreigend uit, maar de ophef nu is veel minder sterk dan destijds, toen Michael Mann zijn befaamde hockeystickgrafiek publiceerde. Alhoewel menig AGW-adept ongetwijfeld een rondje rond de tafel heeft gedanst bij het zien van de nieuwe grafiek.
De Volkskrant bij monde van van Calmthout liet er geen gras over groeien en publiceerde vrijwel paginagroot. Van Dorland van het KNMI zegt: “In de hele periode van 10.000 jaar gaat het steeds om honderdsten graden per eeuw. De huidige opwarming verloopt ongeveer twintig keer zo snel. Het duidt er eens te meer op dat er echt wel iets aan de hand is.”
Dat de recente opwarming ‘veel sneller’ verloopt dan anders leest men wel meer, en dat verbaast me wel. Een van de meest gebruikte paleoklimatologische datareeksen is die van de ijskern GISP2 op Groenland. Laten we eens kijken naar het verloop van de temperatuur gedurende het Holoceen volgens deze ijskern:
Bron: Alley, 2000
De datareeks eindigt in 95 BP, dus 1855 n. Chr. Heel fraai is het verloop van de temperatuur gedurende het Holoceen te zien, met een maximum tijdens het Boreaal. Maar als ik naar deze reeks kijk dan zie toch degelijk een aantal periodes waarin de temperatuur razendsnel steeg. Zo steeg de temperatuur tussen 821 BP en 7939 BP met bijna 1,2 °C/eeuw, tussen 7213 BP en 6926 BP met meer dan 0,9 °C/eeuw, tussen 5389 BP en 5260 BP met meer dan 1 °C/eeuw, tussen 6538 BP en 6490 BP steeg de temperatuur in een periode van 48 jaar 0,42 °C/eeuw, tussen 6066 BP en 6021 BP steeg de temperatuur in een periode van 41 jaar 0,51 °C/eeuw, en tussen 3355 BP en 3297 BP steeg de temperatuur in een periode van 58 jaar zelfs met 0,9 °C. Kortom, een snelle temperatuurstijging is niet van deze tijd, maar van alle tijden.
Nu kan men stellen dat GISP2 in het Arctisch gebied ligt, waar mondiale temperatuurschommelingen vanwege positieve tegenkoppelingen versterkt worden, en dat de ijskern ons na 1865 geen data meer levert. Dat klopt, en helaas is het zo dat er van Groenland bovenop de landijsmassa geen langlopende thermometerreeksen beschikbaar zijn. Overigens is het opmerkelijk dat in de publicatie van Marcott wel de temperatuurreconstructies van de ijskernen Doce C, Dome F en Vostok op Antarctica zijn meegenomen als proxy en GISP2 niet.
Bron: Google Earth
Het is een nogal ingewikkelde publicatie, met veel hogere statistiek zoals het heden ten dage blijkbaar hoort. Dat maakt het moeilijk leesbaar. Toch zijn er op dit vroege moment al enkele opmerkingen te maken. Zo maken de onderzoekers gebruik van 73 proxies die op de volgende manier over de aarde verdeeld zijn:
Wat opvalt is dat de meeste proxies komen uit sedimenten aan kusten, waar micro-organismen de toenmalige zeewatertemperatuur verraden. Slechts enkele zijn continentaal, zoals de reeds genoemde ijskernen, en enkele pollenreeksen uit Scandinavië. Verder is het zuidelijk halfrond sterk onderbedeeld, een probleem dat we in de klimatologie al vaker zijn tegengekomen.
Als je verder in de statitieken kijkt die bij de publicatie horen dan valt op dat de tijdsresolutie van de proxies varieert van 20 tot 500 jaar, gemiddeld 120 jaar. Dat is nogal grof, zeker als je dat afzet tegen de recente temperatuurstijging die slechts een periode omvat van ongeveer 100 jaar en die zeer gedetailleerd beschreven is. Vergelijk het met een foto met een grove resolutie, waarop men details niet kan waarnemen.
Een tweede bezwaar is dat de auteurs nogal zwaar leunen op publicaties van o.a. Mann, waarin beweerd wordt dat de recente temperatuurstijging van 0,7 °C in de afgelopen eeuw zijn gelijke niet kent in het temperatuurverloop van de afgelopen 1000 jaar. Dat is wederom een ontkenning van de warme periode in het tweede deel van de Middeleeuwen. Daar kom ik graag nog op terug.
Veder valt op dat de diverse proxies soms verschillende beelden laten zien: data van hogere breedte vertonen een ander verloop dan die van lagere breedte. Ik was ook benieuwd naar de proxydata die de recente temperatuurstijging tonen zoals die zo uitgesproken in de grafiek te zien is. Van de 73 proxies zijn er 13 die tenminste tot 0 BP doorlopen, de meeste reeksen houden al eeuwen voor 0 BP op. Ik zal ongetwijfeld binnenkort nog wat schrijven over deze publicatie, als ik de details wat meer op mijn vizier heb. Ongetwijfeld zullen dan ook anderen hun licht hebben laten schijnen over de studie en kan ik wat meer op details ingaan.
In het Volkskrantartikel viel me nog een ding op, namelijk dat Appie Sluijs, paleoklimatoloog aan de UU, zei dat de mens ‘eigenhandig’ met de opwarming een koelere periode heeft afgewend. Nu kun je grote vraagtekens zetten bij dat eigenhandig, en ook bij dat afwenden van een koelere periode, maar ik herinnerde me meteen een vergelijkbare uitspraak van geoloog Salomon Kroonenberg, hoewel die zeker niet zo stellig is over de rol van de mens.
Laat ik het zo zeggen: een nieuw glaciaal maakt de aarde grotendeels onleefbaar. Tijdens een glaciaal zijn de temperaturen alleen in de tropen hoog genoeg om verbouw van voedsel mogelijk te maken. Alle andere delen van de aarde, waarvan vele nu zeer dichtbevolkt zijn, zijn dan onleefbaar koud. Met het huidige inwonertal van deze planeet van ongeveer 7 miljard mensen zou dat desastreus zijn, en dan heb ik het nog niet over flora en fauna. Laten we in onze handen knijpen met elk uitstel van die nieuwe ijstijd, want de gevolgen daarvan zijn vele, vele malen erger dan een beetje extra opwarming, of die nu antropogeen is of natuurlijk.