Kernenergie in 2020

Fig.1   Bron: Kees Lepair

Bovenstaande tekst vormt het begin van een lezenswaardig stuk over angst, afkomstig van de website van dr. Kees Lepair. Dit artikel echter gaat over de ontwikkeling van kernenergie in het afgelopen jaar. Angst voor kernenergie is de afgelopen decennia in een aantal landen leidend geweest voor de gebezigde energiepolitiek. Daar wees Friso Sikkema in zijn artikel van gisteren ook al op. Daarom lijkt me bovenstaande tekst een goede inleiding voor de onderstaande bijdrage van Wilfred van Rooijen.

Ik ben geen ‘strijder’  voor méér kernenergie, maar probeer af te wegen wat redelijkerwijs een goede weg is in de energietoekomst. Windmolens en zonnepanelen zijn dat naar mijn mening zeker niet. Ik denk wel dat kernenergie in de nabije toekomst een grotere rol moet gaan spelen als we minder fossiele brandstoffen willen gebruiken en toch een redelijk welvaartspeil willen handhaven.

De weg die de EU onder aanvoering van de Nederlander Frans Timmermans is ingeslagen, namelijk nog veel meer windmolens, leidt mijns inziens energetisch gezien tot niets maar zal ons wel een deel van onze welvaart gaan kosten. Daar komt dan nog bij dat Nederland als enige land in de wereld ’van het gas af’ moet, een om meerdere redenen volslagen krankzinnig plan.

Daarom ben ik blij met af en toe een verhaal van een deskundige. Vandaag blikt  Prof. Dr. Ir. W.F.G. van Rooijen, Associate Professor kernreactorfysica, University of Fukui, Japan, terug op de ontwikkelingen van de kernenergie in het afgelopen jaar:

2020: een jaaroverzicht over kernenergie

2020 was een interessant jaar: de Powers That Be buitelden over elkaar heen om hun “groene doelen” vast te stellen. Er was vrij algemene instemming met het streven van premier Boris Johnson: “net zero in 2050” [1], met een vergelijkbare aankondiging in Japan [2]. Voorstellen om na de Corona-lockdown dan meteen maar een ecologische lockdown in te stellen, “The Great Reset”, en op de valreep van 2020 ging de Chinese president Xi Jinping ervandoor met de prestigieuze “Greatest Climate Hypocrite of the Year”-award van The Global Warming Policy Forum [3].

Met de verkiezingen in Nederland in het vooruitzicht kunnen we weer uitkijken naar allerlei proefballonnetjes over de nieuw te bouwen kerncentrales in ons kikkerlandje. Laten we daarom eens terugkijken naar de ontwikkelingen in 2020 omtrent de enige betrouwbare, grootschalige, beschikbare en economische vorm van energieopwekking zonder CO2 die de mensheid kent: kernenergie.

Fig.2    De nieuwste kerncentrale in Europa: Leningrad II-2, een VVER-1200. Locatie: Botnische Golf, 70 km ten westen van St- Petersburg    Bron: World Nucleair News

Kernenergie in 2020: mondiaal Lees verder

Waarom het klimaatbeleid zal falen.

Gastartikel van Friso Sikkema, PhD. physical chemistry – energy – chlor-alkali – chemicals – membranes. Dit artikel verscheen eerder op de website van Clintel

Wij hebben een “inconvenient truth” die we in ogenschouw moeten nemen en dat is de volgende:  de “energietransitie” zoals die in Europa wordt genoemd, is niet aan de orde.

Dat is nogal een bewering en verdient toelichting. Er zijn twee basispijlers waarop onze toekomstige energiebehoefte volgens de gevestigde ‘groene’ beweging zou moeten rusten. Helaas zijn beiden zwaar gelimiteerd in hun bruikbaarheid.

Fig. 1   Het prinses Amalia windpark in de Noordzee. Dit park produceert gemiddeld gedurende het jaar ongeveer net zoveel energie als het schip in figuur 2 (48MW).

De eerste pijler is energie-efficiëntie.

Klinkt als een goed plan, nietwaar? Gebruik gewoon dezelfde energiebronnen als voorheen, maar efficiënter. Een mooie doelstelling, maar op een gegeven moment is de koek op. Je hebt altijd energie nodig. Mijn nieuwbouw huis (2018) met muren zo dik als een bunker gebruikt toch echt nog steeds aardgas. Een A+++ koelkast gebruikt nog altijd elektriciteit, en mijn wasmachine ook. Voor bijna alle installaties die energie verbruiken geldt dit, van i-Phones tot zeeschepen. Die zijn allemaal zuiniger geworden, maar de rek is eruit.

Een daarbij komend (negatief) effect is dat als de energie-efficiëntie toeneemt, de vraag naar het product of de dienst toeneemt, waardoor de besparingen teniet worden gedaan.

Bijvoorbeeld: Als ik een vliegtuig zou kunnen bouwen dat het brandstofverbruik halveert, zal de vraag naar vliegreizen toenemen. Dit staat bekend als de paradox van Jevons en is overal ter wereld al vele malen bevestigd. Het blijkt dat Nissan LEAF-eigenaren (elektrische auto) meer dan 50% extra kilometers per jaar (16.588 km) rijden dan het Europese gemiddelde van 10.816 km.

De productie van staal kost nu veel minder energie (lees: kolen, dus veel CO2) dan 50 jaar geleden, dus staal is goedkoop (400 euro per ton staalplaat), dus neemt de vraag toe, wordt er meer staal gemaakt en bespaar je uiteindelijk niks.

Als we dan ook nog eens bedenken dat er in landen als Nigeria, Cambodja, India en Peru miljarden mensen zijn die zich een slag in de rondte werken om zich die wasmachine, koelkast en brommer te kunnen veroorloven, en dat is hun goed recht, is het niet verbazingwekkend dat de energiebehoefte van de mensheid een constante sterke stijging laat zien. Zie figuur 5 onderaan.

De tweede pijler is hernieuwbare energie: zonnepanelen en windturbines.

Dat klinkt ook als een mooi plan; installeer gewoon een paar zonnepanelen en windturbines, en voilà, we hebben onze energiebehoefte verschoven van fossiele brandstoffen naar zonne- en windenergie.

Helaas heeft duurzame energie enkele zeer ernstige en onoverkomelijke problemen:

  1. Het percentage van de tijd dat de hernieuwbare bronnen hun “typeplaatje” vermogen produceren is erg laag.

Zonne-energie in Duitsland, het braafste jongetje van de klas als het gaat om groene energie, produceert slechts 11% van de tijd het nominale vermogen gemiddeld per jaar. Dit betekent dat er je 89% van de tijd een back-up nodig hebt, in de praktijk aardgas. Deze 11% wordt veroorzaakt door de Noordelijke ligging van Duitsland, en de grote kans op bewolking. Hoe zuidelijker, hoe beter, maar meer dan ongeveer 20% (Arizona, USA) zit er niet in.

Een voorbeeld: Ik installeer op mijn dak voor één kilowatt aan zonnepanelen (vier stuks). Als die het hele jaar door elektriciteit zouden produceren zou er maar liefst 8760 kWh worden geproduceerd, meer dan genoeg voor een flink huishouden. Echter, de panelen produceren in werkelijkheid slechts ongeveer 970 kWh gedurende het jaar, oftewel 11 procent van 8760.

Voor wind zijn de cijfers iets beter, maar blijven toch steken tussen de 25% voor turbines aan land, tot ongeveer 40% (tegenwoordig ook 50%) voor turbines op zee. Er is dus altijd een back-up nodig. Ook moet er rekening gehouden worden met de extra materialen die benodigd zijn voor een windturbine op zee, zoals bijvoorbeeld zeer zware stalen fundamenten, onderzeese kabels, transformator stations op zee, en de zeer grote schepen die nodig zijn voor de installatie. Zie onder. Al deze installaties worden geproduceerd met enorme investeringen in energie en dus een forse CO2-uitstoot.

Fig.2    Het gigantische transformatorstation BORWIN-3, welke op zee de elektriciteit verzamelt van een aantal windturbines en vervolgens naar land transporteert, op weg naar de installatie op zee. Lees verder

De zeespiegel in Nederland 1901 t/m 2019

De stijging van de zeespiegel op aarde is een gevolg van twee processen: het smelten van ijskappen en de thermische expansie van oceaanwater. Dat zijn processen die zich in het Pleistoceen, de periode van glacialen en interglacialen al vele malen hebben afgespeeld. Elke keer als een ijstijd eindigt en het warmer wordt op aarde verdwijnt een deel van het landijs en gletsjerijs en zet het oceaanwater uit. Het gevolg is stijging van de zeespiegel.

Fig. 1    Bron: Vrije Universiteit

Aan het einde van het meest recente glaciaal, het Weichselien, waren er behalve de ijskap op Groenland en Antarctica ook grote ijskappen op Scandinavië en Oost Canada. Figuur 1 toont de situatie rond 20.000 jaar geleden in Europa. Behalve de grote Scandinavische ijskap is er ook een aantal kleine ijskappen te zien, op plaatsen die hoog liggen en waar sneeuw makkelijk accumuleerde.

Groen in de figuur is het ‘land’, het deel dat destijds boven zeeniveau lag. Het zeeniveau lag zo’n 120m lager dan momenteel, en het was mogelijk om van het huidige Nederland over de droge bodem van de huidige Noordzee naar Engeland te lopen.

Fig.2    Bron: Zeespiegelmonitor 2018 Deltares

Vanaf ongeveer 12.000 jaar geleden, na het Jonge Dryas,  zette de opwarming door en kwam de aarde in het huidige warme interglaciaal terecht. De zeespiegel steeg in het begin sterk tot ongeveer 7000 jaar geleden als gevolg van de sterke opwarming in die periode. Daarna was de stijgsnelheid veel langzamer maar de zeespiegel stijgt nog steeds  tot op de dag van vandaag. Relatief kleine schommelingen in de warmtehuishouding van de aarde, zoals het Middeleeuws Optimum en de Kleine IJstijd,  zijn daardoor van invloed  op de snelheid van de stijging.

Fig.3    Bron: Nasa

Lees verder

Nu.nl en het winterweer

Fig.1   Bron nu.nl

Een lezer van Klimaatgek wees me op een artikel van Nu.nl (figuur 1) over het grijze winterweer van afgelopen dagen in Nederland. Nu lees ik nu.nl nooit, uit principe, maar mijn nieuwsgierigheid was wel gewekt. Mijn oud-leerlingen kunnen waarschijnlijk meteen feilloos het doel van de foto met ‘obligate ijsbeer bij smeltwater’ in figuur 1 duiden. Mij gaat het nu om de verklaring voor het grijze winterweer. Peter Siegmund en Alwin Haklander van het KNMI werden daarover geïnterviewd.

Dat opwarming op grote hoogte boven de Noordpool van invloed is op de luchtcirculatie op het NH is bekend, en als die opwarming afwijkend is van wat we gewend zijn dan ontstaat er luchtcirculatie die we in een bepaalde periode niet vaak zien. Alwin Haklander zegt: “Maar klimaatverandering speelt ook een rol. De brongebieden van onze winterkou, zoals de Noordpool en Rusland, warmen veel sneller op dan gemiddeld.”  Wat me stoort aan deze opmerking is dat het grijze weer van de afgelopen week, met temperaturen rond het vriespunt, gecorreleerd wordt aan klimaatverandering. En aan de hoge lentetemperaturen in 2020 in NO Siberië zoals dat even verderop in het artikel wordt gedaan. Over dat laatste heb ik al eens wat geschreven, lees het hier eens na.

Fig.2   Bron: Bron: GISS/NASA

Lees hieronder verder:

Lees verder

Stralingsgevoeligheid

Toen ik het artikel over stralingsgevoeligheid publiceerde op 1 december j.l. was daaraan flink wat discussie over en weer tussen Ad Huijser en ondergetekende aan vooraf gegaan. Op basis van de etmaalgegevens van temperatuur en kortgolvige instraling van de 5 hoofdstations van het KNMI gingen we aan de slag. We realiseerden ons na verloop van tijd dat de dagelijkse en jaarlijkse cyclus van de zon ons wel eens zou kunnen leiden tot een realistische berekening van de stralingsgevoeligheid. Vooral de resultaten die we hadden op basis van de jaarlijkse zonnecyclus waren voor ons overtuigend. En dat werd sterker toen we de temperatuurgegevens corrigeerden voor vertraging tussen instraling en luchttemperatuur als gevolg van de zee-invloed.

Ik schreef onlangs dat het Popper’s opvatting was dat in de wetenschap een theorie of model nooit kan pretenderen de uiteindelijke, zekere waarheid te zijn, en dat pogingen tot falsifieerbaarheid een wezenlijk onderdeel moeten zijn van het proces wat de ‘waarheid’ is. Dat geldt natuurlijk ook voor onderzoek dat zich buiten de gevestigde wetenschappelijke instituten afspeelt. De afgelopen weken oogstten we in de Nederlandse klimaatgemeenschap met name verbazing en waardering over dit onderwerp, en uiteraard ook wat obligate zure reacties, maar we werden vooral aangemoedigd om er meer mee te doen. Natuurlijk is er bij ons onzekerheid of we op het goede spoor zitten, en daarom hebben we eind december aan een handvol respectabele klimatologen in de internationale klimaatscene gevraagd om op ons model te ‘schieten’. Ook mensen in de omgeving denken mee, en dat leidt soms tot verbeteringen. Prima! Het is een ‘project’  zullen we maar zeggen, dus het laatste woord is er nog niet over gesproken.

De instraling in België en Duitsland

Op 1 december van het afgelopen jaar schreef ik een lang bericht over de toename van de hoeveelheid invallend zonlicht in ons land vanaf ongeveer 1980. Die irradiation of instraling Q was hier al vaker aan de orde geweest, maar in het decemberbericht heb ik beschreven hoe fysicus Ad Huijser en ik geprobeerd hebben om de effecten van die toename van Q op de luchttemperatuur te berekenen. We denken dat dat wonderbaarlijk goed gelukt is, en van veel kanten kregen we positieve reacties.

Natuurlijk waren er ook enkele zure reacties, maar die komen altijd uit bekende hoek en de argumentatie was zwak. Nu was het Popper’s opvatting dan in de wetenschap een theorie of model nooit kan pretenderen de uiteindelijke, zekere waarheid te zijn, en dat pogingen tot falsifieerbaarheid een wezenlijk onderdeel moeten zijn van het proces wat de ‘waarheid’ is. We wachten af.

Ik toonde in het bericht van december j.l. de instralingscijfers van de 5 hoofdstations De Kooy, De Bilt, Eelde, Vlissingen en Maastricht van 1958. Die data waren afkomstig van de website van het KNMI. Tot mijn verrassing bleek later op KNMI’s ClimateExplorer via de ECA&D data nog meer oudere cijfers van de instraling beschikbaar te zijn. Onderstaande grafiek is het gemiddelde van de 5 hoofdstations, hier gemakshalve ‘Nederland’ genoemd:

Fig. 1    Data: ClimateExplorer

Te zien is dat Q oploopt van 1909 tot ongeveer 1930, daarna ongeveer op gelijk niveau blijft, en vanaf de jaren ’80 tot heden weer toeneemt. De eenheden zijn weergegeven in W/m2 zodat ze vergelijkbaar zijn met de Duitse data.

De daggegevens van de zonuren voor de 5 hoofdstations zijn vanaf begin vorige eeuw beschikbaar:

Fig.2    Data: KNMI

Lees hieronder verder.

Lees verder

Corona en mobiliteit in Nederland, Zweden en Spanje

Elke keer denk ik: dit is de laatste keer dat ik over corona schrijf: terug naar mijn stiel! Maar dan ‘dwingen’ nieuwe inzichten me om weer wat uit te zoeken. In dit geval zijn dat vooral die geweldig interessante Google mobiliteitscijfers. Maar meerdere klimaatartikelen liggen al klaar.

Ik was nieuwsgierig naar de verschillen en overeenkomsten tussen corona-gerelateerde sterfte en de mobiliteitscijfers op basis van Google data van Nederland , Spanje en Zweden. De laatste twee landen hadden ook andere kunnen zijn, maar Spanje is bijzonder vanwege de zeer hoge sterfte in het voorjaar en de stringente maatregelen, en Zweden vanwege het veelal ontbreken van strenge maatregelen.

Worldometer heeft van alle drie landen grafieken gemaakt van de dagelijkse corona-gerelateerde sterfte. Kanttekening is daarbij dat Worldometer afhankelijk is van aangeleverde data per land en er is geen uniform registratieprotocol.

Figuur 1 Bron: Worldometer

Omdat sterfteregistratie per dag onregelmatig is heb ik het 7-daags gemiddelde aangevinkt. Bovendien heb ik met groene lijntjes de sterfte per miljoen inwoners weergegeven.

Spanje’s voorjaarspiek valt direct op. Kijk vooral naar de sterfte per miljoen, die is dan  2x zo groot als in Nederland en Zweden. In de zomer is sterfte nagenoeg afwezig in alle drie landen. Dat wijst op seizoensafhankelijkheid zoals bij griep. Te denken valt aan de hogere luchtvochtigheid in de zomer vanwege de hogere temperaturen.

De maximale hoogte tot nu toe van de najaarssterfte verschilt niet sterk tussen de drie landen. Maar december verloopt in de landen wel verschillend. Nederland laat een stijging zien van de sterftecijfers, terwijl Spanje (rustig) en Zweden (sterk) een daling laten zien. Ik heb te weinig data om daarover verdere uitspraken te doen.

Van de Google mobiliteitsdata heb ik wat grafieken gemaakt. In het vorige bericht hierover heb ik uitgelegd hoe de Google data te interpreteren. Ik heb van elk land twee grafieken gemaakt. De eerste betreft de data over OV-stations en Werkplekken. De ligging van beide is goed bekend en wordt op Maps gebruikt.

Fig. 2    Bron: Google

Wat opvalt is de sterke weekcyclus in de Werkplekdata per dag, wat niet verwonderlijk is. Die weekcyclus is in de OV-stationsdata ook wel aanwezig maar veel minder sterk. Waarschijnlijk wordt in alle drie de landen de reis naar de werkplek vooral met de auto gedaan. Bovendien lijkt OV vervoer ook in het weekeinde van belang (recreatie, familiebezoek e.d.). In Spanje ontbreekt in maart, april en november de weekcyclus waarschijnlijk als gevolg van de strenge reismaatregelen.

Als gevolg van maatregelen in Nederland en vooral in Spanje zie je de beide cijfers in maart sterk dalen waarna ze weer opkrabbelen tot een niveau van –20% voor de werkplekmobiliteit ten opzichte van de referentieperiode van 3 januari tot 6 februari 2020. Die referentieperiode is de 0-lijn. In Zweden is door het nagenoeg ontbreken van overheidsmaatregelen de daling in maart minder sterk en blijft steken op -20%. Blijkbaar is die -20% in alle drie landen het ‘common sense’ niveau van thuiswerken. In december zijn de Werkplekgrafieken volatiel als gevolg van de feestdagen. Het lijkt er op dat -20% de ‘bodem’  vormt van het thuiswerken. In Zweden valt in de laatste maanden van het jaar de lichte daling op van Werkplekbezoek en de sterkere daling van het OV-gebruik.

Fig. 3    Bron: Google

De grafieken van de mobiliteit richting Supermarkt en Detailhandel is wat eenvoudiger te duiden.  Zie voor een volledige lijst van deze categorieën de website van Google.

De lijnen van het supermarktbezoek laten zowel in Nederland als in Spanje aan het begin van de voorjaarspiek even een hamsterstijging zien, waarna de data naar beneden vallen. In Spanje erg sterk als gevolg van stringente maatregelen destijds met betrekking tot het supermarktbezoek. In Nederland zakt het supermarktbezoek medio maart en april wat in. Dat was een autonome ontwikkeling, van verboden was in Nederland destijds geen sprake. Daarna veren de cijfers in Nederland weer snel op en blijven rond het 0-niveau schommelen. In Spanje is dat opveren wat later als gevolg van de maatregelen, maar bereiken in juli weer het 0-niveau.

In Zweden is aan het supermarktbezoek niets bijzonders te merken. Doordat de Zweedse overheid zich in het begin van de epidemie afzijdig hield is er geen hamsterpiekje te zien en ook gaan daling in maart. Die pieken en dalen zien we wel in alle drie landen terug rond de kerstdagen.

De detailhandel/recreatie in Nederland en Spanje laten de invloed van de overheid goed zien. Opvallend is dat waar in Nederland in de zomer weer normale mobiliteitswaarden worden bereikt dat in Spanje niet het geval is: daar blijft ook in de zomermaanden een afname te zien van rond de -20%.

De cijfers van detailhandel/recreatie in Zweden laten in het voorjaar en vanaf november een lichte daling zien. Die was het gevolg van de relatief lichte maatregelen die Zweden in het najaar nam. Het bleef bij adviezen en wat lichte regels over aantallen mensen, het mondkapje werd ook in het najaar in Zweden geen maatregel.

Er is nog veel meer uit de Google data te halen, dit was slechts een vogelvlucht. Voor mensen die het mobiliteitsgedrag willen koppelen aan de sterftegrafieken moeten rekening houden met een time lag tussen besmetting en sterfte van gemiddeld 2 weken. De mobliliteitscijfers van Zweden laten zien dat de overheid slechts zeer beperkte maatregelen heeft genomen. Desondanks zijn de relatieve corona-gerelateerde sterftecijfers van Zweden en Nederland met elkaar vergelijkbaar. Noorwegen, dat in een aantal opzichten vergelijkbaar is met Zweden, heeft strengere maatregelen genomen, en de sterftecijfers van dat land zijn beduidend lager dan die van Zweden. Of dat het gevolg is van die strengere maatregelen is niet vast te stellen. Ik ben wel benieuwd naar de groepsimmuniteit in Zweden.

De EU en hoe het volk belazerd wordt

Fig. 1    Bron: Euractiv

De EU timmert flink aan de klimaatweg en nieuwbakken commissaris Frans Timmermans doet er nog een paar schepjes bovenop: hij wil het opwekken van windenergie op zee de komende dertig jaar vervijfentwintigvoudigen.  Nu weet de oplettende lezer intussen wel dat er extra goed moet worden opgepast als politici maatregelen bedenken ‘om het klimaat te redden’.  Meestal betekent dit dat de burger een financiële poot wordt uitgedraaid terwijl het klimaat zich er weinig van aan trekt. De moderne variant van het sprookje ‘De Kleren van de Keizer’ dus.

De EU heeft de 40% CO2 emissiereductie ten opzichte van het niveau van 1990 in 2030  opgeschroefd naar 55%. Helaas is dit een enorm kostbare manier om bijna niets te bereiken. De Deen Bjorn Lomborg, directeur van Copenhagen Consensus en ook gasthoogleraar op Hoover Institution van de Stanford University, schreef daar al over op Euractiv, een platform dat zegt de EU kritisch te volgen. Bovenstaande figuur 1 komt daaruit.

Afgezien van het feit dat de begeleidende foto bij het artikel een fraai staaltje van propaganda is (de auteur heeft daar meestal weinig over te zeggen) is het artikel duidelijk: onzinnig, die maatregelen van de EU zijn vooral voor de Bühne.

Fig. 2    Bron: @BjornLomborg

Lomborg schrijft dat In de komende drie decennia de nieuwe doelstelling van 55% reductie de EU-uitstoot met 12,7 miljard ton CO₂ zal verminderen. Als het in een van de standaard klimaatmodellen van de VN wordt opgenomen, zal deze aanscherping de mondiale temperatuur tegen het einde van de eeuw met 0,004 °C verlagen. Indrukwekkend. Aangezien de temperatuur daarna nog steeds zal stijgen, is het resultaat van het versterkte klimaatbeleid van de EU dat het de opwarming van de aarde met zes weken zal vertragen in 2100. De temperatuur die de wereld op 1 januari 2100 zou hebben bereikt, wordt nu bereikt op 11 februari 2100!

Dit nieuwe plan van de EU kost in totaal 5000 miljard Euro, maar dat hoeft de Europese Commissie gelukkig niet uit eigen zak te betalen maar wordt verhaald op de Europese burger: € 10.000 per persoon. En dat voor 0,004 °C minder opwarming.

Bjorn Lomborg voegde de nieuwe voornemens van de Europese Commissie in het meest gebruikte UN model SSP2 in. SSP2 is een van de SSP’s, ‘Shared Socioeconomic Pathways’,  en is het meest gebruikte scenario van verwachte sociaaleconomische mondiale veranderingen tot 2100. SSP2 is het ‘middle of the road‘ traject van de CO2 uitstoot op aarde.  En dit zal het uiteindelijke resultaat zijn:

Fig. 3    Bron: @BjornLomborg

Het laatste stukje van het traject, van 2094 t/m 2100, is uitvergroot om te laten zien dat er in de grafiek echt sprake is van twee lijnen. De cijfers die er bij staan spreken voor zich. En kijk vooral nog even naar wat het allemaal kost. De kleren van de keizer, betaald door het volk. Misschien moeten we toch eens denken over een Nexit.

De zon en de opwarming van Nederland

 Fig. 1   Data: KNMI

Het afgelopen jaar heb ik een aantal berichten geschreven over de sterke toename van de inkomende zonne-energie in Nederland en wijde omgeving. Zie onder andere hier en hier en hier. Hoe warm het op een bepaald moment en op een bepaalde locatie is, wordt door een complex van factoren bepaald.  De belangrijkste factor die de temperatuur bepaalt is de hoeveelheid stralingsenergie van de zon die binnenvalt. Dat merken we elke dag als de opkomende zon het aardoppervlak verwarmt en de temperatuur doet stijgen. In de periode 1980-2019 was die dagelijkse stijging van de temperatuur op de 5 hoofdstations van het KNMI gemiddeld ruim 7 °C, aan de kust wat lager door de dempende invloed van de zee, in het binnenland wat hoger. De seizoenswisselingen hebben ook een groot effect op de temperatuur: op basis van de metingen op de 5 hoofdstations was het in Nederland tussen 1980 en 2019 in januari gemiddeld 3,3 °C en in juli 17,8 °C.

Het KNMI levert de data van de hoeveelheid invallende zonne-energie Q (solar irradiation) in J/cm2 per etmaal. In De Bilt wordt vanaf 1957 gemeten, in Vlissingen sinds 1964 en op de andere drie hoofdstations Eelde, De Kooy en Maastricht sinds 1965. Figuur 1 toont de gemiddelde dagelijkse instraling (irradiation) per jaar vanaf het begin van de metingen t/m 2019 op de vijf hoofdstations. De signalen van de stations fluctueren sterk van jaar tot jaar, vooral als gevolg van verschillen in bewolking.  In alle stations gaat de  hoeveelheid invallende zonne-energie sinds begin jaren ’80 van de vorige eeuw gestaag omhoog. De hoogste instraling wordt op de beide kuststations gemeten, waarover later meer.

Fig. 2

Over de periode 1980-2019 is de stijging van de instraling op alle stations groot: De Kooy 9,5%, De Bilt 13,7%, Eelde 11,3%, Vlissingen 12,2% en Maastricht 11,2%. Dat impliceert een enorme toename van de hoeveelheid zonne-energie in ons land, die moet effect gehad hebben op de temperatuur. De oorzaak van die sterke toename moet gezocht worden in twee factoren: de afname van aerosolen (brightening) en de afname van de bewolking. Die brightening is voldoende beschreven in de wetenschappelijke literatuur en beperkt zich overigens niet tot Nederland. Het is een bekend fenomeen in heel West-Europa en ook in andere vroeg geïndustrialiseerde regio’s op aarde.

Fig. 3  Data: KNMI

Lees verder

Nogmaals die warme zomers

In een vorig bericht heb ik een vergelijking gemaakt tussen de fameuze warme zomer van 1947 versus de zomer van 2020. Het bleek dat de zomer van 1947 veel warmer was. De methode die ik heb gebruikt is gebaseerd op de data van de maanden mei t/m september, een ‘extended’ zomer dus. Dat is niet ongebruikelijk in de klimatologie. Van elk zomer-etmaal heb ik de Tx (maximum etmaaltemperatuur) van 2020 afgetrokken van die van 1947, dus Tx 1947 minus Tx 2020. Datzelfde deed ik met Tn (minimum etmaaltemperatuur) en Tg (gemiddelde etmaaltemperatuur).

Fig. 1    Data: KNMI

Fig. 2    Data: KNMI

Lees verder