Auteursarchief: Rob de Vos

Het goede doel…

De nieuwste film van Marijn Poels, “Het Goede Doel Heiligt de Middelen” is een prachtige film die tegelijk ook keihard is en een ontluisterend beeld geeft van hoe onze democratie functioneert. Must see!!

Instralingsgevoeligheid update

Op 1 december j.l. publiceerde ik het bericht “De zon en de opwarming van Nederland” over de berekening van de instralingsgevoeligheid. Diverse lezers reageerden met de opmerking dat bij de berekening van S (instralingsgevoeligheid) op basis van de etmaalcyclus wél gerekend werd met dT/dQ  maar bij de jaarcyclus gerekend werd met T/Q. Die opmerking is terecht, dat is een onbedoelde fout. Omdat inmiddels ook de data van 2020 beschikbaar zijn wordt het tijd om de berekening opnieuw te doen. Ik zal dat doen aan de hand van de data van station De Bilt.

Fig. 1    Data: KNMI

Figuur 1 toont voor station De Bilt de gemiddelde temperatuur T ( °C) per maand in de periode 1981-2020 en de gemiddelde instraling Q (kJ/cm2) per maand voor dezelfde periode. Zetten we T en Q per maand af in een grafiek dan komt dat er zo uit te zien:

Fig. 2    Data: KNMI

Figuur 2 laat zien dat er een tijdvertraging optreedt van T ten opzichte van Q van ongeveer 1 maand. Die vertraging is goeddeels het gevolg van het feit dat de luchttemperatuur boven het land na-ijlt op de instraling als gevolg van de warmtebuffering van het zeewater.

Fig. 3    Data: KNMI Lees verder

April = geril

Fig. 1    Bron: KNMI

De temperatuurpluim van het KNMI geeft de verwachting weer voor de komende twee weken. De zwarte lijn is de voorspelling, de dikte van de grijze banden geeft aan hoe zeker de verwachting is. Hoe smaller de band, des te zekerder de verwachting. Hoe verder in de tijd, des te groter  de onzekerheid van de verwachting.

Te zien is dat in De Bilt de verwachting is dat morgen, dinsdag 20 april 2021, de maximum temperatuur de rode doorgetrokken lijn raakt. Die rode lijn is het 15-daags voortschrijdend gemiddelde maximum berekend over de afgelopen 30 jaren. In de nacht van dinsdag op woensdag zal de minimum temperatuur even de blauwe lijn raken, de gemiddelde minimum temperatuur. Beide gebeurtenissen zijn in april 2021 een zeldzaamheid, de meeste andere dagen zullen waarschijnlijk (veel) kouder zijn dan de rode en blauwe lijn. Die rode en blauwe lijn zijn  ‘de normalen’ voor de tijd van het jaar, ofwel de ‘langjarige gemiddelden’.  Daarmee zal april waarschijnlijk de derde maand van 2021 worden met lagere temperaturen dan ‘normaal’. Een koud begin van het jaar.

Het JH model

Fig. 1     Data: KNMI

Ik heb al eens eerder enkele pogingen  gewaagd om de temperatuurverandering in Nederland te verklaren aan de hand van de gewijzigde luchtcirculatie. De meest recente poging was gebaseerd op de gemeten windrichting per etmaal in De Bilt vanaf 1904, ruim anderhalf jaar geleden. Hier vindt u deel 1 van een kleine serie.

Figuur 1 toont het resultaat daarvan op jaarbasis.  De data zijn gesmoothed met een Loessfilter span 0.2. Daarbij vallen enkele dingen op. Het meest opvallende is dat ZW-wind al vanaf 1904 dominant is en steeds dominanter wordt. ZW wind brengt over het algemeen zachte lucht binnen. Tegelijk zien we dat het aandeel van W-wind vanaf 1904 een dalende trend vertoont. Het brongebied van W wind ligt over het algemeen wat noordelijker dan van ZW-wind. Het is daardoor aannemelijk dat als gevolg hiervan de temperatuur in Nederland gestegen is.

NO- wind laat vanaf 1970 een dalende trend zien. Deze windrichting brengt met name in de winter zeer koude lucht naar ons land. ’s Zomers brengt de wind vanuit het NO vaak koele maar soms warme lucht binnen. Het is dus van belang om per seizoen de ontwikkeling van NO wind te bekijken, maar gemiddeld brengt NO-wind koele tot koude lucht. Z-wind brengt altijd warme lucht binnen en vertoont vanaf 1990 een sterk stijgende trend.

Conclusie: op basis van het jaarlijks voorkomen van de windrichtingen mag verwacht worden dat de veranderingen in de luchtcirculatie de temperatuur in Nederland hebben doen stijgen. De vraag hoe groot die opwarming vanwege de veranderde luchtcirculatie is geweest is met bovenstaande data slechts te schatten.

Fig. 2    Naar Meteo Julianadorp Lees verder

Aantal mistdagen in De Bilt

Ik lees altijd graag de column van Ionica Smeets in de Volkskrant. Het is een van de twee ‘wiskundemeisjes’, veel lezers kennen die nog wel denk ik. De andere is Jeanine Daems, oud-leerlinge van de middelbare school waar ik lesgaf. Ik herinner me nog dat Jeanine op het gebied van wiskunde buitengewoon begaafd was. Ionica ongetwijfeld ook, ze is natuurlijk niet voor niets hoogleraar science communication aan de Universiteit Leiden.

Afgelopen zaterdag ging de column over het schatten van percentages. Sommige voorbeelden waren nieuw en verbazingwekkend. Die van de kans dat er in een klas van 30 leerlingen 2 leerlingen zijn die op de zelfde datum jarig zijn (70%) liet ik vaak schatten door mijn leerlingen. Velen waren stomverbaasd (ik ook) dat de kans zo groot is. Een voorbeeld uit de column van zaterdag was de kans dat je in De Bilt een dag met mist hebt: 23,6%. Als het over weer en klimaat gaat doe ik soms even een fact check, en kwam iets vreemds tegen.

Fig. 1    Data: KNMI

Over mist spreek je als het zicht minder dan 1000m is. Het KNMI houdt dat in De Bilt vanaf 1955 bij en maakt daar tabellen van. Ik was dat al eens eerder tegengekomen, maar nu zag ik het weer nadat ik van de mistdata van het KNMI een grafiek had gemaakt: er zit een rare sprong in de tijdreeks van het aantal mistdagen per jaar in De Bilt 1955-2020. Die sprong zit van 2001 naar 2002. Een dergelijke sprong wordt meestal veroorzaakt door het wisselen van meetinstrument of meetlocatie. De exacte oorzaak van die discontinuïteit is te vinden op de KNMI website: “Sinds 2001 is de waarnemer door een automaat vervangen, die weliswaar nauwkeuriger meet maar waarvan de uitkomsten niet te vergelijken zijn met de eerdere waarnemingen.”. Nee dat mag je wel zeggen: de nieuwe reeks vanaf 2002 heeft helemaal niets meer te maken met de reeks 1955-2001.

Toen ik dit voor de eerste keer tegenkwam (bericht van 13 september 2020) heb ik gekeken of die knik ook te zien was in de grafiek die het aantal mistdagen met mist overdag weergaf. De data zijn uit de meetreeks gefilterd voor de tijd van 6 uur ’s ochtends tot 18 uur in de namiddag. De grafiek figuur 2 is t/m 2020 bijgewerkt:

Fig. 2    Data: KNMI

Van een sprong tussen 2001 en 2002 is hier geen sprake. Dus moest de knik wel zitten in de nachtelijke waarnemingen:

Fig. 3    Data: KNMI

Figuur 3 toont de tijdreeks voor de resterende uren van 18 tot 06 uur. En inderdaad, de sprong verschijnt weer. Wat is hier aan de hand? Men ging in 2002 over van persoonlijke uurwaarneming naar geautomatiseerde waarneming. Er zijn mijns inziens twee mogelijkheden. De eerste is dat de waarnemingen ’s nachts niet goed te doen waren en het aantal misturen ’s nachts daardoor sterk onderschat is.  Je kunt je er wat bij voorstellen.  De tweede mogelijkheid zou kunnen zijn dat de sprong te maken heeft met de overgang van 1-uurlijkse menselijke waarnemingen naar geautomatiseerde continumetingen/meerdere metingen per uur. De kans dat je bij dat laatste een keer ‘mist’ waarneemt neemt dan vanzelfsprekend toe. Het KNMI weet ongetwijfeld het antwoord.

Terug naar Ionica, die meldt dat de kans 23,6% is dat het op een dag in De Bilt mist. Omgerekend zijn dat 86 mistdagen. Hoe komt Ionica aan die 86? Als ik naar figuur 1 kijk kom ik er niet uit. Het jaar 2020 leverde 82 mistdagen, de ‘geautomatiseerde’ periode 2002-2020 levert een gemiddelde van 77 dagen op. Neem je het gemiddelde van de klimatologische periode 1991-2020 dan is het aantal mistdagen slechts 66  omdat de sprong dan in de reeks zit. Dat laatste (die sprong) geldt ook als je het gemiddelde van de gehele periode 1955-2020  berekent, dan kom je uit op 70 dagen. Of heeft het KNMI de sprong intussen ‘weg gemasseerd’  door de data van 1955-2001 te corrigeren?

Kortom, die 23,6% kan ik niet vinden. Het is natuurlijk ook niet zo belangrijk, maar ik zou het stiekem toch best wel willen weten.

Lomborg legt het uit

Dr. Bjorn Lomborg is directeur van het Copenhagen Consensus Centre en auteur van een aantal spraakmakende boeken over klimaatverandering. Hij kan als geen ander rekenen aan plannen om klimaatverandering te tackelen. Lomborg sprak een jaar geleden op een bijeenkomst van CIS in Australië. Dat Centre for Independent Studies verdedigt culturele vrijheid en de open uitwisseling van ideeën en stimuleert het debat tussen vooraanstaande academici, politici, media en het publiek.

Lomborg is econoom en stelt niet de dominante invloed van CO2 op het klimaat ter discussie, die aanvaardt hij als gegeven. Maar hij laat wel zien dat er een gapend gat zit tussen het beeld dat klimaatverandering ons naar de afgrond zou brengen en de werkelijke situatie. Media brengen elke dag weer berichten die ‘laten zien’  dat de Apocalyps aanstaande is. Lomborg toont met cijfers aan dat dat onzin is en dat we een eventuele klimaatverandering in de toekomst vrij makkelijk de baas kunnen. Zonder die vele vele miljarden Euro’s over de balk te gooien aan windmolens, zonnepanelen en houtstookcentrales maar ze in te zetten waar ze nut hebben.

Hij spreekt ruim een uur maar door zijn onderhoudende stijl vliegt de tijd voorbij. Voor veel mensen een ‘eye opener’ denk ik, dus kijken!

Kou en sneeuw in april

Fig. 1

Zijn sneeuw en kou in april normaal? Zeldzaam is het wel, maar april doet wat zij wil zegt het spreekwoord. En als begin april de wind uit het noorden komt is de kans vrij groot dat die wind kou en sneeuw meebrengt. Dus eigenlijk moet de vraag zijn of noordenwind, die maritiem-arctische lucht meebrengt, begin april zeldzaam is. Ik denk het wel, maar over die vraag wil ik het graag een volgende keer hebben. Ga in elk geval niet op uw geheugen af om te bepalen of iets in het weer zeldzaam is, het menselijk geheugen is volstrekt onbetrouwbaar. Cijfers moet je dus hebben. Op figuur 2 is goed te zien dat die koude lucht via een langgerekte ‘glijbaan’ vrijwel uit het noorden ons land binnenkomt. Brongebied is de Noordpool.

Fig.2    Bron: www.windy.com

De officiële  KNMI temperatuurreeks van de Bilt begint in 1901.  Dat zijn ruim 120 jaren. Van al die jaren is de periode 1 t/m 6 april 2021 erg koud geweest: in 91 van de afgelopen 120 jaren was de periode 1 t/m 6 april warmer dan in 2021. Ik heb ook even naar de eerste 3 maanden van dit jaar gekeken om te zien of de gemiddelde maandtemperatuur in De Bilt hoger of lager lag dan de ‘normaal’.  De normaal is het gemiddelde weer voor de periode 1991-2020, vastgesteld door het KNMI. Van die drie maanden waren de maanden januari en maart kouder dan de normaal. Januari 2021 was het gemiddeld 3,4 °C (de normaal 3,6 °C), februari 2021 was wat warmer dan de normaal met 4,3 °C ten opzichte van 3,9 °C normaal. En maart was 6,4 °C ten opzichte van 6,5 °C. Niet spectaculair maar de start van dit jaar tot nu toe is koud, zeker als je het vergelijkt met 2020 toen de maandgemiddelden respectievelijk 6,2 °C, 7,2 °C en 6,8 °C waren.

Nu weten velen dat als het ergens opmerkelijk koud is dat er dan altijd plekken op aarde zijn waar het omgekeerde het geval is. De warmte uit de tropen en de koude uit de poolgebieden worden door zeestromen en de luchtcirculatie op een bepaalde manier over de aarde verdeeld. Zeestromen acteren langzaam en voorspelbaar, de wind reageert snel op veranderende omstandigheden. Bij relatief snelle veranderingen in luchttemperatuur zijn de actoren daarachter hoge- en lagedrukgebieden. De gevolgen daarvan op de temperatuur zijn fraai te zien in figuur 3. De figuur toont de temperatuur-anomalie van maart 2021 aan het aardoppervlak vergeleken met de gemiddelde situatie van maart 1991-2020. Het beeld is een lappendeken van gebieden die in maart kouder of warmer waren dan de normaal, en uiteraard ook gebieden die weinig verschil tonen.

Fig. 3    Bron: Climatlas

Maar er is ook nog zoiets als een gemiddelde aardse temperatuur. Die wordt vaak berekend aan de hand van de data van veel weerstations. Dat is een hels statistisch karwei, alleen al omdat die stations zeer ongelijk over de aarde verspreid liggen. Als je niet te ver in de tijd terug wilt kijken kun je daarom beter satellietdata gebruiken. Die satellieten meten sinds eind 1978 de temperatuur van de onderste atmosfeer in lagen. De onderste laag, vlak boven het aardoppervlak , heet LTL. UAH maakt van die data een gemiddelde aardse temperatuur als anomalie. Figuur 4 laat de temperatuur-anomalie zien t/m maart 2021.

Fig.4    Bron: Roy Spencer

De sterke pieken vallen vaak samen met El Niño. Opvallend is dat de temperatuur vanaf januari 2020 sterk aan het dalen is. De temperatuur van maart 2021 was zelfs tot onder de normaal van 1991-2020 beland.

Als we de globale temperatuur-anomalie vanaf 1990 bekijken (figuur 5) dan is de daling vanaf begin 2020 opvallend. Er lijkt een einde gekomen te zijn aan de warme periode die ingeluid werd door de super El Niño van 2016. Maar dat is natuurlijk pas zeker als we een aantal jaren verder zijn. Niets is zo onzeker als het weer, op een goede tweede plaats gevolgd door het klimaat.

Fig. 5    Bron: Climatlas

 

Ukkel versus De Bilt

De meetgegevens van hoofdstation Ukkel van het Belgische KMI zijn altijd met een waas van onzekerheid omgeven. Veel meetgegevens van het Nederlandse KNMI zijn vrij verkrijgbaar via de website van het KNMI, en wat er niet op staat kan vaak verkregen worden door een emailtje te sturen. Bij de Belgische evenknie gaat dat moeilijker. Veel data zit achter een betaalmuur.  Maar ook dat geeft geen garantie dat data beschikbaar komen. Ik heb tot tweemaal toe data besteld maar er gebeurde niets. Nu moet ik er wel bij vertellen dat ik met name nieuwsgierig was naar de homogenisering van temperatuurdata van station Ukkel en homogeniseren ligt vaak wat gevoelig. Een Belgische meteoroloog schreef eens dat de reeks van Ukkel al zo dikwijls gecorrigeerd is dat “een kat haar jongen er niet meer in terugvindt”.

Lezers van deze website kennen intussen het verhaal wel van de homogenisatie van de temperatuurgegevens van De Bilt (download hier). Homogenisatie is het ‘corrigeren’ van oudere meetgegevens, vaak naar aanleiding van een wisseling van apparatuur, meethut of meetlocatie. De normale procedure is dat er gedurende een aantal jaren parallelle metingen worden uitgevoerd in de oude en nieuwe situatie. Bij De Bilt ontbraken die parallelle data en heeft men de temperatuurgegevens  van januari 1901 – september 1951 gehomogeniseerd met behulp van de meetgegevens van Eelde (Groningen).

Fig. 1    Google Earth

De data van Ukkel zijn interessant omdat het een zeer lange reeks is (vanaf 1833) en 155 km ten ZZW van De Bilt gelegen is. Dat is ook ongeveer de afstand tussen De Bilt en Eelde in Groningen. De wat zuidelijker ligging zou moeten zorgen voor ietwat hogere temperaturen in Ukkel. Beide stations liggen in (peri-)urbane gebieden zodat het Urban Heat Island effect op beide stations een rol zal spelen. Brussel is aanmerkelijk groter dan Utrecht, maar rond De Bilt is sprake van meer verspreide verstedelijking. De dominante ZW wind in aanmerking nemend zou het me niet verbazen als het UHI effect van Ukkel niet veel sterker is dan dat van De Bilt.

Fig.2    Google Earth Lees verder

De klimaatkrant

Stichting CLINTEL en De Andere Krant brachten een paar dagen geleden de Klimaatkrant uit. In 24 pagina’s wordt u bijgepraat over klimaatverandering en het (inter)nationale klimaatbeleid.

Het hoofdartikel van de krant stelt dat we in Europa gevangen zitten in een klimaatfuik. Het overheersende narratief is geworden dat we onder de 1,5 graden wereldwijde opwarming moeten blijven en dat we om dat te voorkomen in 2050 geen CO2 meer mogen uitstoten. Deze reductie moet grotendeels tot stand gebracht worden met duurzame bronnen als zon, wind en biomassa. Het verhaal schetst hoe we in deze fuik beland zijn geraakt en dat we er voorlopig niet zo makkelijk uit zullen komen.

Andere verhalen in de Klimaatkrant:
1) Een zeer interessant interview met advocaat Peter de Lange die stelt dat nieuwe windmolenprojecten in strijd zijn met Europees recht. De Raad van State voelt ook nattigheid en organiseert binnenkort een studiedag hierover. De ontwikkeling van deze kwestie is zeer relevant voor alle duurzame energie-projecten in Nederland.

2) Waarom het klimaatbeleid zal falen. Gepromoveerd chemicus Friso Sikkema, die zelf werkt aan de energietransitie, legt in dit artikel uit waarom een transitie gebaseerd op voornamelijk duurzame energie gedoemd is te mislukken.

3) Stichting CLINTEL zette de website RESinBeeld.nl op, waarop plannen voor windmolens en/of zonneparken met fotomontages in beeld gebracht worden. Projectleider Willem Joustra blikt terug op het eerste jaar en legt uit waarom de RES leidt tot polarisatie onder de bevolking.

4) Zes jonge klimaatactivisten uit Portugal zijn geïnspireerd door de Urgenda-zaak in Nederland een rechtszaak begonnen tegen 33 Europese landen. Advocaat Lucas Bergkamp en jurist Katinka Brouwer leggen uit hoe vergaand deze zaak wel niet is.

5) Fenna Swart voert een felle strijd tegen de bouw van biomassacentrales. “Een kind kan begrijpen dat het raar is om bomen te verbranden om het klimaat te redden.”

6) Ingenieur Theo Wolters legt uit waarom thoriumcentrales zoveel efficiënter en dus goedkoper kunnen zijn dan de bestaande kerncentrales die op uranium draaien. “Alles bij elkaar heb je als het allemaal lukt oneindig veel, bijna gratis brandstof en geen grote hoeveelheden levenslang radioactief afval meer.”

7) Huizen van het gas af halen wordt nooit rendabel. Dat wordt steeds duidelijker. Laatste inschatting is dat het minimaal 40.000 euro per huis gaat kosten en dat daarvan 20.000 euro nooit terugverdiend zal worden. Politiek beloofde ‘woonlastenneutraliteit’ is dan ook niet haalbaar.

8) Als je kernenergie eerlijk vergelijkt met zon en wind komt kernenergie er zowel qua prijs als ruimtegebruik gunstiger uit. Dat blijkt uit het rapport Road to Climate Neutrality by 2050. Kernenergie verdient daarom een eerlijke kans, stelt de auteur van het rapport.

Hoe komt u aan de krant?
Donateurs en Vrienden van CLINTEL kunnen tot 10 kranten gratis aanvragen via office@clintel.org. Vermeld uw naam en adres en hoeveel kranten u wilt ontvangen. U kunt ons ook steunen door meer dan 10 kranten te bestellen. Neem ook daarvoor contact op met office@clintel.org.
Anderen kunnen de krant bestellen via de website van De Andere Krant.