Lees indien nodig de voorafgaande delen 1 t/m 3 van de berichtenreeks Luchtcirculatietypen en klimaatverandering. Op basis van de GWL van DWD heb ik per seizoen de voorkomensfrequentie van elk van de circulatietypen in grafieken gezet. Voor elk van de circulatietypen is de lineaire trendlijn voor de betreffende periode (135 jaar) weergegeven. De circulatietypen zijn complementair: neemt het voorkomen van een bepaald type in de loop van de periode toe, dan moeten een of meerdere circulatietypen afnemen. Hieronder zijn alle 7 circulatietypen voor de zomer afzonderlijk weergegeven, met 5-jaarlijks voortschrijdend gemiddelde en trendlijn. Verder is voor elke trendlijn de formule weergegeven, alsmede het aantal dagen dat dit circulatietype in de loop van de periode in frequentie is toegenomen of afgenomen. De dagen zijn op 0,5 afgerond.
De lineaire trendlijn laat nauwelijks verandering zien. Tussen 1920 en 1975 is een lichte afname van het voorkomen in de zomer te zien
Van plusminus 1965 tot begin jaren ’80 is een toename van de E-circulatie te zien. Daarna wordt het voorkomen weer als voorheen. Genoemde verhoging doet de lineaire trendlijn licht stijgen.
Het S- type neemt in de gehele periode toe, en is aan het eind ongeveer drie zeer zo groot als aan het begin van de meetreeks. Met S-circulatie wordt in de zomer warme tot zeer warme lucht aangevoerd.
Het SW-type neemt gedurende de hele periode gestaag toe. Tussen 1905 en 1935 is de grafiek opvallend lang 0. Ik heb gecheckt of dat wellicht het gevolg is van het ontbreken van data, maar dat is niet het geval. Oorzaak is een sterke afname van de duur van de SW-circulatie. Een GWL wordt pas meegerekend als hij minstens 3 dagen achtereen aanhoudt. SW-circulatie heeft in de zomer vaak een opwarmend effect.
De W-circulatie laat over de gehele periode een lichte gestage daling zien.
Het NW-type laat over de gehele periode een opvallende daling zien, met de laatste 5 jaar een scherpe stijging.
Het H-type laat over de gehele periode een lichte stijging zien, met de laatste 5 jaar een scherpe daling.
Bron data: Potzdam Institute of Climate Impact Research 2005
Wat betekenen bovenstaande trends voor de temperatuur in Hamburg en dus bij ons? Om een beeld te krijgen van de invloed van de verschuivingen in circulatietypen op de temperatuur in de zomer maak ik wederom gebruik van de tabel van Potzdam. Daarbij is ook van belang de mate waarin de frequentie verandert in de tijd. Ik heb daarvoor gebruik gemaakt van de verandering van het aantal dagen dat een type voorkomt. Die verandering wordt in elke grafiek rechtsonder weergegeven en is gebaseerd op het verloop van de lineaire trendlijn. Die gegevens zijn dan gecombineerd met de classificatie die Potzdam in haar tabel gebruikt. Dat komt er dan zo uit te zien:
De conclusie is duidelijk. In de zomer is de aanvoer van koelere lucht afgenomen, vooral door de sterke afname van het voorkomen van NW-circulatie. Aan de andere kant zijn de circulatietypen die ’s zomers relatief warme lucht aanvoeren toegenomen. Dat geldt met name voor de typen S en SW. De zomers zijn tussen 1881 en 2016 dus gemiddeld warmer geworden door een duidelijk veranderend circulatiepatroon.
Een volgende keer de herfst.