Bron: University of Illinois
De totale oppervlakte aan drijfijs op het noordelijk en zuidelijk halfrond neemt de laatste tijd weer toe. Dat is te zien in bovenstaande grafiek van de Polar Research Group van de University of Illinois, een van de instituten op aarde die onderzoek doen naar de staat van het drijfijs. De veranderingen in oppervlakte drijfijs worden hier gepresenteerd in de vorm van een anomalie, de relatieve veranderingen die optreden ten opzichte van een bepaalde referentieperiode. Die referentieperiode is hier 1979-2008. 1979 is het jaar waarin de satellietmetingen startten.
In onderstaande grafieken is te zien hoe de ontwikkeling van het drijfijs in respectievelijk het Noordpoolgebied en het Zuidpoolgebied zijn gegaan:
Het drijfijs op de Noordpool neemt vanaf eind jaren ’80 af. Vanaf 2007 lijkt de afname te stoppen en beweegt de anomalie zich horizontaal, waarbij de sterke seizoenfluctuaties opmerkelijk zijn. Die zijn waarschijnlijk het gevolg van sterke tegenkoppelingseffecten in het Arctische gebied. De grafiek van het drijfijs rond Antarctica laat vanaf 1979 een licht stijgende trend zien, die vanaf 2011 in de hoogste versnelling lijkt te schieten.
Bron: Remote Sensing Systems
Als we naar het verloop van de temperatuuranomalie kijken in het Noordpoolgebied (tussen 60°NB en 82,5°NB) dan zien we dat over gehele periode sprake is van een tamelijk sterk stijgende trend. Het betreft hier de satellietmetingen van de onderste troposfeer door RSS op de breedtes waarop het drijfijs jaarlijks smelt en aangroeit. Die stijging is veel groter dan de gemiddelde temperatuurstijging op aarde en is het gevolg van de positieve tegenkoppeling die ontstaat als het oppervlak drijfijs afneemt. De albedo van sneeuw en ijs is groter dan van water waardoor de stralingsbalans in het gebied sterk wordt beïnvloed. Een grote afname van het drijfijsoppervlak zoals in het Noordpoolgebied de afgelopen decennia levert een sterke temperatuurstijging op als gevolg van dit ijs-albedo-feedbackeffect.
Bekijken we de bovenstaande grafiek nauwkeuriger dan zien we dat de temperatuur vanaf ongeveer 2005 geen stijging meer vertoont. Dat komt heel aardig overeen met de stagnatie van de afname van het drijfijsoppervlak. Het temperatuurverloop in het gemeten gebied lijkt derhalve meer ‘volger’ te zijn van het ijsoppervlak dan ‘veroorzaker’. Factoren als zeestromen, windpatronen en oscillaties vormen een belangrijke verklaring voor de schommelingen in het drijfijsoppervlak van de Noordpool. In het hoofdstuk “Drijfijs” is daar al het een en ander over geschreven.
Bron: Remote Sensing Systems
Het temperatuurverloop in het drijfijsgebied rond Antarctica laat geen stijging zien maar een hele lichte daling vanaf 1979. Wie de verklaring voor de sterke toename van het drijfijs vanaf 2011 uit de temperatuurgrafiek van het onderste deel van de troposfeer wil halen komt (ook hier) bedrogen uit. Net zoals in het Noordpoolgebied spelen winden en zeestromen hier een dominante rol bij de toe- en afname van het drijfijs. Sommige onderzoekers wijzen ook op de veranderende thermohaline stratificatie van het zeewater en zelfs naar het gat in de ozonlaag. Het ijs-albedo-feedbackeffect is hier duidelijk kleiner dan op de Noordpool.
De conclusie kan zijn dat de vorming van drijfijs het resultaat is van een uitermate complex systeem van factoren die elkaar over en weer beïnvloeden. We weten momenteel al veel meer over dat systeem dan pakweg 10 jaar geleden. Maar het is bekend dat naarmate men meer kennis heeft over een bepaald onderwerp het ook steeds duidelijker wordt dat er nog heel veel onderzocht moet worden om het systeem werkelijk te kunnen doorgronden. Het rieldeltje ‘opwarming door de mens veroorzaakt smelten drijfijs’ is dan ook van een al te grote simpelheid, zoals bovenstaande meetgegevens tonen.