Het raadsel van de verdwenen hittegolven deel 4

  • Met correctie: juiste grafiek geplaatst

Trouwe lezers van deze blog moesten even geduld hebben, maar nu is er toch weer een nieuw bericht.  Die vertraging is niet omdat ik niets te melden heb op het gebied van klimaat, integendeel. Het komt vooral omdat ik met een aantal mensen druk bezig ben de homogenisatie te ontrafelen die het KNMI heeft toegepast op de oude temperatuurcijfers van De Bilt.

Die homogenisatie uit 2016 heeft er voor gezorgd dat een groot deel van de hittegolven tussen 1901 en 1951 als sneeuw voor de zon is verdwenen en het KNMI afgelopen zomer voortdurend riep dat het aantal hittegolven alsmaar toeneemt. Omdat het KNMI een monopoliepositie in ons land heeft wat betreft weer en klimaatcijfers werd die berichtgeving door andere weer-organisaties en door vrijwel alle media klakkeloos herhaald.

Op deze plaats heb ik al vaker geschreven over de bizarre bijstellingen van de gemeten temperaturen in De Bilt vóór 1951.  Die bijstellingen zijn nogal grof uitgevallen, tot maar liefst 1,9 °C naar beneden bijgesteld.  En dan te bedenken dat de medewerkers van het KNMI tussen 1901 en 1951 een aantal malen per dag de temperatuur tot op 0,1 °C nauwkeurig moesten aflezen! De grafiek hierboven toont de ‘correctie’  van de maximum dagtemperatuur (Tx) in De Bilt in 1947. Dat was tot voor kort het jaar met de meeste hittegolven. In de grafiek is te zien dat de bijstelling het grootst is in de zomermaanden, tot bijna 2 °C naar beneden.

Wat dat betekent voor het aantal zomerse en tropische dagen ziet u in de tabel, waarin een stuk van de zomer van 1947 is afgebeeld. De middelste kolom geeft de dagelijkse maximum temperatuur weer zoals die in 2015 gold, de rechter kolom geeft de ‘nieuwe’  temperatuur weer die vanaf 2016 geldt. De roze blokjes zijn zomerse dagen (max temperatuur ≥ 25 °C),  de gele blokjes de tropische dagen (max. temperatuur ≥ 30 °C), voor en na de homogenisatie.

Ik ben samen met een aantal andere mensen druk bezig de homogenisatie van De Bilt te reconstrueren. Dat wil zeggen, dezelfde technieken toepassen als het KNMI gebruikt heeft bij de homogenisatie. En we zijn al ver, maar het is nog niet klaar want het is razend ingewikkeld. Om die reconstructie te kunnen doen hebben we veel temperatuurdata nodig. Het valt soms niet mee om die te verkrijgen.

Het kaartje hierboven toont de 5 hoofdstations van het KNMI.  Op alle 5 stations is de homogenisatie toegepast. Op de stations Den Helder/De Kooy,  Vlissingen/Souburg,  Maastricht/Beek en Groningen/Eelde was sprake van verplaatsing van de meethut. Gebruikelijk is dan om een periode zowel op de oude als de nieuwe locatie te meten en de oude gegevens dan aan te passen aan de nieuwe. Ik ben daar geen voorstander van, vooral als de afstand tussen oude en nieuwe locatie erg groot is. Maar daar heb ik al vaker over geschreven.

Bij De Bilt was sprake van verwisseling van hut, en vlak daarna van verplaatsing van de hut over een beperkte afstand van 300m. Bij dat laatste zijn echter door omstandigheden geen parallelmetingen verricht. Om toch een referentie te hebben heeft het KNMI gekozen voor vergelijking met het station Eelde, zo’n 150 km ten NO van De Bilt. Daar kan men alleen al op gevoel vraagtekens bij plaatsen lijkt me. De gehanteerde statistische methodiek daarbij komt later aan de orde in ons rapport.

Hamvraag is natuurlijk of het echt nodig was om de temperatuurdata van De Bilt tot 1951 te homogeniseren. Het KNMI vond van wel: er was sprake van een ‘sprong’ in de temperatuurreeks rond 1950 die het gevolg was van de hutwisseling en relocatie van de hut in 1950-1951.

KNMI-wetenschapper Theo Brandsma, de man achter de homogenisatie, schrijft hierover in Meteorologica 2, 2016: “Bekende problemen zoals de neerwaartse sprong in Tx rond 1950 in De Bilt en het relatief hoge aantal hittegolven in de eerste helft van de 20ste eeuw (zie onder andere Mureau et al., 2013) zijn hiermee verleden tijd.”

Dat het ‘probleem’ van het relatief hoge aantal hittegolven in de eerste helft van de vorige eeuw verholpen was na de homogenisatie blijkt uit deze grafiek:

Een  mooi voorbeeld van het Pygmalion-effect (selffulfilling prophecy) lijkt me. Overigens is de homogenisatie in De Bilt het meest drastisch uitgepakt zoals goed te zien is. Het argument van de sprong in de temperatuur rond 1950 die een inhomogeniteit zou zijn komen we ook tegen in het technische rapport dat ten grondslag ligt aan de homogenisatie:

A well-known inhomogeneity around 1951 in the Tx series of De Bilt is removed as a result of the Homogenization.”

Als er inderdaad sprake is van een inhomogeniteit, een sprong in de temperatuur als gevolg van menselijk handelen zoals verandering van hut en locatie, dan moet die sprong niet te zien zijn in temperatuurreeksen in de omgeving. Die sprong moet dan uniek zijn voor De Bilt. Probleem is dat dergelijke temperatuurreeksen in de directe omgeving van De Bilt er niet zijn. Daarom heb ik net over de grens gekeken:Hierboven ziet u de grafiek van Tx van De Bilt en van een ensemble van 4 Duitse stations net over de grens. De sprong naar beneden vanaf eind jaren ’40 tot diep in de jaren ’50 is goed te zien in de grafiek van De Bilt , maar ook in de grafiek van de 4 Duitse stations. Sterker nog: De correlatie van beide reeksen is extreem hoog. Het heeft er alle schijn van dat de sprong rond 1950 een klimatologische is.

Van der Schrier en andere KNMI-wetenschappers ontwikkelden in 2011 de Centraal Nederlandse Temperatuur. Ook zij schreven in hun publicatie:

The break at 1950 is clearly related with a string of modifications which happened in the early 1950s. On 17 May 1950, the large thermometer screen (the so-called “Pagoda”) was replaced by a Stevenson screen. On 16 September 1950, a relocation westwards had taken place, subsequently followed by a 300m relocation southwards on 27 August 1951.”

Omdat het hier niet specifiek gaat om de Tx heb ik hieronder een grafiek geplaatst op basis van de gemiddelde etmaaltemperatuur (Tg). In dit geval van De Bilt en van het ensemble van 4 Duitse stations. De correlatie is nog hoger dan in de Tx grafiek:

De vraag die bij me opkomt is: was de homogenisatie van De Bilt eigenlijk wel nodig?