Zoals inmiddels wel bekend wil het na 2000 met de opwarming van de aarde niet zo vlotten. Afhankelijk van de gehanteerde datareeks duurt die stagnatie nu al van 9 (UAH) tot 17 jaar (RSS). Zie hiervoor het bericht van 16 november j.l. Nu is stagnatie wellicht niet de juiste term, want dat zou wijzen op een tijdelijk verschijnsel in een overigens stijgende trend. Die trend wordt door klimaatmodellen wel voorspeld maar niets is zeker in de klimatologie.
De datareeks van GISS/ NASA die ten grondslag ligt aan bovenstaande grafiek is een middenmoter wat betreft de lengte van de temperatuurstilstand. Het voordeel van de GISS-reeks is dat met behulp daarvan GISS ook interactieve kaartjes aanbiedt op haar website.
Omdat ik nieuwsgierig was naar de ruimtelijke spreiding van de temperatuurontwikkeling van de stilstandsperiode sloot deze mogelijkheid die de GISS site biedt daar perfect bij aan. Het jaar loopt bij GISS van december t/m november, dus de kaartjes lopen van december 2001 t/m november 2013, op een haar na de periode die de bovenstaande grafiek dekt (januari 2002 t/m december 2013). Wat zien we?
Het kaartje toont de anomalie van de gemiddelde temperatuur per blokje van 250/250 km van december 2002 t/m november 2013 ten opzichte van de gemiddelde temperatuur van de referentieperiode december 2002 t/m november 2006. Zoals te zien is zweeft de temperatuurontwikkeling in genoemde periode voor vrijwel de gehele aarde rond 0, dat wil zeggen er vindt geen opwarming en geen afkoeling plaats.
Op enkele plaatsen is er sprake van toename van de temperatuur. Met name aan de randen van de continenten die grenzen aan de Arctische Zee is opwarming waar te nemen, vooral in Azië . Dat is uiteraard niet het gevolg van een algehele opwarming als gevolg van het versterkt broeikaseffect, want dan zou die opwarming op veel meer plaatsen voor komen. Deze opwarming is het gevolg van de afname van het drijfijs op de noordpool gedurende de zomer. Als de oppervlakte drijfijs ’s zomers afneemt, blijven de wateren langs de randen van de continenten langer ijsvrij en neemt de warmtestraling vanuit de zee naar de atmosfeer toe.
Dit effect is niet goed waar te nemen rond Antarctica, omdat juist op de overgang van land naar zee daar de gegevens grotendeels ontbreken. Slechts op 2 plaatsen zien we een toename van de temperatuur.
In de grafiek hierboven is de temperatuurontwikkeling afgezet tegen de breedteligging. Wat opvalt is de grote piek op ongeveer 75°- 80° ZB. Die piek wordt geheel veroorzaakt door de 2 oranje gebiedjes op deze breedte. Verder ontbreken voor deze breedte meetgegevens. Dat is interessant: blijkbaar wordt het ontbreken van meetgegevens genegeerd bij het maken van de laatste grafiek! Nu lijkt het alsof er rond 75°- 80° ZB een flinke opwarming heeft plaatsgevonden, terwijl dat in werkelijkheid helemaal niet het geval hoeft te zijn. Sterker: het is te verwachten dat er op deze breedte zelfs meer afkoeling heeft plaatsgevonden. De laatste jaren groeit het zomerijs rond Antarctica immers.
Hetzelfde verhaal geldt voor het kaartbeeld van het gebied rond 75°- 80° NB: Voor de meeste blokken ontbreken meetgegevens, maar de grafiek geeft wel weer een fraaie piek te zien.
Het eerste kaartje hierboven, de aarde als rechthoek afgebeeld, is de Mercatorprojectie. Elke manier om de bolle aarde op een plat vlak te plaatsen (projecteren) resulteert in vervormingen. Voor de Mercatorprojectie geldt dat de gebieden rond de polen extreem vergoot worden weergegeven. Dus die gebiedjes van 250/250 km zien er op hogere breedte veel groter uit dan rond de evenaar. Geel/oranje (=opwarming) krijgt zo een extra accent.
Op het bovenstaande kaartje is de aarde weergegeven in de zogenaamde azimuthale projectie. Je kijkt naar de aarde vanaf een punt ver in de ruimte. De rand van de bol is de evenaar. Ook deze projectie heeft zijn nadelen, maar die enorme overdrijving van oppervlakte nabij de polen is hier afwezig. Geel/oranje is hier veel minder nadrukkelijk aanwezig.
Het maakt dus voor een kaartbeeld veel uit welke projectie je kiest. Maar ook de kleurenkeuze is van invloed, en nog wat andere zaken. Als je het slim doet kan een kaart dus veel meer suggereren dan hij in werkelijkheid toont. In de jaren ’30 van de vorige eeuw had nazi-Duitsland een instituut dat niets anders deed dan met behulp van handig gekozen kleuren en uitsneden dingen ‘aantonen’ die er in werkelijkheid niet waren. Het is van GISS netjes dat je bij het maken van een kaartje kunt kiezen uit de twee projecties die hierboven getoond worden.
Gebeurt dit nu nog steeds, suggereren met behulp van beelden? Natuurlijk, volop zelfs. Hoe vaak is de eenzame ijsbeer op de ijsschots de afgelopen jaren niet langs geweest? Of de afkalvende gletsjer? Of een stevige storm? En dan steevast omlijst met de mededeling dat het warmer wordt. Of, nu dat laatste niet goed meer lukt, met de mededeling dat er sprake is van klimaatverandering. Gelukkig wel zou ik zeggen, anders moest ik me echt zorgen gaan maken.