De afwezigheid van enige versnelling in de zeespiegelstijging is niet in lijn met de opvatting dat de het globale zeeniveau gerelateerd is aan de globale temperatuur. Vermeer en Rahmstorf schreven in 2009: “ When applied to observed data of sea level and temperature for 1880–2000, and taking into account known anthropogenic hydrologic contributions to sea level, the correlation is >0.99, explaining 98% of the variance. For future global temperature scenarios of the Intergovernmental Panel on Climate Change’s Fourth Assessment Report, the relationship projects a sea-level rise ranging from 75 to 190 cm for the period 1990–2100. ”
Bovenstaande figuur uit de publicatie van Vermeer en Rahmstorf , “Global sea level linked to global temperature” (PNAS, 2009) , toont met de rode lijn de gemeten zeespiegelstijging en –versnelling vanaf 1880. Er zijn twee periodes te herkennen met versnelling van de stijging: tussen 1930 en 1950, en vanaf 1980.
Ook Church en White herkennen in hun studie een versnelling rond 1930, de tweede versnelling vindt plaats na 1990. Zie hier en hier.
Omdat er in de relatieve zeespiegelstijging van Den Helder geen enkele versnelling te bespeuren valt, was ik benieuwd of dat elders op aarde anders zou zijn. Immers, de perioden van versnelling van de zeespiegel zouden ergens in de tide-gauge-data toch merkbaar moeten zijn? Ik wilde daarvoor gebruik maken van meetstations die over de afgelopen 100 jaar een continue meetreeks produceerden. Daarvoor maakte ik wederom gebruik van de databank PSMSL.
Om een indicatie te krijgen van de geografische spreiding van de gezochte data maakte ik gebruik van bovenstaande figuur uit de publicatie van Church en White uit 2011. Duidelijk is te zien dat er aan het begin van de 20e eeuw slechts een beperkt aantal meetstations was, met een sterke concentratie in Nederland, Duitsland, Denemarken, Japan en de USA. Ik ben alle aangegeven locaties in de databank nagegaan en heb naast Den Helder nog 7 andere meetstations gevonden met een min of meer continue meetreeks vanaf 1910 tot 2010 :
Victoria, Canada
San Francisco, USA
New York, USA
Honolulu, USA
Balboa, Panama
Fremantle, Australië
North Shields, GB
Er zijn nog enkele meetstations met een meetreeks van (meer dan) een eeuw, maar die liggen dicht bij een van bovenstaande stations en leverden geen relevante meetgegevens op. Omdat ik niet in staat ben om sterke verticale bewegingen in de aardkorst statistisch te elimineren heb ik afgezien van meetstations die in sterke mate onderhevig zijn aan epirogenetische en tektogenetische bewegingen, zoals in Scandinavië en Japan. Omwille van de eenvoud ben ik ervan uitgegaan dat voor de overgebleven meetstations geldt dat bodembewegingen gedurende de afgelopen eeuw constant waren. Ik ben immers alleen geïnteresseerd in een eventuele versnelling van de zeespiegel. Dit zijn de resultaten:
Het beeld is in alle gevallen duidelijk: van een versnelling van de zeespiegelstijging is geen sprake. Omdat in alle grafieken te controleren heb ik behalve de lineaire trendlijn (zwart) ook de exponentiele trendlijn (rood) in elke grafiek weergegeven. Beide lijnen vallen in alle grafieken vrijwel geheel samen. Van beide trendlijnen zijn de R2 –waarden in de grafieken weergegeven. Om te laten zien wat de lineaire trendlijn en exponentiele trendlijn doen als er in een meetreeks sprake is van een versnelling heb ik een eenvoudige lineaire meetreeks gemaakt, met tussen de horizontale waarden 9 en 13 een versnelling in de reeks . Het resultaat ziet u hier onder:
Comclusie: in bovenstaande meetreeksen van tide-gauge-metingen over de gehele aarde zijn geen versnellingen in de zeespiegelstijging waar te nemen. Dat staat dus haaks op de gegevens van Church en White, Vermeer en Rahmstorf en falsifieert de hypothese dat het globale zeeniveau sterk gerelateerd is aan de globale temperatuur. De zeespiegelstijging lijkt zich niets aan te trekken van relatief korte ( enkele decennia) perioden van temperatuurstijging zoals die waargenomen zijn in de afgelopen eeuw.