In deel 1 van dit onderwerp is een kort overzicht gegeven van de Grosswetterlagen en de daarvan afgeleide classificaties. Het klimaat verandert voortdurend. De definitie die mijn leerlingen altijd moesten kennen van klimaat is: het gemiddeld weer in een gebied berekend over 30 jaar. Nemen we dat gebied zeer klein, lokaal, dan zijn er schier oneindig veel verschillende klimaten op aarde. Dat is onwerkbaar. Vandaar dat we al die lokale klimaatjes classificeren, onderbrengen in grotere eenheden. De meest gebruikte indeling is die van Köppen-Geiger.
Bron: Wikipedia
Ons land heeft in deze indeling een Cfb-klimaat. Omdat een klimaat vaak een groter gebied beslaat, en vanwege die 30 jaar, zal Nederland niet snel in een andere klimaatzone terecht komen. Maar omdat het weer veranderlijk is, en het gemiddelde weer dus ook, zullen al die lokale klimaatjes wel voortdurend veranderen. Klimaatverandering is van alle tijden.
Die veranderingen zijn het gevolg van heel erg veel factoren. Dat kunnen zeer langzame grootschalige zijn, zoals continentverschuivingen, of veranderingen op middellange termijn, zoals veranderend bodemgebruik of atmosferisch CO2-gehalte, of snelle lokale veranderingen zoals bijvoorbeeld drainage of de aanleg van een woonwijk. Zo zijn er waarschijnlijk duizenden factoren die invloed hebben op het klimaat. De impact van de ene factor is groter dan dan van de andere, en onderling beïnvloeden die factoren elkaar ook weer. Bovendien kunnen klimaatveranderingen zelf weer van invloed zijn op die klimaatveranderende factoren. Kortom, het gehele systeem is dermate complex dat we nog niet bij benadering een algeheel overzicht hebben over de werking van het klimaatsysteem. Klimaatmodellen zoals die de afgelopen decennia veel gebruikt worden zijn slechts een zeer grove benadering van de werkelijkheid, met als gevolg grote foutenmarges in voorspellingen.
Bron: Whatsupwiththat
Nu hebben wij mensen blijkbaar de behoefte om veranderingen die door ons geïnitieerd worden van een andere orde te beschouwen als al die andere, ‘natuurlijke’ factoren. Het lijkt dan alsof we onszelf buiten die natuur plaatsen. Er zijn hele boeken over dat fenomeen geschreven, daarover wellicht een andere keer.
Bron data : KNMI
In deze serie gaat het slechts om één factor die het weer en klimaat in West-Europa beïnvloedt, namelijk de windrichting. Of beter gezegd, de luchtsoort die aangevoerd wordt. Zoals in het eerste deel al aangegeven is , wordt de luchtsoort die binnenkomt bepaald door de ligging van hoge- en lagedrukgebieden. Veranderen die laatste van ligging, dan verandert de windrichting en daarmee het weer. Een sterke verandering is in onderstaande grafiek te zien. Met blauw is het verloop in de tijd van de NW circulatie te zien (aanvoer koelere lucht). Met rood verloop van een aantal GWL met een zuidcomponent (aanvoer warmere lucht). Het betreft de zomerperiode.
Bron: Potzdam Institute of Climate Impact Research 2005
Hier een typische luchtdrukverdeling voor GWL NWA (aanvoer koelere lucht):
Bron: Potzdam Institute of Climate Impact Research 2005
En SWA (aanvoer zachtere lucht):
Bron: Potzdam Institute of Climate Impact Research 2005
Het zal duidelijk zijn dat de grote veranderingen zoals die zichtbaar zijn in de grafiek hun impact zullen hebben op de zomertemperatuur in onze regio. De NW circulatie is vanaf het einde van de 19e eeuw met een factor 3 afgenomen, en de ZW/Z circulatie in dezelfde periode met een factor 3 toegenomen! Beide lijnen lijken complementair, de NW stroom is als het ware ‘vervangen’ door een zuidelijke aanvoer.
Ik ben hier vooral geïnteresseerd in de vraag of er veranderingen hebben plaatsgevonden in het voorkomen van de circulatietypen, en de mogelijke invloed daarvan op de temperatuur in West-Europa. In het eerste deel van dit onderwerp vond ik dat er 4 circulatietypen waren die een opmerkelijke verandering vertonen in de loop van de jaren, namelijk O, W, ZW en H :
Omdat de invloed van het vaker of minder vaak voorkomen van een circulatietype afhankelijk is van het jaargetijde heb ik voor de winter, lente , zomer en herfst bekeken of er significante veranderingen in frequentie zijn geweest. Daarbij kijk ik naar alle circulatietypen omdat veranderingen per seizoen gemaskeerd kunnen worden op jaarbasis.
De grafische resultaten van de speurtocht de volgende keer!