Satellietmetingen temperatuur

Sinds december 1978 wordt de temperatuur in het onderste deel van de atmosfeer, de troposfeer, gemeten door satellieten. Dat doen die satellieten op diverse hoogten, ze meten als het ware de gemiddelde temperatuur van een laag lucht. In de loop van de tijd zijn er al een hele reeks satellieten geweest die het werk gedaan hebben:

tempsat

Bron: REMSS

http://www.remss.com/missions/amsu

De data worden continu naar de aarde gezonden, waar ze door computers vertaald worden in begrijpelijke temperaturen, of beter: anomalieën. Dat zijn temperatuurafwijkingen ten opzichte van een bepaalde referentieperiode. Het gaat dan om de verschillen ten opzichte van die vroegere periode.

Waar we natuurlijk erg benieuwd naar zijn zijn de meetgegevens van het onderste stukje van de troposfeer, omdat we die graag vergelijken met de thermometermetingen. Op de figuur hieronder is dat de TLT curve, met een maximum op ongeveer 2 km hoogte.  Thermometermetingen worden gedaan op 1,5m hoogte boven het aardoppervlak. Er is nogal wat voor te zeggen om de satellietgegevens erg serieus te nemen. Denk maar eens aan de invloed van grondinversies en bebouwde omgeving op thermometermetingen. Aan de andere kant zijn die thermometergegevens natuurlijk wel op ‘mensenhoogte’  gemeten.

tlt2

 

Nu is het vertalen van die binaire data naar anomalieën geen kattenpis. De twee organisaties die zich er mee bezighouden, REMSS en UAH, krijgen dan ook niet precies dezelfde ‘uitslag’. Dat heeft te maken met de methodiek die ze toepassen. Algemeen wordt aangenomen dat UAH de betrouwbaarste data leveren omdat ze (zeggen ze zelf) beter rekening houden met kleine baanafwijkingen die satellieten in de loop van de tijd krijgen.

De grafiek hieronder laat de laatste gegevens zien van TLT , vanaf december 1978 t/m april 2014. De staafjes zijn maandgemiddelden.

uah 5 2014

Bron: UAH

http://nsstc.uah.edu/climate/

Er zijn enkele zaken die in deze grafiek opvallen. In de eerste plaats is het verloop van de grafiek tamelijk grillig. Dat heeft onder andere te maken met de sterke invloed van temperatuurfluctuaties in oceanen. El Niño en La Niña zijn daarvan de bekendste. Maar als we die fluctuaties even voor lief nemen zien we iets dat nog veel bijzonderder is, namelijk dat de temperatuur tot 1995 lager was dan nu, en afgezien van die kortdurende schommelingen aardig vlak was. Dan volgt er tussen 1995 en 2001 een periode waarin de tendens omhoog getild werd naar een hoger niveau, en vanaf 2001 blijft de temperatuur dan op dat hogere niveau. Uiteraard weer inclusief die kortdurende schommelingen. Er is nog geen teken dat dat gaat veranderen (naar een nog hoger niveau proberen sommigen ons duidelijk te maken), maar ook niet naar een lager niveau.

Wat gaat het worden? Volgens de broeikastheorie moet het warmer worden. Maar waarom heeft die opwarming dan zo’n merkwaardig verloop, en warmt het al 13 jaar niet meer op, terwijl het CO2-gehalte gestaag stijgt? Niemand weet het precies. We bevinden ons momenteel in een groot klimatologisch experiment. Over 10 jaar weten we meer (maar nooit alles).