Categoriearchief: Geen categorie

Angst aanjagend

Het jongste IPCC-rapport is letterlijk ‘angst aanjagend’. Dat is waarschijnlijk ook de bedoeling, bange mensen worden makke schapen in de handen van machthebbers. Marcel Crok was gisteren te gast bij een live uitzending van BLCKBX, die onder andere ging over het IPCC rapport. Zonder al teveel op de inhoud in te gaan (er staat weinig nieuws in) maakte hij duidelijk wat het politieke spel is dat momenteel gespeeld wordt door het IPCC en de UNO. De verontwaardiging van de secretaris-generaal van de UN , António Guterres, over ‘gebroken beloften’ met betrekking tot het Akkoord van Parijs was volstrekt onterecht: die afspraken waren zeer vrijblijvend.


Fig.2    Bron: statistica

De twee landen met de meeste kolencentrales, China en India, zijn in Parijs voorlopig vrijgesteld van beperkende maatregelen op het gebied van CO2 uitstoot, evenals arme landen op aarde. China bezit momenteel meer dan 50% van alle kolencentrales op aarde, en is nog steeds in recordtempo kolencentrales aan het bijbouwen. Dit allemaal netjes passend binnen de afspraken die bij het Akkoord van Parijs zijn vastgelegd. De secretaris-generaal van de UN heeft dus boter op zijn hoofd als hij het heeft over ‘gebroken beloftes’.

De video van BLCKBX is hier te zien (Marcel Crok vanaf 12:30u):

De oorlog in Oekraïne is ongetwijfeld ook van invloed op de enorm gestegen gasprijzen, maar die sterke prijsstijging begon al in de zomer van 2021, ruim vóór de Russische inval in de Oekraïne. Verbazingwekkend is de recente uitspraak van Diederik Samsom (PvdA), de rechterhand van Eurocommissaris Frans Timmermans (PvdA) die gaat over klimaat. Het komt er volgens Samsom op neer dat we de afgelopen 40 jaar veel te goedkoop konden leven, want energie en voedsel waren te goedkoop. De boodschap van Samsom is dat het goed is dat energie en voedsel veel duurder zijn geworden. Het videootje is onderdeel van een langer vraaggesprek met Samsom door Bruegel, ‘ the European think tank that specialises in economics’.

Zie het videootje hier.

Wat bezielt iemand om hoge energie- en voedselprijzen toe te juichen? Dat kan alleen maar verklaard worden als er een ‘hoger doel’ mee te bereiken is. Dat doel voor Samsom (en Timmermans) is het ‘redden’  van het klimaat, blijkbaar ten koste van alles. Als dat zo doorgaat zullen we in Europa uiteindelijk aan de bedelstaf raken denk ik.

Fig.3    Bron: IEA

 

Alweer een rapport van het IPCC

Afgelopen week werd alweer een IPCC-rapport uitgebracht,  ditmaal het deelrapport van werkgroep 3 onder de paraplu van het AR6-rapport. Ik heb het nog niet gelezen, maar begrijp uit de reacties van main stream media dat het nu nog méér dan voorheen 5 voor 12 is.

Bij GeenStijl hebben ze op hun eigen manier aandacht aan het rapport besteed. Niet inhoudelijk (het narratief van het IPCC is intussen wel bekend) maar men geeft letterlijk een beeld van hoe de grootste nieuwsmedia in ons land aandacht besteden aan het IPCC-rapport:


Fig.1    Bron: GeenStijl

Voor het hele bericht klik hier. Wat opvalt is dat de begeleidende foto’s van de main stream media vooral bedoeld lijken om mensen bang te maken.  Veel foto’s zien er dreigend uit maar laten bijvoorbeeld koeltorens zien die waterdruppels uitstoten en dus weinig met het onderwerp te maken hebben. Andere foto’s laten windmolens zien en zonnepanelen en suggereren daarmee dat windmolens en zonnepanelen ‘redding’ zullen brengen, wat volstrekte onzin is.


Fig.2   Bron: GeenStijl

Heel vreemd is de bosbrandfoto van de Volkskrant hierboven. Branden leveren behalve rook inderdaad ook grote hoeveelheden broeikasgassen op. Maar liefst 70 tot 80 % van de totale biomassa die jaarlijks wereldwijd wordt verbrand, wordt in de equatoriale en subtropische gebieden verbrand. Enkele van de meest intensieve verbrandingsactiviteiten van biomassa houden verband met ontbossing en grasland afbranden.

Fig.3    Bron: twitter.com/bjornlomborg

Maar het oppervlak land dat jaarlijks ten prooi valt aan de vlammen is sinds het begin van de vorige eeuw drastisch afgenomen met zo’n 2,3 miljoen km2. De grafiek van figuur 3 is gemaakt op basis van een historische reconstructie plus satellietdata. Zie hier en hier en hier.

Fig.4     Bron: NASA/P.Zoe

De active fire index die te zien is in de grafiek van figuur 4 is gemaakt op basis van satellietdata van het MODIS instrument (NASA) en geeft informatie over de plaats van een brand, de uitgestraalde energie, de verhouding vlammen/smeulend en een schatting van de verbrande oppervlakte. De grafiek laat zien dat de active fire index vanaf het begin van de metingen in 2000 t/m 2021 is afgenomen.

Ik concludeer twee dingen: in de eerste plaats zijn de meeste media in Nederland erg volgzaam voor wat betreft de publicaties van het IPCC. Er valt nauwelijks een kritisch woord en vrijwel alles wat het IPCC publiceert wordt klakkeloos overgenomen. In de tweede plaats zijn de begeleidende foto’s niet informatief maar lijken vooral tot doel te hebben de lezer angst aan te jagen. Ideale ingrediënten voor het verspreiden van ‘pakkend’ nieuws.

Nachtvorst in april

Rechtspsychologen weten het al jaren: getuigenverklaringen moet je met de nodige scepsis benaderen. Het menselijk geheugen is namelijk geen computer en kan al gauw misinformatie leveren. Dat geldt ook voor het weer en de herinneringen over hoe het weer vroeger was. Zo merkte ik aan reacties om me heen dat best veel mensen menen dat nachtvorst begin april, zoals we dat nu ervaren,  een uitzondering is.

Daarom heb ik een onderzoekje gedaan hoe dat zit met die nachtvorst begin april. Daarvoor heb ik voor station De Bilt de gemeten minimumtemperatuur (Tn) per etmaal genomen vanaf 1 januari 1901 t/m 10 april 2022. Omdat het nog geen 10 april 2022 is moet ik vertrouwen op de voorspellingen van Tn in De Bilt voor de komende dagen. Vervolgens heb ik uit die enorme hoeveelheid gegevens voor elk jaar de Tn voor de eerste decade van april (eerste 10 dagen) genomen en gekeken hoe vaak nachtvorst (Tn < 0 °C) voorkwam. Voor 2022 heb ik alvast 3 dagen ingevuld. Het resultaat ziet u in de grafiek. Conclusie: ga niet op je geheugen af maar op cijfers.

PS: door een aantal lezers werd ik attent gemaakt op het verschijnsel van IJsheiligen. Dat heeft betrekking op de periode van 11 t/m 14 mei, waarin het nog mogelijk is dat er in ons land  nachtvorst optreedt (belangrijk voor het tijdstip van planten van bepaalde gewassen). Ik heb het even bekeken en de kans op nachtvorst tijdens IJsheiligen is zeer klein. Op station De Bilt kwam er slechts in de jaren 1904, 1928,1941, 1953 en 2020 eenmaal nachtvorst voor tijdens de periode van IJsheiligen.

IJsberen op Antarctica!

NU.nl kwam enkele dagen geleden op hun twitteraccount met de enorme scoop dat er ijsberen op de Zuidpool wonen, want/en ‘Afgelopen week was het ruim 40 graden warmer dan normaal’.

Fig.1   Bron: GeenStijl

Nu heeft NU.NL enkele jaren geleden gezworen geen ‘nepberichten’ van klimaatrealisten meer te plaatsen en alleen nog berichten te plaatsen die als het ware goedgekeurd zijn door de klimaatautoriteiten. Het duurde een uur voordat ze bij NU.NL er achter kwamen dat ijsberen natuurlijk helemaal niet op Antarctica voorkomen. Bovendien gebeurt dat schotsjespringen op zee en niet boven land. Veel mainstream media hebben een klein arsenaal aan ijsberenfoto’s in hun archief om –zodra dat handig is- in te zetten ter illustratie van de ‘klimaatcrisis’. Een vervelend foutje dit keer, vooral omdat Nu.nl zich opstelt als hoeder van de klimaatberichtgeving. Een beetje leedvermaak kon ik niet onderdrukken ;-).

Die ‘ruim 40 graden warmer dan normaal’ sloeg op de maximumtemperatuur gemeten op 18 maart j.l. op station Concordia, in de buurt van de Dome C ijskern op Oost-Antarctica.

Fig.2 Bron: accuweather

De tabel van figuur 2 toont het verloop van de gemiddelde etmaaltemperatuur (bovenste rij) van de afgelopen weken. Te zien is dat die gemiddelde etmaaltemperatuur de eerste twee weken van maart zo rond de -50 °C lag, de normale temperatuur van begin maart op station Concordia. De hoogste temperatuur in de tabel, op 18 maart j.l., was -18 °C maar dat is de gemiddelde etmaaltemperatuur die dag. Die opwarming rond 18 maart is zeker opvallend te noemen, dus ging ik op zoek naar de oorzaak. Dat kan eigenlijk op Antarctica maar een ding zijn: aanvoer van warmte van elders.

Fig.3  Bron: https://earth.nullschool.net

Met behulp van de website https://earth.nullschool.net kun je allerlei data over temperatuur en wind et cetera terughalen. Figuur 3 toont de maximumtemperatuur aan het aardoppervlak van -10,5  °C  op 18 maart j.l. op station Concordia (groen cirkeltje). Die werd om 02u plaatselijke tijd gemeten. Ter vergelijking is voor de dag vlak vóór (14 maart) en direct na de dagen met opwarming (23 maart) de maximum etmaaltemperatuur weergegeven, respectievelijk -49,7 °C en -37,5 °C. Ter vergelijking: op de geografische zuidpool (ZP, op 1600 km afstand ) was het op 18 maart om 02u -44 °C.

Fig.4    Bron: https://earth.nullschool.net

Figuur 4 toont de oorzaak van die relatieve kortstondige opwarming van station Concordia. De figuur toont de windsnelheid op 250 hPa hoogte (ongeveer 10 km). De straalstroom is herkenbaar aan de roodpaarse kleuren en ligt normaal gesproken met enkele grote lussen rond Antarctica. Rond 18 maart brak een van die lussen ver naar het zuiden door en bracht met een snelheid van zo’n 200 km/u in dat deel van Antarctica relatief warme lucht binnen. Dat duurde enkele dagen, toen was het fenomeen weer voorbij. De vraag is of dit een zeer uitzonderlijk verschijnsel is. Dat antwoord is niet makkelijk te geven. Dat komt onder andere omdat weerstations op Antarctica zeer schaars zijn en de meetreeksen vaak kort zijn. Ik zal de komende tijd eens kijken of ik daar wat over kan vinden.

BTW over benzine

Een opvallend bericht gisteren op de zender RTL-Z. Het betrof de hoge benzineprijzen. De ‘onderzoeksredactie’ bekeek onder andere de gestegen BTW-inkomsten voor de staat door de hoge benzineprijzen. Wat kunnen we volgens de RTZ-Z redactie het beste doen met die extra BTW ? Drie dingen: meer subsidie op elektrische auto’s, meer laadpalen en meer technici opleiden om die laadpalen te plaatsen. De redenering hierachter: “….want op langere termijn gaat dát het beste zijn voor onze portemonnee. En voor onze onafhankelijkheid van Putins olie”.

Weet de ‘onderzoeksredactie’ van RTL-Z wel hoe elektriciteit gemaakt wordt? Dan red je het niet met windmolens en zonnepanelen, zie hier. Alleen al de verzwaring van het elektriciteitsnetwerk gaat in ons land vele vele tientallen miljarden euro’s kosten. En zonder subsidie zouden er weinig mensen in een elektrische auto rijden. Die subsidie is nodig omdat de aanschaf van een elektrische auto slecht is voor je portemonnee. Misschien dat de ‘onderzoeksredactie’ uitgebreid kan worden met wat mensen die verstand van energie hebben. Of spelen hier zakelijke belangen een rol?

https://www.rtlnieuws.nl/economie/tv/video/5293654/brandstofprijs-benzine-diesel-gestegen-accijnsverlaging

 

Presentatie klimaatverandering

Vriend en collega Jan Ruis maakte een prachtige presentatie over klimaatverandering met de titel “Is present climate change really a big problem?” . Gebruik makend van grafieken die veelal afkomstig zijn van recente wetenschappelijke publicaties geeft de presentatie antwoord op de belangrijkste vragen over dit onderwerp.

Voor diegene die de presentatie willen downloaden voor eigen gebruik verwijs ik naar de downloadpagina.

Klik op de figuur:

De luchtcirculatie in Nederland

Het komt regelmatig voor: binnen 24 uur daalt of stijgt de temperatuur in ons land zomaar 10 graden of meer. De windrichting is dan veranderd en daarmee ook het weer. Dan wordt er kou of juist warmte van elders aangevoerd. Die temperatuurschommelingen kunnen in West-Europa erg groot zijn. Dat heeft te maken met het feit dat we in het westen de Atlantische Oceaan hebben en in het Oosten een enorm continent. De lucht vanaf de oceaan is vaak zacht en vochtig, oostenwind (uit Rusland) soms ijskoud (in de winter) of bloedheet (n de zomer). En door de ligging op gematigde breedte is ons land bereikbaar voor lucht uit het noordpoolgebied (zeer koud) maar ook uit de subtropen (erg warm).

Fig.1    Bron: KNMI

De eigenschappen van het brongebied, het gebied waar de lucht vandaan komt, bepalen in eerste instantie de eigenschappen van de luchtmassa erboven. Op zijn weg naar Nederland veranderen die eigenschappen in zekere mate doordat de eigenschappen van de ondergrond de daarboven bewegende lucht beïnvloedt. Is het brongebied bijvoorbeeld de omgeving van IJsland dan zal de lucht op zijn weg naar Nederland vrijwel altijd opwarmen omdat het oceaanwater op die weg warmer is dan nabij IJsland. Behalve de temperatuur worden ook andere eigenschappen van de luchtmassa bepaald door de ligging en andere eigenschappen van brongebied en bewegingsroute. Denk bijvoorbeeld aan luchtvochtigheid en bewolking als de lucht over de oceaan wordt aangevoerd. Of stralende zon  en koude nachten als de lucht vanuit Rusland wordt aangevoerd. Zie figuur 1:  een hogedrukgebied boven Zuid Zweden stuwde op zaterdag 5 maart 2022  koude en droge lucht vanuit centraal Rusland onze richting op. Met de rode pijl heb ik de windrichting aangegeven.

Overigens kennen we natuurlijk allemaal nóg een mechanisme met soms enorme temperatuurschommelingen: dag en nacht. Verschillen van meer dan 10 graden of meer zijn doodnormaal als bewolking ontbreekt. Dan is het voor warmtestraling makkelijk om naar boven te ontsnappen, en ’s nachts wordt die afkoeling niet gecompenseerd door binnenvallende zonnestraling. Merkwaardig overigens dat mensen dergelijke grote schommelingen binnen zeer korte tijd normaal vinden maar sommigen van ons van slag raken als men leest of hoort dat de gemiddelde temperatuur op aarde vanaf 1850 1 °C  hoger geworden is.

Fig. 2    Bron: Meteo Maarsen

In dit artikel ga ik op zoek naar veranderende windpatronen die van invloed zijn op de temperatuur in Nederland.  Figuur 2 toont de indeling die Scherrlag in 1949 gemaakt heeft aan de hand van luchtsoorten en brongebieden. Die indeling van 12 luchtsoorten is sinds eind 19e eeuw door Duitse meteorologen verder verfijnd in 29 zogenaamde Grosswetterlagen. Ik heb daar een aantal jaren geleden al het een en andere over geschreven (zie hier), maar hernieuwde aandacht is op zijn plaats denk ik. Niet alleen omdat de Grosswetterlagen een bron van informatie zijn voor luchtcirculatieveranderingen in de loop van de tijd, maar ook omdat we nu weer 5 jaren aan de dagelijkse data kunnen toevoegen.

Fig. 3    Bron: DWD

Elke Grosswetterlage (GWL) beschrijft voor elk etmaal sinds begin 1881 waar en via welke weg de binnenstromende lucht vandaan komt. Zo ontstond een schat aan informatie die zeer nuttig bij het bestuderen van klimaatveranderingen. Figuur 4 toont de situatie voor de GWL “WZ” op 8 november 1991. Lucht uit westelijke richting wordt door een lagedrukgebied voor de kust van Noorwegen en hogedrukgebieden boven Zuid Europa onze richting op ‘gezogen’ (rode pijl).


Fig. 4    Bron: PIK Report 100

Op dergelijke wijze kan men van dag tot dag de weersituatie in Noord-Duitsland (en Nederland) analyseren. Aan de hand van gegevens over het brongebied van de luchtsoort, de weg die de lucht aflegt, de datum en de temperatuur van het zeewater kan men zo tamelijk nauwkeurig berekenen wat de effecten waren op het weer.

Omdat die indeling in 29 GWL soms te fijnmazig is voor bepaalde verwerkingsdoeleinden zijn ze ingedeeld in 10 zogenaamde Grosswettertypen (GWT), zie figuur 3. De afkortingen van deze GWT geven de  globale ligging van het brongebied weer van de onderliggende GWL.

Fig. 5    Naar Meteo Julianadorp

Op de kaart van figuur 5 zijn de brongebieden  van 8 GWT met rode letters aangegeven.  In blauw zijn de bijbehorende afkortingen van de luchtsoorten aangegeven.  “m” betekent maritieme oorsprong, “c” continentale oorsprong, terwijl de ligging van het brongebied wordt aangeduid met  “A”  voor arctisch, “P”  voor polair (nabij poolcirkel) en “T” voor tropisch (nabij subtropen). Voor de GWT hi en lo kunnen geen brongebieden weergegeven worden.


Fig. 6    Data: DWD

Figuur 6 toont het aantal dagen dat de GWT “W” (westcirculatie) per jaar voorkwam van 1881 t/m 2020. Daarbij vallen twee dingen op. In de eerste plaats is de variatie van jaar tot jaar erg sterk, het ene jaar kan wel 2x zoveel dagen met westcirculatie hebben alsn het jaar erop. Dat heeft uiteraard grote gevolgen voor het weer: het ene jaar is het andere niet weten we. In de tweede plaats is er rond het jaar 1990 duidelijk sprake van een trendbreuk. Het niveau van gemiddeld 100 dagen per jaar W, zoals dat van 1881 tot rond 1990 heerste, wordt dan een niveau van gemiddeld 80 dagen per jaar W.

Omdat een grafiek met een totaaloverzicht van alle GWT onleesbaar wordt heb ik elk GWT signaal ‘gesmoothed’ met een Loess α=0.2. Dan worden nog meer trendbreuken zichtbaar:


Fig. 6    Data DWD

De lijn van “W” blijkt al eind van de jaren 1980 een duik naar beneden te maken. Ook “hi”, “S” en “SW” vertonen rond datzelfde moment een knik. “S” begint overigens al vanaf 1881 langzaam maar zeker met een beweging omhoog, terwijl juist “NE”  vanaf ongeveer 1900 gestaag afneemt. En het is juist die “NE”  die we ’s winters nodig hebben voor goed schaatsweer. Zie het recente artikel over de Elfstedentocht.

Kortom, er zijn diverse momenten in de periode 1881-2020 aanwijsbaar waarop de GWT  trendbreuken vertonen. Die trendbreuken eind van de jaren 1980 zijn wel opvallend. De winter NAO-index , Noord Atlantische Oscillatie, laat rond eind jaren ’80 een opmerkelijke sprong zien van hoog naar laag. De NAO is een indicator op basis van de luchtdrukverdeling tussen (Azoren/Lissabon) Gibraltar en IJsland. Een hoge index betekent een groter luchtdrukverschil tussen beide plekken met als gevolg een sterkere aanvoer van lucht uit het westen. Anderen zien in de veranderende luchtcirculatie een teken van klimaatverandering door de mens. Dat past dan weer ‘wonderwel’ in het narratief van de mens – CO2 – klimaat.

Het klimaat is een chaotisch systeem. De omstandigheden die de windrichting bepalen (met name luchtdrukverdeling) zijn niet gekoppeld aan bekende  en berekenbare factoren. Als we de grafiek van de NAO index bezien kunnen we alleen maar vaststellen dat het luchtdrukverschil tussen Gibraltar en IJsland van jaar tot jaar verschilt, het achterliggende mechanisme is vooralsnog onbekend.

Het klimaatsysteem bestaat uit de subsystemen atmosfeer, hydrosfeer, cryosfeer en biosfeer. Elk subsysteem kent zijn eigen tijd- en ruimteschaal waarbinnen de processen zich afspelen. Gezien dit niveau van complexiteit is het niet raar dat het klimaatsysteem een ​​grote variabiliteit vertoont op tijdschalen die variëren van het dagelijkse tot miljoenen jaren. Ik ben daarom benieuwd of we ooit de veranderingen in luchtcirculatie zoals hiervoor beschreven zullen kunnen duiden.

Energiegebruikers staan op

Eerst Urgenda en nu Milieudefensie: Urgenda stelde de democratie onder curatele en dwong de staat tot nog verregaander klimaatbeleid. Milieudefensie nam via de rechter de bedrijfsvoering over van Shell en wil nu met een nieuw initiatief (het stuurde een open brief aan 29 grote bedrijven) het gehele Nederlandse bedrijfsleven op de knieën dwingen. Beide milieuorganisaties voerden hun rechtszaken zogenaamd vanuit het ‘algemeen belang’.

Maar dienen zij het algemeen belang wel? En voelen burgers zich wel gehoord bij deze zaken? En wat zijn de gevolgen voor de energieprijzen en het landschap? Heeft de rechter wel oog gehad voor deze vragen? Een groep Bezorgde Energie Gebruikers (BEG) – denkt van niet en zegt nu: genoeg is genoeg. Het is tijd dat burgers en ondernemers die zich niet vertegenwoordigd voelen door Urgenda en Milieudefensie ook van zich gaan laten horen. Bij de rechter wel te verstaan.

Dus het plan is simpel: de BEG-groep gaat zich mengen in de rechtszaak tussen Milieudefensie en Shell. Dat kan in het Nederlandse recht en heet ‘tussenkomen’. BEG gaat dat doen met eigen vorderingen en eigen argumenten. Want, hoewel de meeste stukken van Shell en Milieudefensie niet openbaar zijn, blijkt uit het vonnis al dat een heleboel relevante argumenten door deze partijen niet zijn ingebracht. Dus gaat BEG dat alsnog doen.

Want er is meer dan klimaat. Natuurlijk is ook BEG een voorstander van een schoon milieu en koesteren wij natuur. Maar als de energierekening niet meer betaald kan worden, dan rest straks niets anders meer dan energie-armoede, wat neerkomt op in de kou zitten. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn van het klimaatbeleid. De rechter heeft zich totaal niet over dergelijke gevolgen hoeven buigen.

U kunt meedoen door te tekenen, en eventueel door te doneren om deze rechtsgang mogelijk te maken. Klik hier en ga naar de website van BEG voor meer informatie.

Waarom klimaatmodellen geen voorspellende waarde hebben

Willis Eschenbach publiceerde onlangs op de bekende klimaatwebsite WhatsUpWithThat een opzienbarend kijkje achter de schermen van klimaatmodellen. Op liever gezegd: vóór de schermen. Want hij beschouwde de extreem complexe modellen simpelweg als black box, met een input en een output, bekend van systeemdenken. Hij extrapoleerde die input en output en liet zien dat de output van elk klimaatmodel te ‘vangen’  is door een simpele formule. Kijk s.v.p. daar eerst naar voordat u verder leest.

Nu komt de Nederlander Dr. Ad Huijser, met wie ik regelmatig correspondeer,  met een vervolg op het artikel van Eschenbach dat gisteren gepubliceerd is op WUWT onder de titel Outside the black box. De bevindingen van Huijser zijn minstens even spectaculair en de uitkomst is te lezen in de titel van zijn stuk. Het is een technisch verhaal maar zeer de moeite waard. Lees onderstaande Nederlandse bewerking van zij verhaal in WUWT:

Waarom klimaatmodellen geen voorspellende waarde hebben

Een van de belangrijkste argumenten die het IPCC met haar Antropogene Global Warming (AGW) hypothese hanteert om ons te overtuigen van de voorspellende waarde van klimaatmodellen, is de claim dat die modellen uitstekend in staat zijn om het temperatuurverloop sinds het pre-industriële tijdperk te berekenen.

Er zijn heel wat discussies al gevoerd over dit onderwerp, maar voor de geïnteresseerde leek zijn en blijven dit soort uiterst complexe klimaatmodellen niet meer dan de bekende “Black Box” waarvan je maar moet geloven dat de uitkomst op basis van wat men erin stopt, ook daadwerkelijk klopt.

Op basis van een bijdrage van Willis Eschenbach op de bekende website WattsUpWithThat, waarin hij via een simpele recurrente betrekking tussen temperatuurverandering en forcing liet zien dat hij daarmee uitstekende dekking kon krijgen van het temperatuurverloop van de afgelopen 1½ eeuw en datgene wat uit dit soort met supercomputers gegeneerde uitkomsten van dit soort complexe klimaatmodellen (Global Circulation Models) kwam, kreeg ik het idee die betrekking niet te gebruiken voor curve-fitting, maar als CMC: Climate Model Checker. De achtergrond van die recurrente betrekking is namelijk de fundamentele behoudswet van energie voor het Aardse klimaatsysteem uitgedrukt als:

C∂T/∂t = Straling “in” – Straling “out”                                                                            (1)

Hierin is T de gemiddelde oppervlaktetemperatuur, t de tijd, C de warmtecapaciteit van het klimaatsysteem, Straling “in” de binnenkomende zonnestraling en Straling “out” de langgolvige infraroodstraling die de opgewarmde Aarde uiteindelijk de ruimte in straalt. De AGW-hypothese volgt simpel uit deze vergelijking: meer CO2 verminderd de Straling “out” waardoor de ontstane stralingsonbalans in de rechter term van (1) hersteld kan worden door een verhoging van de temperatuur. Zo’n onbalans, in dit geval veroorzaakt door een broeikasgas als CO2 heet “forcing” en wordt uitgedrukt in W/m2. Voor de verdubbeling van de CO2 concentratie is dat zo’n 3 W/m2, en u moet dat vergelijken de 240 W/m2 (de Straling “in”) die we gemiddeld aan zonnestraling ontvangen. Dat is dus niet meer dan een hele kleine verstoring en dan kan je vergelijking (1) op basis van zo’n verstoring ook schrijven als een recurrente betrekking waarin we kijken naar de tijdsafhankelijke relatie tussen temperatuur T(t) en de forcing F(t) op de, op eenheidsafstand van elkaar liggende tijdsmomenten …. n-1, n, n+1, n+2 …n+m. Dat levert dan het volgende, eenvoudig algoritme:

Tn+1 = Tn + λ (Fn+1 – Fn)(1 – exp (-1/τ)) + (Tn – Tn-1) exp(-1/τ)                                    (2)

Hierin is τ een specifieke tijd gekoppeld o.a. aan de capaciteit C en λ een factor die de klimaatgevoeligheid voor forcings aanduidt. Voor die tijdseenheid nemen we in de rest van dit verhaal 1 jaar. Als je het verloop van de forcings op jaarbasis kent, een maat voor λ en τ hebt, kan je hiermee zowel voorspellen als in de tijd terugkijken wat de jaarlijkse, gemiddelde Aardse temperatuur zal doen, dan wel in het verleden gedaan heeft. Wat Eschenbach nu deed was een waarde voor λ en τ vinden waarmee de GCM berekeningen met deze formule (2) maximaal dekkend te krijgen was. Dat lukte hem uitstekend en dat was kennelijk zijn doel van die exercitie.

Maar de kracht van deze recurrente betrekking reikt veel verder dan “curve-fitting”. Ik noem dat het “Climate Model Cheking (CMC) vermogen. Klimaatmodellen als GCM’s werken niet met forcings, maar fysieke verandering als bv. concentratie variaties van broeikasgassen in de atmosfeer en berekenen vervolgens allerlei vervolg-effecten, 3-dimensionaal en in de tijd, zoals temperatuur, druk, luchtvochtigheid, wolkenvorming etc., via o.a. de Navier-Stokes vergelijkingen, analoog aan weerprogramma’s. Die gevolgen worden vervolgens weer omgerekend in “forcings” door stapsgewijze veranderingen aan te brengen van individuele parameters of combinaties daarvan. Dat is heel veel werk en kost veel computerpower. Maar die “forcings” die zij dus zo berekenen moeten natuurlijk wel voldoen aan vgl. (2), want ook GCM’s moeten voldoen aan basale fysische wetten als behoud van energie.

Nu is er in de loop der jaren een aantal opvolgende generaties GCM ontwikkeld door een groot aantal klimaatgroepen, steeds gecompliceerder en “dus” perfecter (althans dat zou je verwachten). Al die klimaatmodellen, veel meer dan 100 inmiddels, zijn in de loop der jaren onderling in een internationaal consortium, steeds vergeleken middels het Climate Model Intercomparison Project (CMIP) en vandaar dat we de generatie CMIP3, CMIP5 en CMIP6 kennen. De laatste generatie staat aan de basis van het meest recente IPCC-rapport en voorspelt weer een grotere opwarming dan de CMIP5 modellen die weer “warmer” waren dan de CMIP3 generatie.

Op de website van de klimaatgroep van NASA/GISS kan je de tijdsafhankelijke forcings behorende bij hun CMIP5 en CMIP6 modellen vinden voor de periode sinds 1850-1860 en bij CMIP6 zelfs ook de projecties voor de periode tot 2100. Dat geeft middels vergelijking (2) de mogelijkheid de redelijkheid daarvan te checken, niet alleen onderling, maar ook met atmosferische gegevens uit het recente verleden en de daarop gebaseerde forcings die ons klimaat tot nu toe beïnvloed hebben.

Maar voor zo’n vergelijking hebben we natuurlijk wel waardes voor λ en τ nodig, waarvan die voor τ, de relaxatietijd van ons klimaatsysteem de makkelijkste is. Ieder klimaatwetenschappelijk tekstboek laat zien dat die op basis van de diepte van de zgn. “ocean mixed layer”, ergens tussen de 3 en 5 jaar moet zijn. Ik heb 4 jaar als standaard genomen, waarbij overigens (niet verwonderlijk) een variatie tussen 3 en 5 nauwelijks van invloed bleek te zijn op de resultaten.

Voor λ ben ik gestart met de inverse van de zgn. Planck feedback parameter die automatisch volgt uit vgl. (1) voor stralingsevenwicht en in absolute grootte gelijk is aan 4(1-a)Φ0/TS0 . Daarin is de gemiddelde Aardse albedo a = 0.3, de gemiddelde zonne-intensiteit Φ0 = 340 W/m2 en de gemiddelde oppervlaktetemperatuur TS0 = 288 K. Dat maakt λ = 0,3 K/W/m2 een prima keuze. Dat is echter onder evenwicht, en bij forcings hebben we ook te maken met de dynamische opwarming waarbij m.n. de waterdampconcentratie toeneemt. En als belangrijkste broeikasgas heeft dat wel degelijk invloed op die klimaatgevoeligheidsfactor λ. Om daarvoor te corrigeren heb ik het online beschikbare MODTRAN-klimaatmodel van de universiteit van Chicago gebruikt waarin je bv. de gassamenstelling, het verticale temperatuurprofiel van de atmosfeer, wel of geen bewolking kunt variëren, en je de daaraan gekoppelde forcing en/of oppervlaktetemperatuur kunt berekenen. MODTRAN heeft als basis een uitgebreide bibliotheek van de spectrale eigenschappen van gassen en rekent dat op lijn-voor-lijn-basis en met alle noodzakelijk lijnverbredingen etc., fysisch correct door. Het is internationaal veel gebruikt, ook in klimaatmodellen en geeft reproduceerbare/betrouwbare resultaten.

Als je daarin voor de US Standaard Atmosphere (een goed globaal gemiddelde voor onze atmosfeer inclusief verticaal temperatuurprofiel), met een gemiddeld bewolkte hemel en bij een constante relatieve vochtigheid, een verdubbeling van de CO2 in voert, krijg je een λ = 0,34 K/W/m2. Die laatste is weer wat anders als de relatieve vochtigheid verandert, maar altijd blijkt die waarde net iets hoger te liggen dan de theoretische inverse van de Planck feedback en heb om praktische reden gekozen om mijn berekeningen verder te doen met λ = 0,345 K/W/m2 m.n. om niet beticht te kunnen worden van een te kleine klimaatgevoeligheid en om consistent te zijn met andere waarden uit MODTRAN die ik later gebruik. Voor de conclusies maakt het evenwel niets uit.

In fig. 1 heb ik de temperatuurberekeningen m.b.v. vgl. (2) gedurende het tijdvak 1850-2020 op basis CMIP5 en CMIP6 forcing reeksen van NASA/GISS uitgezet met als referentie de laatste globale temperatuurreeks HadCrut v5 van het Britse MetOffice als mondiale standaard. Let op, dit zijn de anomalieën t.o.v. de temperatuur 1860-1880.

Fig. 1 CMC berekening op basis van CMIP5 & 6 forcings, i.v.m. HadCrut v5 temperatuur reeks

Fig. 2 CMIP5 and CMIP6 forcings, zowel “total forcings” als de forcing door de well-mixed greenhouse gassen (WMGHG)

De grote “dips” die u ziet zijn een gevolg van bekende vulkaanuitbarstingen waarbij veel aerosolen vrijkomen die een koelende werking hebben op het klimaat. De bijbehorend forcings zijn grafisch zichtbaar in fig.2. als scherpe pieken die door de relaxatietijd τ in fig. 1, aanzienlijk zijn afgevlakt. Waar CMIP5 forcings nog een redelijk goede overeenkomst opleveren, zijn de forcings uit CMIP6 niet in staat om de bestaande metingen adequaat te volgen.

Dat er tussen de forcings van verschillende generaties verschillen optreden kan je verwachten als gevolg van voortschrijdend inzicht. M.n. in de “natuurlijke” forcings, maar eigenlijk niet in die van de broeikasgassen waarvan we de historische concentraties redelijk goed kennen, evenals het effect van de bijbehorende forcings. Nu bevatten die verschillende generaties modellen natuurlijk de nodige wijzigingen/verbeteringen die verschillend uitwerken op de diverse forcings. Maar als je dat constateert, kan je niet zonder daar een gefundeerd oordeel over te vellen, een dergelijk verschil klakkeloos accepteren. Je kan niet het model veranderen/verbeteren, het geheel vervolgens door “tuning” kloppend maken met de historische meetreeks en dan de forcings maar als “toevallige” uitkomst accepteren. Immers, die forcings moeten, zoals eerder uitgelegd, ook voldoen binnen het CMC-model. En als dat laatste geen overeenkomst oplevert met de gemeten reeks, is dus per definitie het model fout, hoe mooi en ingewikkeld het ook is. Als je dat soort fysisch wetenschappelijke grondbeginselen aan je laars lapt, kan je “van alles” bewijzen.

Maar om een verschil zoals in fig. 2 van 1 W/m2 op een gemiddelde van 2,5 W/m2 te kunnen accepteren lijkt hoe dan ook een redelijke verklaring dan wel discussie daarvan, op z’n plaats. Daar heb ik helaas in de bijgaande artikelen ter verantwoording van die klimaatmodellen door het NASA/GISS team, niets van kunnen vinden, terwijl toch alle alarmbellen hadden moeten afgaan.

Fig. 3 CMIP6 forcings (rode curve) vs alternatieven en geconstrueerde bijdragen (andere kleuren, zie tekst )

En dan is een eigen analyse van de achterliggende data de enige weg om enig inzicht te krijgen. Omdat CMIP6 de meest recente is, heb ik die nader geanalyseerd en wel voor het deel dat de forcing door broeikassen (WMGHGs) bestrijkt (zie fig. 3). Daarin nogmaals de grote, onverklaarbare verschillen tussen CMIP5 en CMIP6 forcings, maar ook de CMIP6 forcings (dikke rode lijn) zijn op zich al tamelijk vreemd. M.n. de plotselinge sterke stijging rond 1970 waarvan niet duidelijk is welk broeikasgas dat veroorzaakt, omdat ze in hun database daarin geen opsplitsing maken. NASA/NOAA heeft echter ook een website waar je die opdeling wel kunt vinden middels de zgn. Annual Greenhouse Gas Index (AGGI). Helaas is die er slechts voor de jaren na 1980, precies waar de vreemde bult begint, maar ze geven wel enig inzicht in de verdeling daarna (dunne rode lijnen), “doorgetrokken” voor de CO2 component, “gestreept” voor de CH4 bijdrage en “gestippeld” voor “de rest”, bestaande uit NO2 en CFK’s. De CO2 en CH4 bijdrages zijn goed in lijn met hun respectievelijke concentratie verloop sinds 1850 en een broeikassterkte op basis van de algemeen gebruikte waardes volgens Myhre et al spectrale berekeningen uit 1998 (dikke groene lijn voor CO2, en groene streepjeslijn voor extra CH4). Voor die broeikassterkte van F2xCO2 = 3,7 W/m2 is inmiddels door o.a. Happer en VanWijngaarden een aanzienlijk lagere waarde van 3,0 W/m2 berekend op basis van een grondige spectrale analyse. Hun uitkomst is nagenoeg identiek aan de MODTRAN-simulatie onder nagenoeg gelijke condities van een heldere hemel. In geval van bewolking, die deels het effect van broeikasgassen afschermt, is dat effect met ongeveer 2,4 W/m2, nog aanzienlijk kleiner. Kijk je met dat getal naar het verloop van de CO2 concentratie dan ligt die forcing (oranje lijn) aanzienlijk beneden het CMIP6 niveau. Simuleer ik met MODTRAN het verloop sinds 1850 van CO2 en CH4, van 280 ppm en 800 ppb respectievelijk tot 414 ppm en 1880 ppb in 2020, dan kom ik integraal tot een forcing van “slechts” 1,85 W/m2 (aangegeven met de blauwe pijl in fig. 3).

Volgens de AGGI-data is de bijdrage van NO2 maar maximaal 0,2 W/m2 in 2020 en voor de CFK’s kom ik in MODTRAN zeker niet hoger dan 0,1 W/m2, dus al met al een totale forcing sinds 1850 van ruim geschat 2,3 W/m2. Ik heb die waarde gebruikt om een reconstructie van de totale WMGHG-bijdrage te maken middels een exponentieel verlopende curve met een tijdsconstante van 70 jaar (zwarte streepjeslijn). Hoger is de antropogene forcing in deze afgelopen 1½ eeuw m.i. niet geweest.


Fig. 4  De  CMC-berekende temperatuurreeks op basis van de ReFo total forcings set zoals gereconstrueerd van a.o. het CMIP6 “natural” deel en  MODTRAN  simulaties (zie tekst), i.v.m. HadCrut v5 en de anomalieën uit de totaleCMIP6 forcings.

Tellen we daar nu de natuurlijke forcings van de CMIP6 serie bij op, dan kunnen we nu op basis van deze ReFo (Reconstructed Forcings) de CMC-berekening nog een keer doen en die vindt u in fig. 4. Waar de CMIP6 reeks nog enigszins de sterke stijging na 1970 kon volgen, is dat voor de ReFo set pas rond 2000 zichtbaar, maar in absolute zin loopt die temperatuur toch altijd nog zo’n 0,6-0,7 oC achter de feiten aan. De grote steilheid daar is niet helemaal verwonderlijk gezien de keuze van die exponentiele benadering van de WMGHG- component, maar hoe dan ook is wel duidelijk dat de CMIP6 modellen forcings opleveren die ver buiten de werkelijkheid staan. Maar ook de ReFo forcings kunnen de gemeten waarden totaal niet benaderen en dat duidt m.i. op een geheel andere oorzaak voor de temperatuurstijging. Ik heb al eens een essay over de belangrijke rol van bewolkingsveranderingen geschreven die dit probleem wel oplost, maar er zijn misschien ook andere mogelijkheden.

De klimaatmodelleurs lossen dat echter heel anders op, nml. door het realiseren van een veel hogere klimaatgevoeligheid middels zg. “feedbacks”, extra temperatuurverhogingen door het effect van GHG’s zoals Water-Vapor-Feedback (WVF), Cloud feedback, Albedo feedback en dergelijke constructen die het gehele klimaatsysteem steeds dichter bij de rand van instabiliteit brengen. Het is evident uit fig. 4 dat ze dat hebben moeten doen om m.n. de steile temperatuurstijging na 1970 te kunnen verklaren en dat verklaart misschien ook wel de plotselinge, en m.i. niet goed te verklaren groei in de WMGHG forcing vanaf 1970 (fig. 3)

Ik zou zo’n grote klimaatgevoeligheid ook in de CMC-berekening kunnen meenemen, maar daar is fysisch gezien geen enkele zinnige reden voor te bedenken in de energiebalans anders dan a.g.v. WVF. En daarvoor is al gecorrigeerd in de iets hogere waarde voor de gebruikte λ. Bovendien komen we dan in het gebied van een waarde voor λ van tenminste 1K/W/m2. Dat is exorbitant i.v.m. de MODTRAN-simulaties en dan begint de reactie van ons klimaat ook dicht tegen zgn. “run-away” scenario’s te komen: natuurlijke fluctuaties met vergelijkbare forcings zouden dan constant enorme temperatuurverhogingen veroorzaken.

Samenvattend: ik heb getracht op transparante wijze antwoord te krijgen op de vraag of de claim van het IPCC dat klimaatmodellen het recente, redelijk goed bekende verleden, uitstekend kunnen repliceren, terecht is. Die claim is de basis van de AGW-hypothese en voedt tevens hun overtuiging dat die klimaatmodellen geschikt zijn om lange termijn voorspellingen te doen.

Mijn analyse toont aan dat als klimaatmodellen de temperatuurreeksen van de afgelopen 1½ eeuw best goed kunnen reproduceren, het bewijs daarvan neem ik aan als gegeven, dat helaas de daaruit afgeleide forcings verre van passen bij wat je zou mogen verwachten op basis van bestaande kennis. Bovendien zijn die forcings niet in staat om via het gebruikte CMC-algoritme op basis van de energiebalans voor het klimaatsysteem, de gemeten temperatuurreeks te repliceren. Dat laatste doet CMIP5 voor de temperatuurreeks misschien een beetje, maar de bijhorende forcings zijn veel te hoog t.o.v. de bekende feiten. De CMIP6 modellen resulteren in lagere forcings, maar zijn nog altijd flink te hoog. Zij voldoen echter bij lange na niet aan het criterium van het repliceren van de temperatuurreeks. Zoals eerder gesteld, moeten klimaatmodellen aan beide eisen voldoen. Noch CMIP5-, noch CMIP6 modellen voldoen aan die criteria en dus zijn hun uitkomsten wetenschappelijk bezien onverantwoord. In gewoon Nederlands: simpelweg fout. Ze zijn dan ook per definitie ongeschikt om voorspellingen voor de lange termijn te doen, laat staan om maatschappelijk ingrijpende beleidsbeslissingen op te baseren.

Ad Huijser, 21 februari 2022.

Meer details en de benodigde referenties zie: Outside The Black Box WUWT (21-02-2022)