Nu de belangstelling voor ons rapport toeneemt (5 maanden nadat het uitgekomen is) worden de ‘aanvallen’ op onze bevindingen scherper. Dat is vervelend maar het hoort erbij. Vaak zijn die aanvallen gestoeld op slecht lezen in combinatie met een natuurlijke afkeer van mensen die klimaatberichten kritisch volgen. Hierop vormen de grote dagbladen helaas geen uitzondering, zoals de afgelopen dagen maar weer eens bleek.
Na het uitkomen van ons rapport zijn nog enkele belangrijke datareeksen in ons bezit gekomen. Die gegevens zijn de aanleiding om hier nogmaals aandacht te besteden aan de homogenisatie van De Bilt. De homogenisatie van de etmaaltemperaturen in De Bilt betreft de periode 1-1-1901 tot 1-9-1951. Aanleiding tot de homogenisatie is gelegen in het feit dat het KNMI meent dat de ‘neerwaartse sprong’ in Tx rond 1950 het gevolg is van de verandering van meethut in 1950 en de verplaatsing van de meetopstelling in 1951. We hebben aangetoond dat die neerwaartse sprong van Tx op veel weerstations te zien is, tot in Zuid-Duitsland aan toe. Dat wijst er op dat die sprong van klimatologische aard is.
Het KNMI corrigeerde de oude meetgegevens fors. Het technisch rapport behorende bij de homogenisatie stelt: “For Tx large positive corrections (up to 1.9°C) are found in summer for the largest percentiles. This is mainly a result (of) a combination of the pagoda which was open at the bottom and affected by reflected sunlight and the enclosed location till 1951.“
Ten tijde van het afronden van ons rapport was ons al wel bekend dat er eind jaren ’40 parallelmetingen verricht waren tussen de Pagodehut en een Stevensonhut. Omdat het KNMI die data nog niet vrij wilde geven hebben we het rapport afgerond op basis van de gegevens die begin 2019 beschikbaar waren. Inmiddels zijn de data van de parallelmetingen van april 1947 t/m augustus 1950 in ons bezit en kunnen we zien of de verschillen tussen de oude Pagodehut en de nieuwe Stevensonhut de forse correcties rechtvaardigen. Ook hebben we de data in ons bezit van de parallelle metingen in 2016-2018 die zijn verricht tussen een nagebouwde Pagodehut en een Stevensonhut. Collega Frans Dijkstra maakte op basis van die beide datareeksen een tweetal grafieken:
In de meetperiode april 1947 t/m augustus 1950 was het gemiddelde temperatuurverschil Pagode-Stevenson op tropische dagen 0,45 °C. Van de 30 in de Pagode gemeten tropische dagen zijn 5 in de Stevensonhut niet tropisch (16,7 %). Er is één periode (4-7 juni 1950) met vrij grote verschillen (0,8 – 2,2 graad). Op de allerwarmste dagen is het verschil echter maar 0,2 °C.
In de meetperiode 2016-2018 tussen de nagebouwde Pagodehut en een Stevensonhut was gemiddeld verschil Pagode-Stevenson op tropische dagen 0,41 °C. Van de 15 in de Pagodehut gemeten tropische dagen zijn 2 in de Stevensonhut niet tropisch (13,3%). Kortom: de beide parallelmetingen rechtvaardigen geen verschillen van 1,2 – 1,9 °C voor alle tropische dagen en geen reductie van het aantal tropische dagen tot 47%.
Omdat ik niet alleen naar de tropische dagen wilde kijken maar naar de Tx van alle etmalen in de periode april 1947 t/m augustus 1950 heb ik voor elk etmaal het verschil berekend van Tx Pagode – Tx Stevenson. Die verschillen ziet u in de blauwe lijngrafiek hieronder. Tevens heb ik de correctie op de Tx zoals die door het KNMI is gehanteerd berekend door de gemeten Tx per etmaal af te trekken van de gehomogeniseerde Tx. Dat is de bruine lijn in de grafiek:
Het gemiddelde verschil tussen Tx Pagode en Tx Stevenson is in de periode april 1947 t/m augustus 1950 0,12 °C. De gemiddelde door het KNMI toegepaste correctie op Tx is -0,41 °C. De correctie is 3,5 keer groter dan het temperatuurverschil tussen beide hutten.
Om de temperatuurverschillen tussen Pagodehut en Stevensonhut te corrigeren was dus een gemiddelde correctie van 0,12 °C voldoende geweest. Blijft over voor het corrigeren van de afwijkingen van Tx als gevolg van de verplaatsing in 1951 -0,41 minus 0,12 = -0,29 °C. Maar dat is gemiddeld. Omdat de correcties van het KNMI toenemen met de temperatuur en het hoogst zijn in de zomer (tot bijna -2 °C) heb ik na aftrek van de Tx verschillen tussen beide huttypen van het resterende deel van de correctie gevonden, per etmaal:
Deze grafiek toont de correctiewaarden van de Tx De Bilt die resteren voor de correctie van de verplaatsing in 1951. Duidelijk is te zien dat die correctiewaarden het grootst zijn in de zomer, tot minder dan -2 °C. In ons rapport hebben we al aangetoond dat die verplaatsing, zo’n 300 zuidwaarts, heel weinig invloed heeft gehad op de Tx. Dat concludeerden we uit het interimrapport over de parallelmetingen op een viertal testlocaties op het KNMI-terrein.
Op de kaart hierboven staan die 4 testlocaties. Test1 is de locatie waar de Stevensonhut heeft gestaan van 16 september 1950 tot 27 augustus 1951, nadat de Pagodehut wegens bouwwerkzaamheden moest verdwijnen. DB260 is de locatie waar de meetopstelling op 27 augustus 1951 naartoe is verplaatst. Test4 is de huidige locatie van de meetopstelling, in gebruik genomen op 25 september 2008. Test1 en DB260 zijn de locaties die voor de homogenisatie van de temperatuur in De Bilt van belang zijn. We hebben gebruik gemaakt van de gegevens die in het interim-rapport verschenen zijn en waarvan de testgegevens lopen van mei 2003 tot mei 2004.
Het grote voordeel van dit rapport is dat DB260 als referentielocatie gebruikt wordt, zodat goed te zien is wat de verplaatsing in 1951 van locatie Test1 naar locatie DB260 voor gevolgen heeft gehad voor de temperatuur.
De grafiek toont de verschillen tussen de gemiddelde dagelijkse Tx per maand van de 4 testlocaties ten opzichte van DB260. DB 260 is hier de 0-lijn. Opvallend is dat de gemiddelde Tx per maand van Test1 het minste afwijkt van DB260, met maximale afwijkingen van -0,1 °C in juli en ruim 0,1 °C in augustus.
Ook de volgende grafiek uit het interimrapport is van belang:
De grafieken tonen de verschillen tussen de 4 testlocaties en DB260 van de dagelijkse gang van de temperatuur voor de vier seizoenen. Omdat we alleen Tx bestuderen moet de grafiek van Test1 rond tussen 15h en 16h bekeken worden. Dat is ongeveer het moment van de dag waarop Tx gemeten wordt. Te zien is dat Tx op Test1 in de lente, zomer en herfst ongeveer gelijk is aan die van DB260, en in de winter ongeveer 0,2 °C hoger. Maar van belang is de zomersituatie, omdat juist in de zomer de correcties van Tx door het KNMI het grootst zijn, oplopend tot bijna 2 °C. De Tx in de zomer op Test1 is ongeveer gelijk aan die van DB260 en rechtvaardigt dus in het geheel geen correctie.
Conclusie: de data verkregen uit diverse parallelle metingen tussen 1947 en 2018 laten zien dat er sprake is van een sterke overcorrectie van Tx van De Bilt door de toegepaste homogenisatie. De verplaatsing laat geen effect zien op de zomer-Tx en de kleine temperatuurverschillen tussen Pagodehut en Stevensonhut alléén rechtvaardigen ons inziens op geen enkele wijze de drastische homogenisatie van het KNMI.