Marcel Crok is geïnterviewd door Wierd Duk van de Telegraaf. Dat interview kunt u lezen via deze link (hoop ik).
Een stukje uit dat interview:
„Ik heb letterlijk tien jaar nauwelijks iets verdiend”, zegt Crok in een koffiehuis in Amsterdam. „Kijk naar m’n jas, helemaal versleten. Ik was super naïef. Ik dacht: ik verdiep me hier grondig in want als je van een onderwerp veel afweet, word je wel gewaardeerd. Maar vanaf m’n allereerste artikel ben ik onterecht neergezet als een ’klimaatontkenner’. En dan ben je een paria. Je loopt tegen gevestigde belangen aan.”
Oud-hoogleraar Kees de Lange (75), een natuurkundige die zich evenals Crok kritisch mengt in het klimaatdebat, trekt zich van die ’klimaatmaffia’ niets aan. „Maar ik kan het me permitteren want ik ben al met pensioen. We hebben een clubje van hoogleraren die hierover met elkaar praten. Dat zijn niet de minsten. Onze opvattingen staan haaks op de sprookjes uit het klimaatakkoord.”
Het debat lijkt te kantelen nu de ’klimaathysterie’ door het kabinet wordt omgezet in beleid en veel burgers zich afvragen: worden wij wel juist voorgelicht? Marcel Crok rekende voor: de plannen uit het klimaatakkoord gaan honderden miljarden euro’s kosten en het uiteindelijke effect ervan is minimaal: de opwarming zal in 2100 0,0003 graden minder zijn.
Het begint gelukkig door te dringen tot steeds meer Nederlanders dat er iets vreselijk mis is met de wijze waarop de bevolking voorgelicht werd en wordt over klimaatverandering. Onder aanvoering van het IPCC dat wetenschappelijke onafhankelijkheid claimt is er de afgelopen tijd een beeld geschetst dat we aan de vooravond staan van het einde der tijden. Vooral in ons land lijkt die apocalyptische boodschap een voedingsbodem te vinden.
Harry Priem, oud-hoogleraar Geologie aan de Universiteit Utrecht, schreef op 6 juli 1995 al in het NRC (dat kon blijkbaar toen nog! ):
“Het zal wel met onze erfenis van het calvinistische gedachtengoed te maken hebben dat juist in Nederland de voorspellingen van planetaire doem als gevolg van zondig menselijk handelen zo gretig door publiek, media en politici worden omarmd. Misschien is het géén toeval dat de boodschap van de CO2-apocalyps in academia vooral door ‘broeikasdeskundigen’ van de gereformeerde Vrije Universiteit wordt verkondigd – na elke flinke storm zien we er een in het NOS-journaal verkondigen dat dit het begin is van het broeikas-onheil.
Voor politici is het broeikaseffect een ideaal excuus: in plaats van zich te moeten bezighouden met milieuproblemen waaraan direct wat te doen is, om maar niet te spreken van de catastrofale bevolkingsexplosie, kunnen zij zich visionair profileren met de planetaire CO2-catastrofe. Daarnaast lijkt in wetenschapskringen enig opportunisme opgeld te doen: de dreiging van een CO2-catastrofe genereert immers omvangrijke geldstromen voor onderzoek. Dissidenten die vraagtekens zetten bij de ideologie van de komende CO2-apocalyps worden dan ook genegeerd of bestreden.”
De vooruitziende blik van Priem, ruim 23 jaar geleden, is verbluffend. Ook in 1995 was er al sprake van een CO2-gekte met sterk religieuze trekken, maar die gekte is de afgelopen tijd tot grote hoogte opgevoerd. En ook toen al was de rol daarin van de reguliere media opvallend.
De overreactie van de politiek om zonder aarzeling extreme energieplannen door te drukken (Nederland gidsland) toont aan dat ook veel politici in de ban zijn van deze klimaathysterie. Nu de burgers aan den lijve gaan ondervinden tot welke absurde offers burgers worden gedwongen om plannen te verwezenlijken die volstrekt geen hout zullen snijden wordt men langzaam wakker. Het zal tijd worden.