Het raadsel van de verdwenen hittegolven deel 5

Voor de lezers die rauw in het onderwerp vallen: rechts in het menuutje vindt u de voorafgaande 4 afleveringen. We zijn nog steeds druk bezig met de vraag hoe het komt dat de recente homogenisatie van de temperatuur van De Bilt tussen januari 1901 en september 1951 zo drastisch is geweest. En drastisch is een eufemisme, als men bedenkt dat daardoor het aantal hittegolven teruggebracht werd van 23 naar 7 en het aantal tropische dagen van 164 naar 76!

Natuurlijk gaat het ons niet om die hittegolven an sich, dat was slechts de aanleiding. De vraag is hoe die homogenisatie gedaan is. Daar zijn we al een poosje met 4 mensen aan bezig, en het antwoord op dié vraag denken we al te hebben. Maar al doende stuit je op nog meer zaken, die  ook bekeken moeten worden.  Vandaar dat ons verslag nog even op zich laat wachten. Maar zo nu en dan laat ik even wat van me horen.

Aanleiding voor de homogenisatie van De Bilt was een grote sprong in de temperatuurreeks rond 1950, waarvan het KNMI aannam dat die veroorzaakt werd door verandering van meethut en de verplaatsing daarvan in 1950 en 1951. In deel 4 was al te lezen dat die sprong ook voorkomt in 4 nabijgelegen Duitse stations, en dat hij eerder dan 1950 begon. Die 4 stations zijn de rode bolletjes nabij de grens op bovenstaande kaart.

Op de kaart staan in totaal 8 rode bolletjes. Van die 4 extra stations liggen er 3 in het gebied van de voormalige DDR en 1 aan de voet van de Alpen. Veel meer bruikbare stations zijn er niet te vinden in het totaal van 1747 stations van de Deutsche Wetterdienst die opgenomen zijn in de databank van ECAD. Dat heeft vooral te maken met beide wereldoorlogen waardoor veel data verdwenen is  dan wel niet gemeten is .  Bovendien zijn veel stations van recente datum.

In bovenstaande grafiek is goed te zien dat het verloop van de gemiddelde Tg (etmaaltemperatuur) per jaar verrassend goed lijkt op die van de 8 Duitse stations. Het gaat hier om niet-gehomogeniseerde data. Dat de Duitse lijn wat lager ligt heeft vooral te maken met het feit dat het station Hohenpeissenberg op grotere hoogte ligt (= lagere temperaturen). Om stations zoals hierboven toch goed met elkaar te kunnen vergelijken gebruiken we daarom niet de werkelijke temperatuur maar anomalieën.  Dat is de temperatuur t.o.v. een bepaalde referentieperiode. In de grafiek hieronder is dat te zien voor de Tx van De Bilt en de 8 Duitse stations:

We gebruiken hier de Tx (maximum etmaaltemperatuur) omdat in tegenstelling tot De Bilt de Duitse data mogelijk niet gestandaardiseerd zijn. Voor Tx maakt al of niet standaardiseren zeer weinig uit, zodat deze voor onze doeleinden beter geschikt is. Bovendien is de aanleiding tot ons onderzoek het verdwijnen van veel hittegolven en tropische dagen, die bepaald worden door Tx. In de grafiek is goed te zien dat de correlatie tussen De Bilt en de 8 Duitse stations opmerkelijk is. Een bewijs dat beide signalen sterk gestuurd worden klimatologische factoren.

Een volgende keer wil ik De Bilt vergelijken met historische meetreeksen van 3 Nederlandse stations, te weten Oudenbosch, Gemert en Winterswijk.