Nogmaals de witte kerst

In het vorige bericht schreef ik het een en ander over  de witte kerst in Nederland. Het KNMI schreef dat in de toekomst een witte kerst steeds zeldzamer zal worden vanwege ‘de opwarming’. In de grafiek van de witte kersten vanaf begin vorige eeuw was van een afname nog niets te merken.  Wel viel op dat de gemiddelde dagtemperatuur van 25 december rond 1980 een opwaartse stap vertoonde. Ik schreef dat het mogelijk was dat die verschuiving te maken heeft met de mondiale opwarming, maar waarschijnlijker is dat het wat te maken heeft met een verschuiving in de luchtcirculatie. Vandaag ga ik eens nauwkeuriger kijken naar die luchtcirculatie.

De wind brengt lucht binnen waarvan de eigenschappen bepaald worden door die van het brongebied (herkomstgebied) van de lucht, inclusief natuurlijk invloeden die onderweg zijn opgepikt. U ziet hieronder de diverse luchtsoorten en hun brongebieden. Kleine letter m staat voor maritiem, c voor continentaal, hoofdletter T voor tropisch, P voor polair en A voor Arctisch.

Bron: Bijvoet en Schmidt Het weer in Nederland in afhankelijkheid van circulatietypen, deel 1, KNMI 1958

U ziet al dat de windrichting van de wind in ons land niet altijd iets zegt over de ligging van het brongebied. De pijlen op de kaart geven bovendien de geostrofische wind weer, dat wil zeggen de wind in de bovenlucht op pakweg 5 km hoogte. De wind aan het aardoppervlak maakt altijd een hoek met die geostrofische wind vanwege wrijving aan het aardoppervlak. Het KNMI gebruikt de geostrofische wind, dat aardig betrouwbaar is.

De Duitse Wetterdienst doet het nog nauwkeuriger en beschrijft elke situatie met 30 Grosswetterlagen.  Daar is op deze plaats al veel over geschreven. Ik gebruik die GWL om nader naar de witte kersten in ons land te kijken.

De GWL kan men indelen in 3 groepen: zonaal, meridionaal en gemengd.  Zonaal is westenwind, bij meridionaal komt de lucht uit het N of het Z, en gemengd is een mengvorm daarvan. En alle met of zonder bocht. In onderstaand schema zijn de GWL die een rol spelen bij de witte kerst in ons land met een kleurtje aangegeven.  De kleur verwijst naar een van de 3 groepen. Met zou verwachten dat de meridionale GWL de grootste kans leveren op een witte kerst, maar dat is niet zo. Er moet voldoende zeewater verdampt zijn om wolkvorming mogelijk te maken. Met andere woorden, de lucht moet maritieme eigenschappen hebben, natuurlijk mP en geen mT.

Bron: PIK report nr. 100

Omdat de sneeuw vaak al gevallen is vóór 25 december is het van belang om ook de dagen voorafgaand aan de kerst in ogenschouw te nemen. In eerste instantie heb ik me beperkt tot 5 dagen voorafgaande aan 25 december.  Ik heb in onderstaande tabel voor elk van de dagen de GWL weergegeven. Die GWL heb ik het kleurtje gegeven dat in bovenstaande tabel gebruikt is om zonaal, gemengd en meridionaal te onderscheiden. Grofweg kun je stellen dat zonaal de aanvoer van zachte (rood) oceanische lucht betekent, meridionaal koude (blauw) lucht en gemengd is een mengvorm.

Data: PIK report nr. 100

Opvallend in de tabel is dat t/m de witte kerst van 1950 de koude meridionale GWL domineerden. Meridionale GWL zorgen rond kerst voor wat lagere temperaturen, waardoor de grens van ‘potentiele sneeuwdagen’  makkelijker gehaald wordt.  Dat ondersteunt mijn opmerking dat de luchtcirculatie bij het ontstaan van een witte kerst de dominante factor is.  Maar ook sommige  meridionale GWL kunnen sneeuw veroorzaken. En de witte kerst van 1981 doet dat zelfs met de zonale GWL WS, een echte westenwind. Maar dat is beslist uitzonderlijk, hoe dat kan gaan we later bezien.

In onderstaande grafiek heb ik het voorkomen vanaf 1881 van de zonale, meridionale en gemengde GWL van 20 t/m 25 december van elk jaar weergegeven als 5-jaarlijks voortschrijdend gemiddelde.

Data: PIK report

Vanaf 1970 nemen de meridionale GWL gestaag af, en vanaf 1980 nemen de gemengde GWL toe. Dat komt overeen met de informatie in de laatste tabel over de GWL in de dagen 20 t/m 25 december. De verandering van meridionaal naar gemengd zoals dat in de tabel over de recente witte kersten te zien is, berusten dus niet op toeval maar zijn een onderdeel van een veranderde luchtcirculatie aan het eind van de decembermaanden.

Ik was benieuwd of ik nog dieper in kon zoomen in de GWL en sneeuwvorming. Daarvoor heb ik gebruik gemaakt van de data over sneeuwdiepte in De Bilt.  Helaas zijn die data pas vanaf 1956 beschikbaar, van de oudste 4 witte kersten ontbreken ze dus.

Data;  KNMI

In 1964 valt de sneeuw op 25 december, als de wind van BM naar TRM verandert. Dat ziet er op de kaart zo uit:

Bron: Bijvoet en Schmidt 1958

De hogedrukzone boven centraal Europa verhindert dat er koude mP ons land binnenstroomt.  Maar dat verandert als de volgende dag TRM  aanwezig is en mP lucht vanuit het N binnenstroomt.

In 1981 is de situatie zeer uitzonderlijk. Hele lange tijd is er sprake van WS die normaal gesproken relatief zachte lucht meevoert.  Dat is op 8 december nog het geval, maar op 9 december verandert dat. Waarschijnlijk is de oorzaak een lichte verschuiving van de ligging van het lagedrukgebied, waardoor mP lucht met een NW stroming ons land kan bereiken.

In 2009 brengt op 16 december de TRM gwl nog geen sneeuw, maar een dag later wel:

Daar komt nog een dik pak bij als op 21 december de wind draait van TRM naar SWZ:

 

In 2010 begint het op 19 december flink te sneeuwen als de wind van NZ naar SWZ draait:

 

 

 

 

 

In eerste instantie hebben we te maken met NZ. De lucht komt dan weliswaar uit NW ons land binnen, maar komt met een bocht naar ons toe en is in feite mT lucht. Die brengt een heel klein laagje sneeuw. Pas als op 19 december de weg vrij is voor mP-lucht komt de echte sneeuw.

Wat gaat er de komende  jaren gebeuren met de witte kerst? Gaat dat fenomeen geleidelijk verdwijnen zoals het KNMI denkt? Ik durf daar niets over te zeggen, maar het is duidelijk dat het antwoord op die vraag vooral te vinden is in de luchtcirculatie en niet of veel minder in een algehele opwarming. Wat er met de luchtcirculatie gaat gebeuren de komende jaren weet (gelukkig) niemand.