In het bericht van 26 april j.l. heb ik berekend dat de warmte-inhoud van de oceaanlaag van 700 – 2000m vanaf 2003 ongeveer 0,45% is toegenomen. Lezer Fulco Bohle noemt een warmtecapaciteit van water op 4 km diepte van ongeveer 5 kJ/kg/K. Voor de laag 700m -2000m betekent dat een constante van ~ 4,5 kJ/kg/K. Maar omdat zeewater (zoutoplossing) een lagere warmtecapaciteit heeft dat zuiver water moet dat weer naar beneden worden bijgesteld. Het lijkt me (mede gelet op de het beperkte oppervlak van mijn sigarendoosje) dat we 4,19 blijven aanhouden.
Bron: Roy Spencer
Roy Spencer heeft bovenstaande figuur geproduceerd om te illustreren op welke wijze de verticale temperatuurverdeling in oceaanbekkens tot stand komt. Hij onderscheidt daarbij 3 processen:
1 verwarming van wateroppervlak door de zon
2 zinken van zeer koud water op hogere breedten (procesgang van eeuwen tot millennia)
3 verticaal mengen door golven, de thermohaline circulatie en turbulentie als gevolg van het reliëf van oceaanbekkenbodems
Processen 1 en 2 vergroten de verticale temperatuurverschillen, proces 3 verkleint die. Het verticale temperatuurprofiel op enig moment is dus de resultante van het samenspel van deze 3 processen. Opwarming en afkoeling kunnen dus plaatsvinden zonder ‘radiative forcing’ van het klimaatsysteem, zoals verandering van zonne-energie of een versterkt broeikaseffect. Omdat het oceanisch systeem dynamisch is en chaotisch (zoals het klimaatsysteem) zullen er dus voortdurend veranderingen optreden in het verticale temperatuurprofiel over de hele wereld.
Trenberth et al noemen in hun publicatie 3 ‘key points’:
1. Absence of recent global warming hiatus when depths below 700 m are considered.
2. Deep ocean heat uptake is linked to wind variability.
3. Total ocean heat content affected by ENSO and volcanic eruptions.
In punt 2 linken ze windvariabiliteit aan menging, zoals beschreven in proces 3 hierboven. Besef echter dat die conclusie van het team voornamelijk gebaseerd is op modellen. Om te kijken of er werkelijk iets gebeurd is sinds 2003 met de windsnelheid hebben we de beschikking over satellietmetingen van AMSR-E. Daarmee kan men de windsnelheden berekenen boven oceanen in de laag van 0-10 m. Dit is het resultaat:
Niet veel te zien. Vanwege de immens grote buffercapaciteit van de oceanen ten opzichte van die van de troposfeer waarin zich ons weer afspeelt, zullen veranderingen in stromingen en temperatuurprofielen in de oceaanwater vanzelfsprekend effect hebben op het klimaatsysteem. Terecht wijst Spencer op de effecten van El Niño (afnemende menging >> toenemende oppervlaktetemperatuur >> warmere lucht ) en La Niña, dat het omgekeerde effect heeft.
Bron: Trenberth
Wat gebeurt er als de oppervlaktetemperatuur van het oceaanwater toeneemt? Dat kunnen we zien in bovenstaande figuur die van Trenberth afkomstig is. Er zijn drie mechanismen die voor afkoeling van het aardoppervlak zorgen: straling, convectie en verdamping. Zoals op de figuur te zien is is verdamping het sterkste afkoelingsmechanisme aan het aaroppervlak. Boven de oceanen is dat effect nog groter. Als de temperatuur van de bovenste laag oceaanwater warmer wordt nemen alle drie de processen toe en krijg je een versterkte afkoeling. Vandaar dat het opwarmingseffect van de lucht tijdens El Niño maar van korte duur is: het duurt niet veel langer dan de opwarming van het oppervlaktewater duurt.
Terecht merkt Spencer op dat de extra opname door het diepere oceaanwater imposant lijkt, maar het niet is. Dat ballonnetje heb ik al in het vorige bericht doorgeprikt. Spencer vergelijkt de energiestroom naar de diepere oceaan niet met de warmteinhoud van die laag, maar met de energiestromen die het systeem aarde binnenkomen en verlaten. Hij stelt: “ Plots of changes in ocean heat content since the 1950′s might look dramatic with an accumulation of gazillions of Joules, but the energy involved is only 1 part in 1,000 of the average energy flows in and out of the climate system. To believe this tiny energy imbalance is entirely manmade, and has never happened before, requires too much faith for even me to muster. ”
Volgens de stralingsbalans van Trenberth is de gemiddelde netto inkomende kortgolvige straling aan TOA ~ 239 Wm-2. De uitgaande is op langere termijn bezien even groot. Vergelijkt men nu de warmtetoevoer vanaf 2003 naar de oceaanlaag van 700 – 2000m dan is die ongeveer 0,5 x 1022 J/jaar. Vergelijkt men die energiestroom met die welke in een jaar tijd netto de aarde verwarmt dan is die verhouding ongeveer 1 : 7700. Een very tiny imbalance.