Categoriearchief: Geen categorie

Climate disinformation


Fig.1    Bron: www.disinfo.eu

Enkele weken geleden stuurde een collega me de figuur hierboven. De grootte van de rondjes is op basis van de aantallen bezoekers van de diverse websites. Climate Etc. en Klimaatgek hebben de grootste bollen en blijkbaar vergelijkbare aantallen bezoekers. Dat doet me deugd, want Climate Etc. is de webblog van de zeer bekende Amerikaanse klimaatwetenschapper Judith Curry.

Opvallend was het onderschrift: “Representation of the 29 active climate-disinformation websites according to the total visits”. Ik was me er niet van bewust dat  ik een climate-disinformation website beheerde. En dat doe ik natuurlijk ook niet, veel van wat ik schrijf is gebaseerd op peer reviewde publicaties en betrouwbare data. De interpretatie van de getoonde data is kritisch, maar dat is mijns inziens toch een dwingende voorwaarde binnen de wetenschappelijke arena. En ik weet van de website van Judith Curry dat die ook volstrekt serieus is. Ik lees: “Climate Etc. provides a forum for climate researchers, academics and technical experts from other fields, citizen scientists, and the interested public to engage in a discussion on topics related to climate science and the science-policy interface.”

Na enig speurwerk ontdekte ik dat de bolletjesfiguur afkomstig is van de website www.disinfo.eu, tot dan toe onbekend bij mij. Gevestigd in Brussel en ook die “.eu” in het url-adres doen vermoeden dat de club op een of andere manier gelieerd is aan de EU. Maar wat is eigenlijk een climate-disinformation website? Ik lees op www.disinfo.eu:

In detail, most of our sample’s websites profess climate change realism, fully-fledged denialism, or strategically minimise its existence and impact. Some propose alternative theories to explain climate change (e.g., solar theory). These outlets favour fossil fuels and CO2, some support nuclear power, and they are generally against the development and use of renewable energies. Environmental action is discouraged by stressing its economic downsides and accusing it of a hidden political agenda. In a few interesting cases, they even rely on religious language or offer alternative media literacy tools to indoctrinate newer generations.

Het vetgedrukte is van mijn hand. Kort samengevat plaatst het aanhalen van alternatieve theorieën dan die van CO2-hypothese door websites hen in het climate-disinformation verdachtenbankje. Dat geldt blijkbaar ook als een website voorstander is van kernenergie.  Hilarisch!

Ook wordt het niet op prijs gesteld als websites milieuacties ‘ontmoedigen’  door te wijzen op de economische nadelen ervan. Ik moest meteen denken aan die A12-acties onder aanvoering van Extinction Rebellion. En het gebruik van religieuze begrippen en beelden vind ik nu bij uitstek kenmerkend voor klimaatalarmistische groepen die voortdurend ‘het einde der tijden’ aankondigen. Kortom: als disinfo.eu bovenstaande criteria gebruikt om ‘climate-disinformation websites’ te vangen begrijp ik wel waarom er heel veel ‘bijvangst’ in hun netten zit. Daarop het label ‘climate-disinformation’ plakken is een gotspe. ‘Kijk naar je eigen’ zou ik zeggen.

Fig.2    Bron: www.similarweb.com/

De bezoekersdata verkrijgt disinfo.eu van het bedrijf similarweb. Zonder abonnement kun je toch al een idee krijgen van het aantal bezoekers. Een rubriek  ‘climate-disinformation’ wordt uiteraard door similarweb niet gehanteerd, maar In de rubriek Nederland  ‘environmental science’  vond ik Klimaatgek.nl (figuur 2) terug op plaats 4! Bovenaan staat Greenpeace  (tegen kernenergie!) en we moeten behalve Greenpeace alleen EOSwetenschap.eu en KNAW.nl voor laten gaan. Niet slecht, al zeg ik het zelf.

Maar similar.web vergelijkt ook websites onderling en beschrijft in welke mate ze ‘similar in content, audience, keywords and referrals compared to the chosen website’ zijn. Dat wordt dan uitgedrukt in % affiniteit. Dat is interessant: Klimaatgek.nl vertoont tussen 85% en 100% affiniteit met de websites www.eoswetenschap.eu (populair-wetenschappelijk blad), www.deltaprogramma.nl (Rijksoverheid), www.clo.nl (Rijksoverheid) en www.c3headlines.com (bekende Amerikaanse klimaatwebsite). Klimaatgek.nl bevindt zich dus in prima gezelschap 😉 . Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat voor clubje dat disinfo.eu eigenlijk is en hoe het gefinancierd wordt.

 

Activistische Rijksoverheid

Bovenstaande activistische videoboodschap kwam de afgelopen dagen enkele malen voorbij op de tv. Ik dacht eerst dat het een spotje was van Greenpeace o.i.d., maar het was tot mijn stomme verbazing van de Rijksoverheid. Dit is de uitgeschreven tekst:

Pap, serieus…  we moeten allemaal meer doen hè?  Anders verandert het leven op aarde straks voorgoed.  Dat extreme weer…  die overstromingen en die hitte…  dat kunnen we toch niet laten gebeuren?  En ja, er gebeurt al veel in Nederland.  Maar bedrijven kunnen nóg duurzamer ondernemen…  organisaties méér vergroenen…  en de overheid moet ook meer doen.  Precies!  En wij zelf ook natuurlijk.  Anders omgaan met energie…  anders omgaan met spullen…  anders reizen…  en anders eten.  En dat heeft echt zin allemaal?  Ja, tuurlijk! Alles wat we doen voor het klimaat…  helpt om de aarde leefbaar te houden.  Ook voor onze kinderen.  Veranderen gaat niet 1, 2, 3.  We moeten het samen doen.  De overheid, bedrijven en organisaties…  en mensen thuis.  Alleen dan kunnen we grotere stappen zetten.”

Het is vrijwel van de eerste tot de laatste zin onzin. Dat extreme weer bestaat vooral bij de gratie van de traditionele media die dag in dag uit beelden vertonen van extreme omstandigheden ergens op aarde. Als je dat maanden volhoudt worden kijkers murw geslagen. En vergroenen klinkt sympathiek, maar wat betekent dat eigenlijk? Is de Noordzee volbouwen met windmolens en landbouwgrond gebruiken voor zonneparken ‘groen’? En auto’s volstoppen met batterijen waarvan alleen al de productie aan alle kanten discutabel is (milieuverontreiniging, kinderarbeid etc.)? En wat te doen met al die windmolens die afgedankt worden in de nabije toekomst en die batterijpakketten die ‘op’ zijn?


Fig.1    Bron: Bjorn Lomborg

Die claims over extreem weer, overstromingen en hitte die ‘het leven op aarde straks voorgoed veranderen’ zijn voor een groot deel niet hard te maken. Veel van die claims zijn weerlegd door peer reviewed publicaties, en ook de jongste technische IPCC rapporten zijn zeer terughoudend met dergelijke alarmistische claims.

En dan die bemoeizucht met het leven van burgers. De oproep tot zuinig omgaan met energie is nog wel te billijken, hoewel dat natuurlijk wel wrang is voor die honderdduizenden gezinnen in Nederland die vanwege armoede al nauwelijks energie kúnnen gebruiken. Anders eten? Heeft het echt zin allemaal? “Ja tuurlijk!” zegt de Rijksoverheid in het spotje. Nauwelijks, zeggen berekeningen van deskundigen.


Fig.2   Bron: Telegraaf

Leon de Winter neemt als columnist geen blad voor de mond en schreef enkele dagen geleden een vlammende column over het klimaat. Ik lees:

Overal zijn media overweldigend links, en vormen progressieve partijen, media en NGO’s een kolossaal machtsblok rondom enkele dogma’s. Ik zocht het even op: ’Een dogma is een leerstelling die door een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd.’ Al jaren vraag ik me af waarom er nooit een serieuze publieke discussie is geweest tussen wetenschappers over vraag of CO2-uitstoot wel of niet de hoofdoorzaak is van klimaatverandering. Wat gebeurt er precies met die CO2-moleculen in de atmosfeer? Wat is het verschil tussen 200 ppm en 400 ppm? Hoe verhoudt CO2 zich tot andere ’broeikasgassen’? Wat is de rol van de zon, wolken, vulkanisme, de Milankovitch Cycli? Wie dit alles ter sprake brengt, zoals ik nu doe, krijgt woeste media over zich heen. De dissident wordt, voordat hij überhaupt een discussie kan beginnen, overvallen door karaktermoord, mediale verwoesting, het beschamende einde van een carrière. De ideeën over klimaatverandering zijn dogma’s. Ze staan buiten elke discussie.”

Jammer dat het artikel achter de betaalmuur van de Telegraaf zit. Voor mensen die dat kunnen betalen lijkt me € 0,99 per week zeker op te brengen, maar ik begrijp dat voor al die mensen beneden de armoedegrens zelfs dat al vaak een stap te ver is.

Ik vind het een schande dat de Rijksoverheid zich laat lenen voor zo’n angstaanjagende boodschap en hoop dat er mensen zijn die hier op de een of andere manier tegen kunnen optreden.

Extreem weer

De afgelopen tijd is het weer volop raak in de nieuwsmedia. Overstroming hier, noodweer daar, het lijkt wel alsof extreem weer steeds heviger begint te worden. Bovenstaande video is op 28 augustus 2023 geschoten in Bad Gastein (Oostenrijk). Zeer spectaculair en je verwacht dat het hele dorp weggespoeld gaat worden. Maar blijkbaar is men wat gewend, er staan zelfs kijkers op de brug.


Fig.1    Bron: Tripadvisor

De foto van figuur 1 laat de situatie zien bij lage waterafvoer. Het dorp is gebouwd langs een zeer steile en smalle waterval. Aan het begin van de video is te zien dat het water ongeveer 3m onder het terrasje staat van het huis links van de brug. Vanaf de muur onder dat terrasje heb ik een rode lijn getrokken die ongeveer de waterhoogte aangeeft van de natte doorsnede op 28 augustus 2023. De waterdiepte valt een beetje tegen, maar door het smalle dal en grote afvoer wordt de waterval wel spectaculair. Behalve angstige zijn er ook positieve reacties. Een reactie bij de video : “Endlich führt der Fluss mal wieder richtig und genug Wasser , einfach genial und beruhigt Euch das ist Natur und niemand kann sie beeinflussen und das ist gut so ! Nur Panik zu verbreiten hilft da nicht !”

Nu leven we in rare tijden en wordt elke situatie gebruikt om te tonen dat die ‘uniek’ is en ‘nog nooit vertoond’. Om te achterhalen of extreme neerslag al of niet ‘van alle tijden’ is zijn de historische neerslagreeksen altijd te kort. Maar extreme neerslag levert wel altijd extreme waterafvoer in rivieren op en soms overstromingen. En die laatste laten vaak sporen na.


Fig.2    Bron: Wikipedia

Figuur 2 laat de gedenkstenen van hoge waterstanden zien van de Maas in Venlo. De bovenste steen geeft voor het jaar 1643 een waterhoogte van 19m33 boven AP weer. Daaronder de stenen van 1926 en 1993. In dat laatste jaar was de waterhoogte ongeveer een meter lager dan in 1643. De waterafvoer in 1643 wordt geschat op 3.600 m³/s. De maximum afvoer op 17 juli 2021 bij Venlo was 2927 m3/sec  (bron Rijkswaterstaat). Toen veroorzaakte een hardnekkige ‘koudeput’ grootschalig overstromingen in Ardennen, Eifel en delen van Zuid-Limburg.


Fig.3    Bron: Wikipedia

De foto hierboven is van het oude Rathaus in Passau, de stad die op de plaats ligt waar de Donau Duitsland verlaat. Op de muur zijn de waterhoogten van gedenkwaardige overstromingen door de Donau weergegeven vanaf de 16e eeuw. De Donau is een regenrivier die in het Zwarte Woud ontspringt en waarop een groot deel van Zuid-Duitsland afwatert. Opvallend is dat de meeste overstromingen in de zomer plaatsvonden, dus als gevolg van zware of langdurige regens. Van de meeste van deze overstromingen zijn geen neerslagdata beschikbaar, maar de streepjes en jaartallen spreken boekdelen.

Bovenstaand videootje werd me door een lezer van deze website toegestuurd. Hij is genomen bij de brug over de Ardèche in het plaatsje Saint-Martin-d ‘Ardèche in Zuid-Frankrijk. Het onderste bordje geeft de waterhoogte aan die in 1992 bereikt werd tijdens enorme overstromingen. Bijna 4m hoger hangt het bordje dat de waterstand van 1890 aangeeft! Hier wat oude foto’s van die overstromingen in 1890.

Begrippen als klimaatverandering, klimaatcrisis of andere einde-der-tijden-vergezichten die tegenwoordig al te makkelijk worden gebruikt kende men destijds niet. En laten we eerlijk wezen: in 1890 was de uitstoot van de moderne boosdoener CO2 minimaal, dus het moet toen wel ‘de natuur’ geweest zijn. Dat laatste wordt tegenwoordig door velen praktisch uitgesloten.

Sevilla otra vez

Onlangs schreef ik een artikel over een drietal warme dagen eind april van dit jaar in Sevilla, Zuid-Spanje. De aanleiding was een naar mijn mening te opgewonden artikel in de Volkskrant over die kwestie. Je ziet dat de laatste tijd wel vaker: er wordt ergens een of ander weerrecord gevestigd en dan moet dat als bewijs dienen dat we op weg zijn naar de afgrond. Vaak wordt er dan een wetenschapper bij gehaald die de oorzaak van het ‘record’ ook niet echt kan duiden maar die zich wel ‘zorgen maakt’. Koren op de molen van klimaatzwartkijkers natuurlijk. Daarom vandaag wat extra cijfers over de temperaturen in Sevilla.

Ik maak gebruik van de GHCN-D etmaaldata zoals die te vinden zijn op de ClimateExplorer van het KNMI.

Fig.1    Bron: ClimateExplorer

Figuur 1 toont het verloop van de temperatuur op basis van de dagelijkse gemiddelde temperatuur (Tg) op station Sevilla/San Pablo (het vliegveld) van 1 januari 1951 t/m mei 2023. Het signaal gaat flink op en neer, waarbij de hoogste waarden uiteraard in de zomer gemeten worden en de laagste in de winter. Aan de uitschieters aan boven- en onderzijde van de grafiek is af te lezen dat rond 1990  zowel de uitschieters omhoog als omlaag wat hoger komen te liggen.

Om een beter zicht te krijgen wat er gebeurde met de temperaturen in Sevilla heb ik de seizoenfluctuaties verwijderd door op basis van de etmaaldata de gemiddelde jaarlijkse temperaturen te berekenen en die samen met een lineaire trendlijn en een loess smoothing in een grafiek te zetten:


Fig.2    Data: GHCN-D/ClimateExplorer

Datzelfde heb ik gedaan met de gemiddelde jaarlijkse Tx (maximum etmaaltemperatuur) en Tn (minimum etmaaltemperatuur):


Fig.3    Data: GHCN-D/ClimateExplorer


Fig.4    Data: GHCN-D/ClimateExplorer

Alle drie grafieken laten een oplopende trend zien: Tg stijgt van 1951 t/m 2022 met 2,2 °C , Tx met 1,7 °C en Tn met 2,8 °C. De loesslijnen laten in alle drie de grafieken min of meer hetzelfde verloop zien: de eerste jaren een stijging, gevolgd door een daling tot ongeveer 1975. Daarna een stijging tot begin jaren ’90, waarna  de temperatuur t/m 2022 een min of meer vlak verloop laat zien.

De genoemde trends zijn geen verrassing. Ik kwam vorig jaar voor West-Europa in de periode 1979-2020 al op een gemiddelde temperatuurstijging van 2,2 °C. Het Middellandse Zeegebied bleef iets achter met 1,4 °C, maar dat komt waarschijnlijk door de Middellandse Zee die temperend werkt.


Fig.5    Data: GHCN-D/ClimateExplorer

Figuur 5 toont de grafiek voor Txx, de hoogst genoteerde temperatuur van elk jaar. Opvallend is dat de puntenwolk erg breed is, bijna een schot hagel. Er is nog wel een trend van 1,5 °C over de gehele periode van 72 jaren te berekenen, maar de verschillen van jaar tot jaar zijn vaak erg groot. Omdat de gemiddelde Tx per jaar (figuur 3) een positieve trend vertoont is het te verwachten dat de jaarlijkse uitschieters naar boven ook wat hoger komen te liggen. De hoogst gemeten temperatuur vanaf 1951 werd op 23 juli 1995 gemeten: 46,6 °C.


Fig.6    Data: GHCN-D/ClimateExplorer

De grafiek van figuur 6 is interessant. In de figuur is het aantal dagen per jaar weergegeven met Tx >40 °C. Er is sprake van een duidelijke trendbreuk van 1988-1989, die ook te zien is in de grafieken van de gemiddelde Tg, Tx en Tn per jaar in de figuren 2 t/m 4. Het jaar 2022 leverde het hoogste aantal dagen met Tx>40 °C vanaf 1951.

Trouwe lezers van deze website weten inmiddels al dat dezelfde trendbreuk ook te zien is in de temperatuurgrafieken van vele plekken in Europa en elders, zie onder andere hier, hier en hier. Figuur 7 laat zien dat die trendbreuk ook in de temperatuurreeks van De Bilt goed zichtbaar is.


Fig.7    Data: KNMI

De boven beschreven temperatuurontwikkelingen in de vorm van een trendbreuk in Europa kunnen niet verklaard worden met de stijging van het atmosferisch CO2-gehalte, daarvoor is de trendbreuk in 1988-1989 te abrupt. Een plausibele verklaring is de snelle verandering van de macrocirculatie in 1987-1989 boven de Atlantische-Euraziatische gematigde zone: meer zonale (type W) en minder meridionale circulatie. Zie onder andere hier over de publicatie van Hoogeveen et al (2022). Dat betekende vooral de aanvoer van meer zachte lucht in de winter en meer directe instraling in de zomer.

Die circulatieverandering in de winter was het gevolg van een sterke verhoging van de NAO-index  van januari t/m maart die een toename veroorzaakte van zonale wind met meer neerslag. ’s Zomers zorgden een toename van hogedrukgebieden boven West-Europa voor opvallend meer instraling, terwijl de zomerneerslag daalde.

Fig.8    Bron: NOAA

Ik was benieuwd of die klimatologische verschijnselen van dalende neerslag en toenemende zonnestraling ook te vinden waren in de data van Sevilla. Dat is niet vanzelfsprekend omdat vanwege de zuidelijke ligging van Sevilla de nabijheid van de subtropische hogedrukgordel aan de noordzijde van de noordelijke Hadley Cell van grote invloed is.


Fig.9    Bron: wikipedia

Tijdens het zomerhalfjaar verplaatst die hogedrukgordel zich naar het noorden en blokkeert zo natte en relatief koele oceaanlucht vanaf de Atlantische Oceaan. Bovendien is dan de weg vrij voor de aanvoer van zeer warme en droge lucht vanuit de Sahara.


Fig.10    Data: GHCN-D/ClimateExplorer

Figuur 10 toont de jaarlijkse neerslagsom voor station Sevilla/San Pablo. De lineaire trendlijn laat zien dat er in de weergegeven periode sprake is van een aanzienlijke afname van de neerslag van 654 mm naar 450 mm per jaar, een daling van ruim 30%. Die daling van de jaarlijkse neerslagsom is met name het gevolg van een daling van de neerslag in de wintermaanden:

Fig.11    Data: Data: GHCN-D/ClimateExplorer

Aangenomen wordt dat de Hadley Cells aan beide zijden van de evenaar  de neiging hebben om uit te dijen naar de poolgebieden. Xian et al (2021)  noemen een uitdijsnelheid van ongeveer 1° per decennium. Dat zou en verklaring kunnen zijn voor de afname van de neerslag en de toename van Txx in Sevilla. Daarover later wellicht meer.


Fig.12    Data:    ERA5/ClimateExplorer

Figuur 12 is een grafiek op basis van reanalysesdata van ERA5 sinds 1950. Het laat zien dat – zoals in grote delen van Europa- ook in Sevilla de veranderingen in instraling een rol kunnen spelen in de temperatuurontwikkeling. De ssr trendbreuk in Sevilla is rond 1970, wat vroeger dan in de rest van Europa, waar de kortgolvige instraling aan het einde van de jaren ’80 plaatsvond. De correlatiecoëfficiënt temperatuur – instraling is in Sevilla echter aan de lage kant, met R2=0,24. Ik denk dat we binnenkort eens een kijkje moeten nemen in de CERES-data (satellietdata vanaf 2001) van de oppervlakte-stralingsbalans.

Natuurbranden en berichtgeving

Er waren de laatste tijd opvallend veel natuurbranden, althans als je afgaat op de persberichten. Maar zijn er dit jaar werkelijk zo veel meer natuurbranden dan ‘normaal’? Voor het beantwoorden van die vraag moet je niet zijn bij de traditionele media maar in de cijfers duiken. Dat doe ik graag, en ditmaal werd ik geholpen door de onvermoeibare Deen Bjorn Lomborg.

Fig.1    Bron: Bjorn Lomborg

De linker grafiek toont het verbrande landoppervlak per jaar op aarde van 2001 t/m 2022. De data zijn afkomstig van twee bronnen. De eerste is een publicatie van Gigiglo et al uit 2018 over wildfire data van de MODIS satelliet van NASA. Die data zijn via Giglio bijgewerkt t/m 2022. De tweede bron is de databank van NASA/MODIS.  De bron voor de rechter grafiek is afkomstig van de website Englisch-Corpora, waarmee je in alle Engelstalige geschreven media kunt zoeken op woord. De grafiek geeft het voorkomen van het woord ‘wildfire’ weer in de Engelstalige pers, in miljoenen per jaar van 2010 tot begin augustus 2023.

Het beeld van figuur 1 is duidelijk: er is de afgelopen 2 decennia op aarde sprake van een afname van het landoppervlak ‘wildfires’ met ongeveer 25%. Maar tegelijk een toename van het gebruik van het woord ‘wildfire’ in de Engelstalige pers van 2 miljoen naar 10 miljoen.


Fig.2    Bron: GWIS

Figuur 2 toont voor Europa in 2023 t/m 12 augustus het cumulatief verbrande oppervlak (oranje lijn) in ha (1 km2 = 100 ha). De blauwe lijn is het gemiddelde voor 2012 t/m 2022, en het grijze vlak het gebied waarbinnen zich de curves van 2012-2022 bevinden. Het in totaal verbrande oppervlak ligt momenteel ver onder het gemiddelde voor 2012-2022.


Fig.3    Bron: GWIS

Figuur 3 toont het cumulatief aantal natuurbranden in Europa in dezelfde periode. Dat is tot nu toe ook veel lager dan het gemiddelde van 2012-2022.


Fig.4    Bron: GWIS

Figuur 4 toont de ontwikkeling van de verbrande oppervlakten in 2023 t/m 12 augustus voor de continenten buiten Europa (excl. Antarctica). De grote bosbranden in Canada zijn goed zichtbaar in de grafiek van beide Amerika’s, waar de cijfers voor 2023 opvallend hoger zijn dan van het gemiddelde van 2012-2022. Afrika heeft tot nu toe een lager oppervlak verbrand gebied. Dat verschil in Afrika lijkt klein maar pas op: de schalen van de verticale assen zijn verschillend.

Ondanks de grote bosbranden in Canada is het saldo op alle 5 continenten negatief: er is t/m 12 augustus bijna 600.000 ha minder in de as gelegd dan gemiddeld over 2012-2022. Wie eens in de grafieken per land wil duiken kan hier terecht.

De kiezer en CO2

Onlangs las ik op de website van Maurice de Hond een interessant artikel getiteld ‘De impact van klimaatverandering op het politieke klimaat’. Deze grafiek staat daarin centraal:


Fig.1    Bron: Maurice de Hond

De Hond schrijft:

Bij een onderzoek begin juli via Peil.nl gaf 54% van de Nederlanders aan het eens te zijn met de stelling “Wat we ook doen in Nederland, het zal geen invloed hebben op het klimaat”. 40% denkt dat het wel invloed zal hebben. Er is een groot verschil tussen kiezers van de verschillende politieke partijen. Kiezers van D66, GroenLinks, PvdD, Volt, PvdA en ChristenUnie zijn het in overgrote mate oneens met die stelling.  Aan de andere kant van het spectrum zien we de kiezers van BBB, PVV, JA21, FVD en BVNL. Bij VVD, CDA en SP zien we cijfers, die meer op de gemiddelden in Nederland lijken (54% eens met de stelling en 40% oneens).”

Voer voor psychologen lijkt me, en voor mij ook.  Kijken we eerst naar de stelling: “Wat we ook doen in Nederland, het zal geen invloed hebben op de ontwikkeling van het klimaat”. Door aan mensen te vragen of ze het daarmee eens of oneens zijn wordt de schijn gewekt dat het antwoord een -legitieme- mening is. Maar dat is natuurlijk onzin. Het antwoord op de vraag of de stelling juist of onjuist is, is het resultaat van stevig rekenwerk waarbij vooral deskundigheid in de complexe CO2- materie een voorwaarde is om een betrouwbaar antwoord te kunnen geven. Meningen zijn hier niet van belang.

Fig.2    Bron: Bjorn Lomborg

Bjorn Lomborg, klimaateconoom en directeur van het Copenhagen Consensus Center, is nooit te beroerd om klimaatzaken na te rekenen en stuit daarbij vaak op verrassende uitslagen. Hij keek naar de CO2 plannen van de EU en vroeg zich af wat het effect van die enorme CO2-reductie zal zijn op de gemiddelde temperatuur op aarde? Hij gebruikte daarvoor het ‘middle of the road’ SSP2 scenario van de VN (IPCC). Hij deed wat runs en het resultaat ziet u in bovenstaande grafiek: nagenoeg niets, namelijk 0,0043286 °C. En dan te bedenken dat dit CO2-beleid de EU burgers per persoon meer dan € 10.000 gaat kosten.

De berekening die Lomborg maakte lijkt erg op de berekening die wetenschapsjournalist Marcel Crok in 2017 maakte. Toen ging het om het effect van de voorgenomen reductie van CO2-uitstoot in Nederland. Crok berekende toen dat dat maar 0,0003 graden opwarming zou schelen.  Voor die klimaatplannen in Nederland zijn tientallen miljarden euro’s gereserveerd. Reusachtige bedragen waarvoor we eigenlijk niets terug krijgen.


Fig.3    Bron: Volkskrant

Naar aanleiding van Croks berekening deed wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant een fact check. Conclusie: de berekening klopte (figuur 4). Die berekening van Crok was gebaseerd op een berekening door nota bene de Nederlandse Staat zelf in het zogenaamde Urgendaproces. Urgenda stelde dat toekomstige generaties gevaar zouden lopen als Nederland niet meer CO2 zou toepassen. De Staat liet zien dat dat ‘gevaar’  nihil is, overigens zonder indruk te maken op de zittende rechter.


Fig.4    Bron : Volkskrant

Eindoordeel: het Nederlandse CO2-beleid heeft nagenoeg geen effect op de wereldtemperatuur. Dat rare allerlaatste zinnetje dat daaraan is toegevoegd is Keulemans vergeven, hij zal het al moeilijk genoeg hebben gehad om Crok gelijk te geven.

Bovenstaande uitkomsten van berekeningen maken duidelijk dat het Nederlandse CO2-beleid (lees: klimaatbeleid) een onmeetbaar klein effect zal hebben op de temperatuur op aarde. Verschillen tussen de laatste cijfers achter de komma zijn daarbij niet van belang.

Wat zegt dit alles over stelling “Wat we ook doen in Nederland, het zal geen invloed hebben op de ontwikkeling van het klimaat”? Eens of oneens is nu plotseling een rare vraag, diverse onderzoeken hebben immers aangetoond dat de stelling klopt. Kiezers van D66, GroenLinks, PvdD, Volt, PvdA en ChristenUnie zijn het in overgrote mate oneens met die stelling. Wat mankeert hen? Zijn ze niet op de hoogte van de cijfers, of willen ze het niet weten? Of vinden ze dat een reductie van 0,0003 °C of 0,005 °C (Bart Sprengers van PBL) door het Nederlandse klimaatbeleid wél zoden aan de dijk zet?

Klimaatbeleidsadviseur Leo Meyer, die in het Urgendaproces de Staat bijstond, zei over die 0,0003 °C destijds in de Volkskrant:  “Strikt genomen kunnen die cijfers kloppen. Ons land draagt ook maar 0,35% bij aan de werelduitstoot van broeikasgassen. Het gaat hier natuurlijk niet om het bestrijden van gevaar specifiek voor Nederland, maar om het nemen van verantwoordelijkheid voor een probleem dat we met de hele wereld delen. Als iedereen zou redeneren als Crok, zou er immers niks gebeuren”.

Het gekke is natuurlijk dat als je als Nederland tientallen miljarden in klimaatbeleid stopt er hoogstwaarschijnlijk óók niets gebeurt. Weten die kiezers van  D66, GroenLinks, PvdD, Volt, PvdA en ChristenUnie (en deels ook van CDA, SP en VVD) dat niet of stoppen ze voor ongelooflijk veel geld liever hun kop in het zand?

Nobelprijswinnaar natuurkunde ondertekent verklaring

John Clauser, in 2022 winnaar van de Nobelprijs voor natuurkunde voor zijn werk op het gebied van kwantummechanica, heeft besloten de Wereldklimaatverklaring van Clintel te ondertekenen. Die verklaring heeft als centrale boodschap “er is geen klimaatnoodtoestand“. Clauser is de tweede Nobelprijswinnaar die de verklaring ondertekent (na Dr. Ivar Giaever). Het aantal wetenschappers en experts dat de Wereldklimaatverklaring van Clintel ondertekent groeit snel en nadert nu de 1600.

Clauser heeft zich publiekelijk gedistantieerd van klimaatalarmisme. Dit jaar is hij ook toegetreden tot de Raad van Bestuur van de CO2 Coalition. Clauser stelde: “Het populaire verhaal over klimaatverandering weerspiegelt een gevaarlijke corruptie van de wetenschap die de wereldeconomie en het welzijn van miljarden mensen bedreigt. Misleidende klimaatwetenschap is uitgezaaid tot massale “shock”-journalistieke pseudowetenschap. Deze pseudowetenschap is op haar beurt een zondebok geworden voor een grote verscheidenheid aan  niet-gerelateerde ellende. Het is gepropageerd en verspreid door soortgelijke misleidende marketeers uit het bedrijfsleven, politici, journalisten, overheidsinstanties en milieuactivisten. Naar mijn mening is er geen echte klimaatcrisis. Er is echter wel een heel reëel probleem om de grote wereldbevolking van een fatsoenlijke levensstandaard te voorzien en een daarmee samenhangende energiecrisis. Dat laatste wordt onnodig verergerd door wat naar mijn mening onjuiste klimaatwetenschap is.”

Sterfte aan hitte en kou


Fig.1    Data: Metoffice

Hitte en kou zijn bekende risicofactoren voor de menselijke gezondheid. En als je recente berichten mag geloven is vooral toegenomen hitte als gevolg van klimaatverandering een probleem aan het worden. Nu is dat laatste natuurlijk betrekkelijk, want op wereldschaal gaat het om een temperatuurstijging van 1,1 °C vanaf 1850 (zie figuur 1). Bedenk dat 71% van het aardoppervlak uit water bestaat en dat dat wateroppervlak vanwege allerlei fysische eigenschappen minder dan 1,1 °C opgewarmd is, en dat het oppervlak van continenten dus meer dan 1,1 °C moeten zijn opgewarmd. West- en Oost-Europa bijvoorbeeld zijn ongeveer 2 °C warmer dan 170 jaar geleden.

De grafiek van figuur 1 laat zien dat er eigenlijk pas vanaf ongeveer 1975 sprake is van opwarming, van 1935 tot 1975 was er zelfs sprake van enige afkoeling. Overigens moet men zelfs een gezaghebbende temperatuurgrafiek van Hadcrut met enige voorzichtigheid benaderen. Zo zijn data van voor 1900 schaars en waren weerstations ruimtelijk zeer ongelijk verspreid, en ook van beide poolgebieden zijn heel weinig oudere meetgegevens voorhanden. Ook temperatuurdata boven de oceanen waren tot de komst van satellietmetingen in 1979 schaars.

Fig.2    Bron: REMSS

Nu zou men kunnen denken dat die opwarming vooral in de tropen een probleem vormt, maar dat valt reuze mee zoals figuur 2 toont. Het kaartje en de grafiek zijn gemaakt aan de hand van satellietdata voor de onderste laag van de dampkring (zie inzet rechtsonder). De tropen behoren tot de minst opgewarmde delen van onze planeet. Een groot deel van de tropen is vanaf 1979 minder dan 0,2 °C/decennium opgewarmd. Dat is in de periode van 1979-2022 ongeveer 0,8 °C. De sterkste opwarming vond plaats waar Noord-Amerika en Eurazië grenzen aan de Noordelijke IJszee. Dat is vooral het gevolg van de afname van zee-ijs in de zomers van 1980 tot 2007, waardoor de albedo (reflectie van zonlicht) sterk daalde (Arctische Amplificatie).

Desondanks sterven er elk jaar mensen als gevolg van koude en hitte. Dan heb je aan kaartjes en grafieken zoals hierboven niet veel, het gaat dan vooral om de temperatuur van de directe leefomgeving. Het is bekend dat mensen bij temperaturen boven 0 °C kunnen sterven aan onderkoeling. Ook zeer plaatselijke hitte kan dodelijk zijn, vooral bij mensen met een zwakke gezondheid.

Door de bij veel media overdreven belangstelling voor ‘opwarming’ wordt veel meer aandacht geschonken aan sterfgevallen als gevolg van hitte dan van koude. Onjuiste voorstelling van zaken in UN-rapporten triggeren automatisch mediaberichten over de kwestie, en daarna mogen aan de diverse tv-praattafels artiesten en politici hun bezorgdheid uitspreken. Zo lijkt het dat hitte dodelijker is dan koude, maar dat is onjuist.

Fig.3    Bron: Lancet 2015

Ik ben voor dit onderwerp al eerder in de cijfers gedoken, zie o.a. hier. De grafiek van figuur 3 is afkomstig van een wetenschappelijke publicatie in The Lancet in 2015. Uitleg overbodig lijkt me. Het in kaart brengen van sterfte als gevolg van kou en hitte is een moeilijke taak vanwege de complexiteit van de verbanden en de verschillen in kwetsbaarheid en demografische verdelingen van diverse bevolkingen.

Een groep onderzoekers onder leiding van Pierre Masselot heeft onlangs de resultaten van een nieuw onderzoek naar kou- en hittesterfte gepubliceerd in The Lancet. Ze onderzochten sterfte als gevolg van hitte en kou in 854 Europese stedelijke gebieden, rekening houdend met geografische verschillen en leeftijdsspecifieke risico’s. Een uitkomst: voor de 854 stedelijke gebieden in Europa komen ze op een jaarlijks sterfteoverschot van 203.620 sterfgevallen toegeschreven aan kou en 20.173 aan hitte.

Fig.4    Bron: Masselot et al 2023

Het staafdiagram kan bedrieglijk zijn omdat de auteurs voor de linker- en rechter x-as van de grafiek verschillende schalen hebben gehanteerd. Voor wetenschappers zal dat geen probleem opleveren, maar een belangstellende leek die even een blik werpt op de grafiek zou wel eens op het verkeerde been gezet kunnen worden. Daarom heb ik in onderstaande grafiek de rechter x-as identiek gemaakt aan de linker:

Fig.5    Data: Masselot et al 2023

Hierdoor zijn de verschillen tussen sterfte aan kou en aan hitte meteen duidelijk. Minstens zo interessant zijn de kaartjes die de ruimtelijke spreiding weergeven van de sterfte aan kou en hitte:

Fig.6    Bron: Masselot et al 2023

Figuur 6 toont de gestandaardiseerde sterfte aan kou per 100.000 persoonsjaren in elk van de 854 onderzochte steden. Gestandaardiseerd betekent hier dat de leeftijdsopbouw van elke stad vergelijkbaar wordt gemaakt met die van de andere steden. Noodzakelijk omdat de leeftijdsopbouw behoorlijke invloed heeft op de sterftecijfers aan kou (en hitte). Persoonsjaar is een maat voor tijd die in medische studies wordt gebruikt. Eén persoonsjaar komt overeen met één jaar geleefd door één persoon.

Opvallend is de ruimtelijke spreiding: in Oost-Europa is de sterfte aan kou veel hoger dan in West-Europa. Dat kan wat te maken hebben met de strengere winters in het oosten. Maar dat gaat natuurlijk niet op voor Groot Brittannië, waar de koudesterfte ook opvallend hoog is. Wellicht het gevolg van stedelijke armoede, die bij hoge energieprijzen dodelijk kan zijn. In dit verband is het opvallend dat de meeste stedelijke gebieden in Zweden en Finland een relatief lage koudesterfte kennen.

Fig.7      Bron: Masselot et al 2023

De ruimtelijke spreiding van hittesterfte is deels te verklaren door de hogere zomertemperaturen in Oost- en Zuid-Europa. Opvallend is dat vrijwel alle Italiaanse steden hogere hittesterftecijfers laten zien dan veel Spaanse steden. Wellicht een gevolg van verschillen in welvaart? Hierbij valt op dat aan de zuidkust van Frankrijk de hittesterfte niet hoog is terwijl de klimatologische omstandigheden ’s zomers vergelijkbaar zijn met die van Spanje en Italië. Lokale variaties als gevolg van stedelijke kenmerken (bijvoorbeeld de hoeveelheid groen in een stad) kunnen hierbij ook een rol spelen, maar hier spelen waarschijnlijk ook verschillen in welvaart (airco’s) een rol.

Dus: in Europese stedelijke gebieden is de sterfte aan kou 10 keer hoger dan de sterfte aan hitte. Warmere zomers kunnen extra sterfte veroorzaken maar hitte is zeker geen dominante factor, zoals de relatief lage hittesterfte in Zuid Franse steden in vergelijk met Italiaanse steden laat zien. Warmere zomers gaan bovendien meestal gepaard met mildere winters, die voor een afname van koudesterfte kunnen zorgen. Van wezenlijk belang in deze lijkt het welvaartspeil van mensen, in combinatie met de energieprijzen.

Hysterische weerberichten

De bijna hysterische wijze waarop media over elkaar heen buitelen als het gaat over het weer in Zuid-Europa van de afgelopen weken is verbazingwekkend. Verzengende hitte, hagelstenen als tennisballen en bosbranden worden aaneengeregen en moeten zo benadrukken dat klimaatverandering wel heel erge vormen aanneemt. Onlangs probeerde Joeri Mulder in het programma De Oranjezomer de grote hagelstenen die bij het Gardameer waren gevallen in historisch perspectief te plaatsen door te wijzen op het feit dat dat daar wel vaker gebeurt. Hij sloeg de spijker op de kop toen hij zei: “…en het is dan net alsof dat allemaal een beetje in het nieuws is met die bosbranden en dit past er dan allemaal goed bij.” Dat had hij goed gezien: hitte op Sicilië, hagelstenen bij het Gardameer en bosbranden op Rhodos werden door media schaamteloos aaneengeregen en geserveerd als bewijzen van de ‘grote klimaatcrisis’. Mulder werd meteen gecorrigeerd door cabaretier en amateur-klimatoloog Martin van Waardenberg die zonder te twijfelen de mens daarvoor verantwoordelijk stelde.


Fig.1    Bron: Trouw

De traditionele media buitelen over elkaar heen met superlatieven over het ‘klimaat’, en schuwen daarbij niet om bijbehorende kaartjes steeds dreigender in te kleuren. Het kaartje hierboven is van het dagblad Trouw, dat zichzelf graag als ‘misschien wel de beste krant van Nederland’ afficheert. Schreeuwende kleuren en gillende teksten. Zelfs een relativerende uitspraak van een KNMI wetenschapper op nota bene dezelfde pagina ( “Er liggen momenteel veel hogedrukgebieden bij Zuid-Europa die voor onbewolkt, zonnig en droog weer zorgen.”) weerhield de Trouwredactie er niet van om fors op de klimaatalarmtrompet te blazen. Op het gebied van informatie over klimaatverandering is Trouw misschien wel de slechtste krant van Nederland, hoewel de Volkskrant ook hoge ogen gooit.

Om te laten zien welke trucs media toepassen om weerberichtgeving aan te dikken vergelijk ik de kaartjes uit de hittegolf-weerberichten van de BBC van 28 juni 2019 en 19 juli 2023:


Fig.2    Bron: BBC

De zwarte stip is ongeveer de locatie van station De Bilt dat ik hier als referentie gebruik. Het kaartje geeft voor de dagen 28 t/m 30 juni 2019 een verwachte maximumtemperatuur (legenda) voor vrijwel geheel Nederland van 28-32 °C. In De Bilt werd op 29 juni een maximum Tx gemeten van 31,3 °C. De andere 2 dagen was Tx beneden de 25 °C, van een ‘heatwave’ was bij óns in elk geval geen sprake. Het kaartbeeld is duidelijk en wat ik zou willen noemen ‘neutraal’.

Dat was heel anders in het BBC weerbericht van afgelopen 19 juli 2023:


Fig.3    Bron: BBC

Het kaartje is een still uit de video van de BBC, zie link. Het betreft de weerbericht van 18 juli 2023 voor de volgende woensdag. Midden en Zuid-Europa kleuren vrijwel helemaal oranje tot rood. Alleen de hoogste delen van de Alpen zijn donkergeel gekleurd. Zuid-Nederland staat nog net op de kaart, links van het label ’heatwave peak’. Op station Eindhoven werd op die dag (19 juli 2023) een maximum temperatuur van 23,9 °C  gemeten (KNMI). Opvallend aan het door de BBC gebruikte kaartje is dat een legenda ontbreekt. Het lijkt er ook op dat de BBC de classificatie van temperaturen gewijzigd heeft ten opzichte van 2019. Een temperatuur van 23,9 °C kleurt nu oranje. Dat heeft dan tot gevolg dat Midden- en Zuid-Europa oranje tot dieprood kleuren, zoals je zou kunnen verwachten in juli.

Rood is alarm, donkerrood is wellicht reddeloos verloren? Het is al heel lang bekend dat men met het gebruik van bepaalde kleuren op kaarten makkelijk suggesties opwekt, zoals deze kaart uit nazi-Duitsland goed laat zien.


Fig.4    Bron: Reddit

In de zomer van 1968 bezocht ik voor het eerst het binnenland van Spanje. In mijn herinnering was het toen bloedheet, maar niemand klaagde. In de jaren ’70 was het (ergens halverwege Madrid en Valencia) ’s ochtends rond 10 uur al zo heet dat je je alleen nog maar van boomschaduw naar boomschaduw kon verplaatsen. Begin jaren ’80 zaten we op een camping hoog in de Spaanse Pyreneeën toen er een verschrikkelijk onweer uitbrak met enorme hagelstenen, die de camping in een slagveld veranderden. Twee jaar later reden we in het zuiden van Bourgondië een stadje binnen waar de vorige dag enorme hagelstenen verwoestingen hadden aangericht. Bij mijn weten zijn al deze gebeurtenissen destijds aan de Nederlandse media voorbij gegaan.

Het menselijk geheugen is volstrekt onbetrouwbaar als het om de reconstructie van het weer van ‘vroeger’  gaat. Ook de hoeveelheid aandacht door media voor extreme weersomstandigheden is een slechte maat voor klimaatverandering. Immers, die aandacht is momenteel vele malen groter dan pakweg 50 jaar geleden, waardoor de argeloze burger denkt dat het tegenwoordig allemaal ‘veel erger’ lijkt dan vroeger.

Zelfs de extra aandacht vanuit de wetenschappelijke wereld  voor extreme weersfenomenen moet met de nodige scepsis bekeken worden. Geld voor onderzoek is aan allerlei voorwaarden gebonden, je moet je daarbij als onderzoeker conformeren aan wat gewenst is door de geldschieter. Weinig onderzoekers zijn in staat om daar niet in mee te gaan. En reken er maar op dat wat klimaatonderzoek betreft de voorwaarden vrijwel allemaal één kant op wijzen. Daarom duik in graag in cijfers, die in elk geval betrouwbaarder zijn dan het menselijk geheugen en veel mediaberichtgeving. Een volgende keer meer.

Groeiende ijsplaten op Antarctica


Fig.1    Bron: wikipedia

IJsplaten (ice shelves) omzomen driekwart van de kustlijn van Antarctica. Ze vormen de verbinding tussen de ijskap op het continent en de Zuidelijke Oceaan. Het afkalffront is de zeewaartse grens van de rand van de ijsplaat en tevens de grens van de Antarctische kustlijn. De ligging ervan kan geleidelijk veranderen door aanhoudende groei of terugtrekking, of sneller door ijsbergen die afkalven en het instorten van ijsplaten.

Satellietwaarnemingen hebben aangetoond dat een afname van het ijsplaatoppervlak kan leiden tot het dunner worden van gletsjers stroomopwaarts en een versnelde afstroom van de gletsjers. Een theorie is dat door versneld afstromen van gletsjers de stabiliteit van het landijs wordt ondermijnd. Daar heb ik een paar jaar geleden al eens wat over geschreven, zie hier en hier .

Fig.2    Bron: http://www.antarcticglaciers.org

Metingen van de locatie van het afkalvende voorkant van ijsplaten zijn in het verleden gedaan met behulp van verschillende methoden, zoals historische scheepswaarnemingen, luchtfotografie,  radar en satellieten. De gebruikte methodes kennen hun beperkingen voor wat betreft ruimtelijke dekking, hoeveelheid gegevens en de resolutie. Dat geldt ook voor de zogenaamde steady state benadering die bij gebrek aan metingen van ijsverlies door afkalvingsprocessen werd en wordt gebruikt.

Dat werd anders met de komst van state of the art satellieten. Van die laatste hebben Andreasen et al gebruik gemaakt bij hun onderzoek naar het afkalven van ijsplaten. Dat heeft geresulteerd in een opmerkelijke publicatie in mei 2023 met als titel “Change in Antarctic ice shelf area from 2009 to 2019”. Andreasen et al hebben de jaarlijkse positie van het afkalfront op 34 ijsplaten gemeten over een periode van 11 jaar van 2009 t/m 2019. Ze gebruikten meer dan 350 multispectrale optische beelden, verkregen met het MODIS-instrument aan boord van de Terra- en Aqua-satellieten van NASA.

Fig.3    Bron: Andreasen et al

Figuur 3 geeft de ligging van de afkalffronten op een zestal ijsplaten weer vanaf 1947 . De fronten zijn geprojecteerd op MODIS-satellietbeelden van 2019 en geven de diverse mogelijkheden van frontverplaatsing weer.

De onderzoekers berekenden de verandering in ijsmassa met behulp van het waargenomen verschil in oppervlakte tussen 2009 en 2019, de gemiddelde ijsdikte, de dichtheid en de bewegingssnelheid. Zo werd een vrijwel compleet beeld verkregen van de verandering van ijsmassa en oppervlak van vrijwel alle ijsplaten op Antarctica:

Fig.4    Bron: Anreasen et al

Figuur 4 geeft de verandering in het oppervlak van ijsplaten van 2009 t/m 2019 weer. De cirkels geven de totale hoeveelheid ijsoppervlak (in km2) aan, rood bij afname, blauw bij toename. In de afgelopen jaren is een afname van het oppervlak aan ijsplaten op het Antarctisch Schiereiland (6693 km2) en West-Antarctica (5563 km2) tenietgedaan door een forse groei van het oppervlak aan ijsplaten in Oost-Antarctica (3532 km2) en de grote Ross- en Ronne-Filchner-ijsplateaus (14 028 km2).

In totaal is het oppervlak van de Antarctische ijsplaten sinds 2009 met 5305 km2 toegenomen, goed voor een toename aan ijsmassa van 661 Gt.  Opzienbarend, zeker als je de voortdurende berichtgeving de afgelopen jaren over afname van Antarctische ijsplaten in ogenschouw neemt.