Categoriearchief: Geen categorie

Adaptatie

Fig.1    Bron: Wyniasweek

“Mijn huisarts verstuurt elk kwartaal een nieuwsbrief aan haar patiëntenbestand. Dit najaar begon die nieuwsbrief aldus:

‘Duurzaamheid
Als artsen worden we geconfronteerd met de effecten van klimaatverandering op de gezondheid van onze patiënten. Zo hebben mensen meer last van hittestress, gevolgen van uv-straling en allergieën en luchtwegklachten door luchtvervuiling.’

In mijn ervaring waren huisartsen mensen met een degelijke opleiding, brede levenservaring en een nuchtere kijk op mens en samenleving, maar in deze bange tijden vallen steeds meer zekerheden weg. Dat zelfs een anderszins capabele huisarts nu denkt dat ze in haar praktijk de gevolgen van klimaatverandering ziet, geeft wel aan hoe deze gekte tot in alle haarvaten van de samenleving doordringt.”

Zo begint het jongste artikel van Arnout Jaspers, bekend van de bestseller over de zogenaamde stikstofcrisis. Daarna legt hij geduldig uit waarom die ‘effecten van klimaatverandering op de gezondheid’ niet bestaan.

Natuurlijk heeft de huisarts van Jaspers dat item zelf niet bedacht, dat komt van hogerhand. Jaspers: “Zou de Nederlandse Vereniging van Huisartsen al een klimaatbudgetclaim voor het volgende kabinet in voorbereiding hebben? Voor wie denkt dat dit te gek is om los te lopen: al een jaar of tien geleden kreeg ik een verhoging van de waterschapsbelasting in de bus met als excuus dat dit onvermijdelijk was vanwege de klimaatverandering.”

Zo gaat dat bij huisartsenorganisaties, bij waterschappen en bij nog veel meer organisaties. Ik stel me zo voor dat de bestuurders van dergelijke organisaties ’s avonds met samengeknepen billen naar het journaal kijken om te zien wat er nu weer voor onheil op ons afkomt. Intussen weigert de zeespiegel aan de Nederlandse kust sneller te stijgen dan we al vanaf eind 19e eeuw gewend zijn. Waterschappen varen blind op de scenario’s van het KNMI.

Het voor vele miljarden verminderen van de CO2-uitstoot in Nederland zal geen meetbaar effect hebben op het klimaat, dat is intussen bekend. Daarom pleit Jaspers er voor die 28 miljard in adaptatie te stoppen. Lijkt me een goed idee, gewoon blijven doen wat we al meer dan 1000 jaar doen, en dan het liefst gebaseerd op realistisch vergezichten.

Lees het hele artikel van Arnout Jaspers hier, aanbevolen!

 

Keulemans over Koonin

Fig.1

Afgelopen woensdag gaf Steven Koonin een lezing in Driebergen naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek “Onbeslist“. Ik was daar bij, samen met meer dan 300 anderen. En ik heb me vermaakt, want Koonin had een goed verhaal. Opvallend was het relatief grote aantal vrouwen in de zaal. Een goede ontwikkeling, tien jaar geleden had dit soort lezingen nog een vrijwel 100% mannelijk gehoor.

Blijkbaar ook aanwezig was wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant. Hij schreef op 28 september een artikel over die bijeenkomst in zijn krant.


Fig.2    Bron: Volkskrant

De kop van het artikel suggereert dat Koonin met data rommelt. Keulemans is heel handig met het formuleren van zijn verhaal, dat is zeker. Al in de kop van het artikel wordt een vraag gesteld en de argeloze lezer denkt dan: waar rook is is vuur. Keulemans gebruikt quotes van een handvol mensen en past die naadloos in binnen zijn eigen verhaal, vaak zonder dat je er achter komt wat de bevraagde precies bedoelde.  De vraag is nu of Koonin met cijfers smokkelde. Ik duik er in.

Keulemans:

De bijdrage van CO2 aan die opwarming ‘is misschien de helft’, gokt hij, dwars tegen de wetenschappelijke consensus in dat de huidige opwarming volledig door broeikasgassen komt. Het gevaar dat er onomkeerbare processen op gang komen die leiden tot meters zeespiegelstijging wuift hij weg.”

Wetenschappelijke consensus dat de huidige opwarming volledig door broeikasgassen komt? Onzin, waarom zouden natuurlijke factoren die het klimaat besturen plotseling in 1950 ophouden te bestaan? De Technical Summary van het IPCC stelt in haar laatste AR6 rapport op pagina 41 over de menselijke invloed op het klimaat:


Fig.3    Bron: IPCC

Menselijke invloed op klimaatverandering van de afgelopen decennia is volgens het IPCC de ‘main driver’: meer dan 50% van alle invloeden. Dat kán betekenen dat het IPCC de menselijke invloed inschat op 51%: 49% is dan van natuurlijke oorsprong. Dat ‘more than 50% of the change’ is overigens niet de uitkomst van berekeningen, maar van inschatting van de betrokken IPCC-auteurs. Expert view heet dat, en dat laat ruimte voor debat lijkt me.

Waar ik ook moeite mee heb is met dat begrip ‘wetenschappelijke consensus’. Niet alleen toont figuur 3 aan dat die ‘wetenschappelijke consensus’ zelfs bij het IPCC niet bestaat bij de vraag wat of wie verantwoordelijk is voor recente klimaatveranderingen; het botst ook met de wetenschappelijke methode, waar juist het ontbreken van consensus  de aandrijver is van wetenschappelijk onderzoek en debat.

En dan dat vergezicht op ‘meters zeespiegelstijging’ : honderden langjarige meetreeksen van getijdestations over de hele wereld laten geen versnelling zien. Wel is er een opvallend verschil in gemiddelde trend van die stations aan de ene kant (+1,8 mm/jaar) en de satellietdata vanaf 1993 (+3,3 mm/jaar). Die ‘meters zeespiegelstijging’ van Keulemans zijn de uitkomst van vaak sterk overtrokken scenario’s, gebaseerd op wankele modellen.

Keulemans:

Over de dramatische veranderingen aan de polen, de verdroging van Zuid-Europa of de studies die aangeven dat orkanen niet talrijker maar wel degelijk heftiger zijn geworden, hoor je hem toch wat minder.”

Over het zeeijs op de Noordpool schrijf ik jaarlijks. Alleen zijn de veranderingen niet zo dramatisch als Keulemans het voorstelt. Het is waar dat het zomerse zeeijs van begin jaren ’80 tot 2006 afgenomen is. Maar de voorspelling van onder andere Al Gore dat het in 2015 verdwenen zou zijn is volstrekt onjuist gebleken: er is al 17 jaren achtereen géén afname meer van het zomerse zeeijs op de Noordpool:


Fig.4    Bron: Klimaatgek

Wel is er een recente afname van het oppervlak winterse zeeijs rond Antarctica, maar die beperkt zich voorlopig tot de Antarctische winter van 2023. Over de oorzaken daarvan wordt onder experts gediscussieerd.


Fig.5    Data: NSIDC

De veranderingen in Zuid-Europa lijken het gevolg van het uitdijen van Hadley’s Cell naar het noorden. Is dat een gevolg van globale opwarming of niet? Er zijn veel speculaties en weinig ‘bewijzen’.

Over dat ‘wel degelijk’ heftiger worden van orkanen: ik volgde de link in het VK artikel en kwam terecht bij de paper van Kossin et al uit 2020. Ze stellen dat de instrumentele gegevens over de intensiteit van tropische wervelstormen wereldwijd te heterogeen zijn in zowel ruimte als tijd en daardoor ongeschikt zijn voor wereldwijde trendanalyse. Dat lossen de auteurs op door op basis van satellietgegevens (ADT-HURSAT) van de periode 1982-2009, uitgebreid tot 1979-2017 en een slim algoritme een beeld te krijgen van de intensiteitsverandering van tropische wervelstormen. De auteurs berekenen een toename van de intensiteit van ongeveer 8% per decennium.


Fig.6    Bron: NCEI/NOAA

Nu behelpen veel orkaanwetenschappers zich al jaren met de data van NCEI/NOAA. Figuur 6 is afkomstig van het ‘Annual 2022 Tropical Cyclones Report’ van NCEI/NOAA. Het bovenste kaartje geeft de trajecten weer die tropische stormen in 2022 volgden over de aarde. Dit is de indeling op basis van gemiddelde windsnelheid:

Tropische storm =            > 55 km/h
Categorie 1         =              119/153 km/h
Categorie 2         =              154/177 km/h
Categorie 3         =              178/209 km/h
Categorie 4         =              210/249 km/h
Categorie 5         =              ≥ 250 km/h

Major hurricanes zijn van de categorie 3,4 en 5.

De middelste grafiek van figuur 6 geeft het aantal tropische stormen per jaar weer. Hier zijn interessant de ‘cyclones’ (categorie 1 en 2) en de ‘major cyclones’  (categorie 3,4 en 5). De grafiek laat zien dat er van 1980 t/m 2022 inderdaad geen sprake is van een opvallende toe- of afname van het aantal tropische wervelstormen in beide klassen.

Maar de opmerking van Keulemans betrof niet het aantal stormen maar de intensiteit. Welnu, de onderste grafiek in figuur 6 toont de ACE (Accumulated Cyclone Energy) Index, een geïntegreerde maat voor de sterkte, frequentie en duur van tropische stormen. Ook hier geen zichtbare trend.


Fig.7    Bron: Volkskrant

Figuur 7 is de laatste alinea die ik uit het verhaal van Keulemans licht. Eerst het Groenlands ijs. Keulemans: “Het ijs op Groenland zou langzamer zijn gaan smelten, zegt hij dan, zonder er bij te zeggen dat de Deense onderzoekers die hij citeert zelf zeggen dat Koonin het verkeerd ziet.” Als je de link volgt kom je bij een artikel in de Wall Street Journal van 27 februari 2023. Het is een reactie op een artikel van Koonin in dezelfde krant van 10 dagen ervoor. Het is interessant om eerst dat stuk van Koonin te lezen (waar Keulemans geen link naar plaatst) en daarna  de reactie van Mankoff en anderen. Mankoff is de hoofdauteur van een paper uit 2021 getiteld “Greenland ice sheet mass balance from 1840 through next week”.

Wat was er gebeurd, dat bekende wetenschappelijke onderzoekers op Koonins artikel meenden te moeten reageren? Dit is de grafiek die Koonin in zijn artikel toont en in zijn lezing gebruikte om te laten zien wat er met het afsmelten van het Groenlandse ijs aan de hand is:

Fig.8    Bron: WSJ

De tekst van Koonin bij de grafiek komt kort hier op neer:

  • While a warming globe might eventually be the dominant cause of Greenland’s shrinking ice, natural cycles in temperatures and currents in the North Atlantic that extend for decades have been a much more important influence since 1900.”
  • Those cycles, together with the recent slowdown, make it plausible that the next few decades will see a further, perhaps dramatic slowing of ice loss. That would be inconsistent with the IPCC’s projection and wouldn’t at all support the media’s exaggerations.”

Dat lijken me alleszins verdedigbare conclusies uit de getoonde grafiek. De vetdruk is van mijn hand.  Maar waarom was dit aanleiding voor een handvol onderzoekers om er een artikel aan te wijden? De oorzaak ligt waarschijnlijk in het feit dat de grafiek van de hand blijkt te zijn van Mankoff, de hoofdauteur van genoemde Groenlandpaper. Onder de grafiek is te lezen wat de bron is: PROMICE, een in 2007 opgerichte Deense organisatie (Programme for Monitoring of the Greenland Ice Sheet).

Het antwoord op Koonin begint zo: “Steven Koonin’s arugment in “Greenland’s Melting Ice Is No Cause for Climate-Change Panic” (op-ed, Feb. 18) is based on an incorrect interpretation of the plotted data, which comes from research by one of us, Mr. Mankoff. Mr. Koonin claims that “the annual loss of ice has been decreasing in the past decade even as the globe continues to warm.” While that is factually correct, it is an invalid interpretation, considering only the last decade and excluding previous periods. This is often referred to as “cherry picking.”

Zo te lezen reageert men alléén op de daling van de afsmelt van de afgelopen 10 jaren en wat dat mogelijk zou kunnen betekenen voor de komende decennia (punt 2 hiervoor) en niet op wat Koonin schreef over de ups en downs van de ijssmelt vanaf 1900 (punt 1). Kortom: wat Koonin constateert is feitelijk correct, maar zijn interpretatie van die feiten zijn niet die van de onderzoekers. Dat kan, natuurlijk.

De onderzoekers schrijven: “We also note that from 1840 through 1900 (not shown by Mr. Koonin), the ice sheet was in approximate balance—not losing mass—making the current trends even more concerning.” Ik heb daarom even de data van de Mankoff paper gedownload en een grafiek vanaf 1840 gemaakt:


Fig. 9    Data: Mankoff et al

Er zijn inderdaad weinig schommelingen tussen 1840 en 1900 te zien. De onderzoekers noemen dat ‘approximate balance’ , daarmee een ‘natuurlijke staat’ suggererend. Maar dat is natuurlijk onzin. Als dat zo zou zijn is de grote smelt in de jaren ’30 (bijna zo groot als die van de afgelopen 2 decennia) des te opvallender en niet goed te verklaren met destijds geringe menselijke invloed op het wereldklimaat.

De interpretatie van de cijfers door Mankoff et al is alarmistisch. Dat mag, en iedereen weet dat dat tegenwoordig welhaast een voorwaarde is om aan onderzoeksgelden te komen. Maar het is aan Koonin om te laten zien dat een andere interpretatie óók mogelijk is. Overigens is het ook nog de vraag hoe betrouwbaar de reconstructie van Groenlands massabalans is, zeker als men bedenkt dat er nog maar kort aan het Groenlands ijs gemeten wordt.

Tot slot de dust bowl van de jaren ’30 in de Plains van de USA. Keulemans: “Wat Koonin verzwijgt, is dat de hitte niet door klimaatverandering kwam. Het was de periode van door onhandig landgebruik veroorzaakte landerosie genaamd de dust bowl.” Een beetje raar verwijt, want klimaatveranderingen betreffen een periode van minstens 30 jaren. Wat Keulemans suggereert is dat ‘onhandig landgebruik’ de Dust Bowl veroorzaakte. Dat onhandig landgebruik speelde zeker een rol op de Great Plains, maar het waren vooral een aantal jaren achtereen met hoge zomertemperaturen en zeer weinig neerslag die de Dust Bowl hebben veroorzaakt:


Fig.10    Bron: National Weather Service

Conclusie: “Confronteer hem na afloop met zulk gesmokkel, en hij begint te draaien.”  Dat verwijt door Keulemans van gesmokkel  aan het adres van Koonin heeft hij in zijn VK-artikel volstrekt niet kunnen waarmaken. Keulemans is al jaren op het onderwerp klimaat vooringenomen en kan daardoor blijkbaar geen objectief verslag doen van een in mijn ogen prima lezing. Dat is natuurlijk vooral jammer voor de argeloze Volkskrantlezer.

Het zeeijs op de Noordpool anno 2023


Fig.1    Bron: NSIDC

Trouwe lezers weten dat ik rond deze tijd altijd een overzicht geeft van het minimum oppervlak aan zeeijs op de Noordpool. Samen met de zeespiegelstijging behoort het minimum oppervlak zeeijs (drijfijs) op de Noordpool tot de Heilige Graal van klimaatalarmisten. De seizoenschommeling op de Noordpool zorgt ervoor dat meestal in maart het maximum oppervlak (extent) aan zeeijs bereikt wordt en in september het minimum oppervlak. Het kaartje geeft de situatie weer op 20 september 2023.

Fig.2    Bron: NSIDC

De grafiek van figuur 2 vergelijkt de omvang van het zeeijs over de laatste vier weken van dit jaar plus de laatste vier weken van de vier voorgaande jaren. Te zien is dat we het punt van minimum extent (16 september 2023) net een paar dagen voorbij zijn. Verder toont de grafiek dat het jaar 2023 niet afwijkt van de 4 voorafgaande jaren. Dat is opvallend omdat de afgelopen zomermaanden werden beschouwd als ‘de warmste ooit’.


Fig.3   Data: NSIDC

Figuur 3 toont het verloop van de minimum sea ice extent van 1979 t/m 2023. Duidelijk is de afname te zien van begin jaren ’80 tot 2007. Vanaf 2007 t/m 2023 is er geen trend meer te bespeuren.


Fig.4    Data: NSIDC

In de grafiek van figuur 4 is het verloop van de minimum sea ice extent weergegeven van 2007 t/m 2023. De streepjeslijn is de lineaire trendlijn, met formule rechtsonder. De trend is met een P-waarde van 0,67 niet significant.

Al 17 jaren achtereen geen daling meer van het minimum oppervlak zeeijs op de Noordpool. Ik vermoed dat dat niet groots gevierd gaat worden in de traditionele media 😉.

Wereldtemperatuur meten


Fig.1    Data: KNMI

Ik was bezig met het bekijken van de ontwikkeling in de tijd van de temperatuur in De Bilt en wilde  deze vergelijken met het mondiale temperatuurverloop. Het liefst gebruik ik voor de mondiale data de satellietgegevens van UAH die de aarde vrijwel geheel bestrijken. Maar die satellietreeks start pas eind 1978 en de temperatuurreeks van De Bilt begint in 1901.

De mondiale temperatuurdata (anomalieën) van Hadcrut worden als ‘second best’ beschouwd. Anomalieën zijn geen absolute temperaturen maar afwijkingen ten opzichte van een bepaalde standaardperiode. Voor Hadcrut5 is dat 1961-1990. De Hadcrut data zijn gebaseerd op de meetgegevens van meetstations over de hele wereld verspreid. Het grootste probleem bij dergelijke mondiale tijdreeksen is echter dat de ruimtelijke spreiding van de  stations ongelijkmatig is.


Fig.2    Bron:  ORNL

Met name de beide poolgebieden maar ook grote delen van Azië en Afrika beschikken nauwelijks over meetstations. En ook de oceanen tellen maar een handjevol meetstations. De moeilijkste klus voor organisaties als Hadcrut is dan ook om zo min mogelijk ‘last’ te hebben van ontbrekende data. Organisaties als Hadcrut brengen dan ook af en toe nieuwe temperatuurreeksen uit, gebaseerd op ‘verbeterde’ cijfers.


Fig.3    Data: Hadcrut

Figuur 3 toont de ontwikkeling van de ‘gemiddelde temperatuur’ (als anomalie) van de aarde volgens Hadcrut5. De streeplijn is de lineaire trendlijn. De trend volgens de Hadcrut5 reeks is +1,06 °C van 1850 t/m 2022. Van ‘global boiling’ zoals António Guterres onlangs beweerde lijkt me geen sprake. António Guterres is een Portugese socialistische politicus en de huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Fig.4    Bron: Washington Post

Ruim 1 °C temperatuurstijging in meer dan 170 jaren is niet erg indrukwekkend. Maar o.k., ‘the boiling has started’, dus wellicht weet António wat de toekomst zal brengen. Intussen was ik nieuwsgierig geworden naar de temperatuurgrafiek van Hadcrut4, de voorganger van Hadcrut5. Hadcrut4 startte in 2012, Hadcrut5 nam in 2020  het stokje over. Welk verschil is te zien tussen de nieuwste en de vorige versie?


Fig.5    Data: Hadcrut

Te zien is dat versie 4 in het begin van de reeks hoger ligt en aan het einde lager ligt dan versie 5. Als we naar beide lineaire trendlijnen kijken is het verschil goed te zien. Met behulp van de formules is de trend van versie 5 =1,06 °C en van versie 4 =0,92 °C. Als je er zoals ik niet automatisch van uitgaat dat de recentste altijd de beste versie is, dan is het interessant om te zien wat er veranderd is bij de overgang van Hadcrut4 naar Hadcrut5. Dat laten de volgende kaartjes mooi zien.

Fig.6    Bron: UCAR

De kaartjes zijn afkomstig van UCAR, dat het National Center for Atmospheric Research in de USA namens de National Science Foundation beheert. Ze laten fraai het verschil zien tussen Hadcrut4 en Hadcrut5 van de temperatuur-anomalieën  van maart 2016.

Het bovenste kaartje (Hadcrut4) laat in grijs de gebieden zien waar meetgegevens ontbreken. Dat zijn de beide polen grotendeels,  een groot deel van Afrika en delen van Zuid-Amerika en van de zuidelijke Grote en Atlantische Oceaan. Op het onderste kaartje (Hadcrut5) ontbreken die grijze gebieden.

Betekent dat laatste dat er in de ‘lege’ gebieden zoveel meetstations bijgekomen zijn dat er een volledige dekking is ontstaan? Nee. Hadcrut heeft het probleem wiskundig opgelost:  de cellen met ontbrekende meetgegevens zijn ingevuld met behulp van een algoritme. Het UCAR schrijft hierover:

“Recente vergelijkingen van datasets van mondiale oppervlaktetemperaturen (zie Expert Guidance) laten zien dat de geanalyseerde versie van HadCRUT5 zeer goed overeenkomt met andere schattingen (bijv. NASA GISTEMP, Berkeley Earth, NOAA Global Temp) van mondiale anomalieën van oppervlaktetemperaturen.”

Dat lijkt me een cirkelredenering. Immers, die andere organisaties putten voor de berekening van hun ‘global temperature’ uit dezelfde databank van weerstations als Hadcrut doet en vullen de grijze gebieden in met de resultaten van de door hen gehanteerde ‘infilling’-methode.

Het verschil in langjarige trend van 1,06 °C (Hadcrut5) en 0,92 °C (Hadcrut4) laat zien dat het ‘invullen’ van de grijze gebieden met niet-gemeten data resulteert in een langetermijn temperatuurtrend in die grijze gebieden (ik schat ± 10% van het aardoppervlak) die hoger moet zijn dan 1,06 °C. Dan moet je wel zeker zijn van je invulmethode. Het UCAR heeft zijn twijfels en stelt terecht:

“De invulling kan mogelijk niet de beperkingen te niet doen van schaarse stationgegevens, vooral in de poolgebieden. Als zodanig zal HadCRUT5 waarschijnlijk het meest afwijken van andere datasets in deze regio’s, en eventuele langetermijntrends moeten nog steeds met voorzichtigheid worden behandeld.

Je kunt dus stellen dat die trend van 1850-2022 van de overal gehanteerde 1,06 °C (vaak gemakshalve afgerond tot 1,1 °C) tamelijk onzeker is. Ook als je bedenkt dat de meetgegevens in de periode 1850-1900 beperkt voorhanden waren doordat het aantal meetstations destijds schaars was en een nog veel onevenwichtiger verdeling over de aarde kende dan momenteel. De vergelijking met de temperaturen van De Bilt bewaar ik voor een volgende keer.

Die warme zomer van 1947

Fig.1    Bron: KNMI

Onlangs berichtte de website van het KNMI dat de zomer van 2023 zeer warm, zeer zonnig en aan de natte kant is geweest. Daarmee is de zomer van 2023 op nummer 7 in de top-10 van de warmste zomers sinds 1901 terecht gekomen.


Fig.2    Data: KNMI

Die top-10 bekijkend valt op dat 7 van de 10 warme zomers van na het jaar 2000 zijn. Dat is niet verwonderlijk, want met name vanaf ongeveer 1980 zijn de zomertemperaturen in De Bilt toegenomen:


Fig.3    Data: KNMI

De long hot summer van 1976 herinner ik me nog goed, maar die van 1947 was vóór mijn tijd en legendarisch. Op de website van het KNMI vond ik dit artikel over de zomer van 1947:

Fig.4    Bron: KNMI

Het KNMI: “De laatste jaren maken we de ene na de andere warme zomer mee, maar topzomer in ruim honderd jaar is nog steeds die van 1947.” Maar hoe komt het dat die dan niet in  het top-10 lijstje van figuur 2 voorkomt? Dat komt omdat het bericht van figuur 4 afkomstig is van 22 augustus 2001. Overigens moet het artikel na 2001 nog aangevuld zijn, want de zomer van 2003 wordt ook genoemd.

Nu zou je denken dat er dan na 2001 wellicht veel zomers waren met een gemiddelde zomertemperatuur die hoger was dan de 18,7 °C van 1947 ? Maar dat is niet zo, er is maar één zomer die warmer was dan die van 1947, namelijk die van 2018. Het verdwijnen van de zomer van 1947 uit die top-10 is het gevolg van de homogenisatie die het KNMI in 2016 heeft toegepast op de temperaturen van 1901 tot september 1951. Ik heb daar onlangs nog over geschreven, zie hier en hier.


Fig.5    Data: KNMI

De grafiek van figuur 5 laat het verschil zien tussen de gemeten zomertemperaturen  en de gehomogeniseerde zomertemperaturen van 1901-1951. Vanaf 1952 zijn de weergegeven zomertemperaturen gewoon weer de gemeten temperaturen, zoals dat hoort.

De blauwe stippen zijn de zomertemperaturen zoals ze afgeleid zijn van de gemeten temperaturen. Te zien is dat alle zomertemperaturen van 1901 t/m 1951 naar beneden zijn bijgesteld. Ook is goed te zien dat die correcties (altijd naar beneden) het grootst zijn bij de hoogste temperaturen.

Het gevolg van die homogenisatie is dat in de zomer van 1947 het aantal zomerse dagen ( max. temperatuur ≥ 25 °C) terugviel van 46 naar 35, en dat het aantal tropische dagen (max. temperatuur ≥ 30 °C) terugviel van 16 naar 8 dagen. Daardoor verdween de zomer van 1947 uit de top-10 van warmste zomers sinds 1901. Het is de hoogste tijd dat dat gecorrigeerd wordt: de zomer van 1947 was de een na warmste vanaf 1901.


Fig.6    Data: KNMI

Aardbeving Marokko

Wat heeft de aardbeving in Marokko te maken met het klimaat, zult u wellicht denken? Maar de  klimaathysterie kent momenteel geen grenzen. Nu doet het verhaal de ronde dat de recente aardbeving in de Westelijke Atlas in Marokko het gevolg zou zijn van klimaatverandering. Absurd. Hoe ontstond die aardbeving dan wel? Een stukje geologie:

Fig.1   Bron: Wikipedia

Aardbevingen en klimaat zijn verschillende systemen.  Er kan wel een indirect verband bestaan, bijvoorbeeld bij GIA (glacial isostatic adjustment). Dat is het terugveren van de aardkorst door drukontlasting als een ijskap smelt (Scandinavië, Canada). Maar dat zijn extreem trage processen over grote gebieden, waarbij naar mijn weten geen hevige aardbevingen voorkomen. Figuur 1 laat zien dat Marokko ver verwijderd is van GIA gebieden.

De aardbeving in de Westelijke Atlas hoort bij beweging langs breuken die voorkomen bij orogenese (gebergtevorming). Orogenese ontstaat als gevolg van platentektoniek langs randen van bewegende stukken aardkorst (platen) . Marokko ligt op een kruispunt van platen en daardoor zijn er veel breuken in de Marokkaanse ondergrond en is de ondergrond geologisch actief:

Fig.2    Bron: Ahmed Chalouan et al (2023)

Het epicentrum van de verwoestende aardbeving in Marokko op 8 september lag in het Hoge Atlasgebergte, ongeveer 71 km ten zuidwesten van Marrakech. Professor in Geodynamica aan de  Universidad de Granada, Jesús Galindo-Zaldivar, die al lang onderzoek doet naar de geologie van het gebied, beschrijft in een artikel de factoren die tot de aardbeving hebben geleid:

“De catastrofale aardbeving vond plaats ten noorden van het westelijke Atlasgebergte, ten zuiden van Marrakech. Volgens schattingen van het Marokkaanse Nationale Instituut voor Geofysica en het Amerikaanse geologische onderzoek ligt de diepte tussen 8 km en 26 km. De aardbeving is het gevolg van een geologisch fenomeen dat een “omgekeerde breuk” wordt genoemd. Dit doet zich voor wanneer tektonische platen op elkaar botsen, waardoor de aardkorst dikker wordt. De spanning langs deze breuklijnen kan aardbevingen veroorzaken doordat gesteente abrupt verschuift om opgehoopte spanning los te laten, wat kenmerkend is voor een seismische breuk.”

Die ‘omgekeerde breuk’  heet in het Engels ‘reverse fault’. De breuk die de recente aardbeving heeft veroorzaakt is in figuur te zien in de Westelijke Atlas ten ZW van Marrakech (aangeduid met ‘M’). Tektonische processen langs breuken zijn  het gevolg van mechanische spanningen in de aardkorst. In dit geval is er sprake van compressieve spanning en worden gesteenten in en over elkaar gedrukt, zoals in dit videootje:

Bron:  USGS

 

 

Toenemende weerstand

In Wynia’s Week verscheen een interessant artikel van de hand van Johannes Vervloed over de toenemende afkeer onder burgers overal in Europa van de ‘groene gekte’.  De negatieve consequenties voor burgers en bedrijven van het rigoureus klimaat- en energiebeleid op nationaal en EU-niveau beginnen duidelijk te worden. “Burgers en bedrijven worden hard geraakt. De Energiewende in Duitsland dreigt bijna 40 procent van de industrie het land uit te jagen. In Nederland waarschijnlijk idem dito.”

Lees het hele artikel, gratis:

Overal in Europa komen kiezers in opstand tegen groene gekte. Dat blijft ook in Brussel niet zonder gevolgen

Die warme nazomer

Fig.1    Bron: X

Het is maandag, de laatste dag van een serie warme nazomerdagen. Zoals te verwachten ‘regende’ het de afgelopen dagen alarmistische reacties. Zo ook op het twitteraccount van ex-weervrouw Helga van Leur, zie hierboven.

Twee dingen vallen in haar bericht op. In de eerste plaats dat het temperatuurkaartje in Noord-Nederland bij temperaturen die de 27 graden nog niet halen al alarmistisch rood gekleurd is. In de tweede plaats omdat er (met een zekere graagte) melding wordt gemaakt van het feit dat er alweer een dagrecord is gesneuveld. Nu zijn die dagrecords klimatologisch niet zo van belang, ze voeden vooral het idee dat er iets heel speciaals aan de hand is. De vraag is natuurlijk of dat ook het geval was.

Voor dit onderzoekje ga ik uit van de Tx (maximum etmaaltemperatuur) op station De Bilt in de eerste decade van september (1 t/m 10 september). Die data zij beschikbaar vanaf 1901 t/m 2023.


Fig.2    Data: KNMI

In figuur 2 is elke stip de Tx waarde van een van de eerste 10 dagen van september van het betreffende jaar. In totaal dus 1230 stippen. De waarden zijn zoals het KNMI die officieel verstrekt. De rode streepjeslijn is de lineaire trendlijn, waarvan de formule rechtsonder vermeld staat. Daarmee is te berekenen wat de trend was van Tx van de eerste decade van september van 1901 t/m 2023. Die is +1,48 °C over 123 jaren.

Als we geheel rechts in de grafiek kijken zien we een aantal puntjes rond de 30 °C, dat zijn de hoogste Tx van 2023. De hoogste is  op 10 september 2023 (30,2 °C). Dat is behoorlijk hoog, want alleen 10 september 2013 en 5 september 1949 komen daar bovenuit met respectievelijk 30,3 °C en 32,6 °C.

In de kop van de grafiek is ‘gehom. 1901-1950’  vermeld. Dat betekent dat de gemeten temperaturen in De Bilt van 1901 tot september 1951 op een later moment (in dit geval in 2016) zijn bijgesteld. Dat bijstellen of corrigeren heet officieel homogeniseren. Over het hoe en waarom is op deze plek al veel geschreven. Het probleem met de door het KNMI toegepaste homogenisatie is dat deze onjuist is, de maximum temperaturen zijn te sterk ‘gecorrigeerd’. Dat is door Dijkstra et al (2022) peer reviewed aangetoond en gepubliceerd in het tijdschrift “Theoretical and Applied Climatology”.

Interessante vraag is nu wat de invloed van die homogenisatie van de oudere temperaturen in De Bilt is op de Tx van de eerste decade van september. Met andere woorden: moeten de hoge septembertemperaturen van 2023 in een andere perspectief geplaatst worden als niet de gehomogeniseerde data maar de gemeten temperaturen bekeken worden?

Fig.3    Data: KNMI

Figuur 3 toont de gemeten (niet gehomogeniseerde) Tx van het eerste decade september van alle jaren vanaf 1901. Het lichtgrijze vlak is de periode waarover naderhand homogenisatie heeft plaatsgevonden. Behalve de reeds genoemde 10 september 2013 en 5 september 1949 zijn er nu nog zes andere data die een hogere Tx hebben dan de hoogste Tx van september 2023, namelijk 4 september 1949 (30,5 °C), 8 september 1934 (30,4 °C), 8 september 1911 (31,1 °C), 2 september 1911 (30,8 °C), 3 september 1906 (30,3 °C) en 2 september 1903 (30,8 °C).

Ook op de lineaire trend van de data in figuur 3 heeft het ontbreken van de homogenisatie aanmerkelijke invloed. De trend over de gehele periode van 123 jaren is nu geen +1,48 °C maar slechts +0,74 °C.


Fig.4    Data: KNMI

Om te laten zien wat het effect is geweest van de homogenisatie op de gemeten Tx van 1901 tot september 1951 heb ik in figuur 4 alle gemeten (blauw) en gehomogeniseerde data (bruin)  van ≥ 25 °C weergegeven. Bedenk dat de homogenisatie de gemeten temperatuur wel met maximaal 2 °C verlaagde! Als voorbeeld is met een rood verticaal lijntje de gemeten Tx van 2 september 1903 (30,8 °C) en de gehomogeniseerde Tx van diezelfde dag (29,2 °C) weergegeven. De fors naar beneden bijgestelde temperaturen tussen 1901 en september 1951 zorgen voor een totaal ander beeld dan wanneer uitgegaan wordt van de gemeten temperaturen.

Wat opvalt in bovenstaande grafieken aan de Tx data van september 2023 is de clustering van de hoge temperaturen: een aantal dagen vrijwel achtereen was er sprake van relatief hoge temperaturen. Hoe meer dagen met hoge temperaturen in een decade des te hoger valt de gemiddelde decadetemperatuur uit.


Fig.5    Data: KNMI

Figuur 5 toont de gemiddelde Tx per eerste decade van september per jaar. Daarbij is september 2023 (stip rechtsboven) de warmste met 26,9 °C. Maar er zijn nog vijf jaren waarvan de gemiddelde Tx van het eerste deel van september uitkomt boven de 25 °C. Dat zijn jaren waarin er ook sprake is van een clustering van meerdere warme dagen: 1911, 1929, 1939, 1949 en 2005. In de meeste gevallen waarin sprake is van een langere periode met warm en zonnig weer is dat een gevolg van een blokkerend hogedrukgebied boven West-Europa. Een dergelijk blokkerend hogedrukgebied blokkeert letterlijk de westcirculatie die van de oceaan komt.


Fig.6    Bron: X

De situatie van begin september 2023 staat bekend als een Omega-blokkade (figuur 6). Aan de binnenkant van het hogedrukgebied heeft men te maken met warmte en veel zon. Links en rechts van de Omegavoet, aan de west- en oostzijde van het Middellandse Zeegebied, bevinden zich lagedrukgebieden met veel neerslag.

Het KNMI schrijft over deze situaties:

De blokkade is in de weerkunde al decennia geleden geïntroduceerd. Toch is het nog steeds onduidelijk waardoor zich blokkades in de atmosfeer opwerpen, waardoor ze zo lang intact blijven en waarom ze ineens ook weer weg zijn. Voor de wetenschap zijn dat belangrijke vragen. Als deze vragen beantwoord worden, kunnen lange periodes met extreem weer misschien beter worden voorzien. Voor de weersverwachtingen op de lange termijn en seizoensverwachtingen zou dat een grote stap voorwaarts zijn. Temeer juist daar grote afwijkingen van belang zijn voor de samenleving.

De laatste jaren is er winst geboekt in de kennis van blokkades. Bij het KNMI wordt onderzoek gedaan naar het optreden van blokkades en een mogelijke relatie van dit luchtdrukpatroon met de opwarming. De hogedrukgebieden lagen het ene jaar op grotere afstand dan in het andere jaar, waardoor de invloed op ons weer minder was.”

Blokkerende hogedrukgebieden behoren tot de grillen van het weer, zoals dat ook vroeger al was. Dat laatste stipje in figuur 5 mag dan voor sommigen een ‘teken’ zijn dat het einde der tijden is aangebroken, klimatologisch bezien is dat onzin. Hyperventilerende media doen echter alsof die warme nazomer (in Nederland!) van 2023 een gevolg is van globale opwarming. Het scheiden van journalistieke vergezichten en wetenschappelijke kennis is voor veel argeloze burgers tegenwoordig een hels karwei.

Tot slot: Dijkstra et al vonden dat het KNMI in 2016 bijna alle keuzes in het homogenisatietraject zodanig genomen had, dat de uitkomst wel móest leiden tot maximale bijstelling naar beneden van hoogste temperaturen. Dát was de voornaamste oorzaak van het feit dat De Bilt maar liefst 16 van zijn 23 hittegolven van vóór 1951 verloor. En dat is ook de oorzaak van het feit dat die warme eerste dagen van september 2023 zo opvielen (alhoewel daar tegenwoordig niet veel meer voor nodig is).

Voor de lezers die nog niet weten hoe we tot de slotsom zijn gekomen dat de homogenisatie van de oudere temperaturen van De Bilt niet deugt verwijs ik naar deze link.

 

Desinformatie?

Fig.1    Bron: Europese Commissie

Na mijn laatste artikel over ‘climate disinformation’ en de manier waarop de club achter www.disinfo.eu meende te moeten duiden welke klimaatwebsites niet deugen, kreeg ik van diverse lezers informatie over financiële ondersteuning vanuit  Europese Commissie  van dergelijke clubjes die ‘desinformatie’  van de bevolking te lijf gaan. Als u op de link onder figuur 1 klikt krijgt u een aardig overzicht van die groepen die de (gesubsidieerd door de EU) jacht hebben geopend op desinformatie.

De tekst van de Europese Commissie begint als volgt: “Horizon 2020, het huidige onderzoeks- en innovatieprogramma, heeft veel middelen ingezet op de betrouwbaarheid van informatie in de traditionele en de sociale media.”  Dat klinkt redelijk, maar wanneer je wat verder kijkt (dan je neus lang is) blijkt het vooral te gaan om berichtgeving op sociale media. “Corona” scoort hoog, maar na het langzaam weg-ebben van de belangstelling daarvoor groeit de belangstelling voor klimaat-desinformatie.


Fig.2   Bron:  Zuidelijke wandelweg

Ik heb ik mijn vorige artikel al laten zien dat er dan makkelijk sprake kan zijn van willekeur en dat allerlei websites die te goeder trouw zijn geframed worden als ‘onbetrouwbaar’. Dat dergelijke door een overheid gesubsidieerde en geëntameerde acties om de bevolking te ‘beschermen’  tegen desinformatie ook wel eens uit kunnen lopen op onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting heeft de geschiedenis bewezen, zie het krantenartikel van figuur 2. In de oorlogsjaren was de radio het moderne  informatiekanaal waar de bezetter weinig vat op had, vergelijkbaar met het internet in de huidige tijd.

Fig.3    Bron: SOMA

Prominente plaats op de website van de EC neemt de organisatie SOMA in. SOMA staat voor “Social Observatory for Disinformation and Social Media Analysis”. Figuur 3 is afkomstig van hun website. Hun oproep naar burgers “Have you spotted a post, a tweet, a reference or other content that seems misleading? Let us examine it!” lijkt redelijk maar is het natuurlijk niet als die uitnodiging afkomstig is van een organisatie die gefinancierd wordt door een overheid.

In dat kader is het interessant om de film “Das Leben der Anderen” te bekijken, een indrukwekkende film over een belangrijk onderwerp: de totale staat. In de voormalige DDR wilde de overheid volledige controle over zijn burgers. De Oost-Duitse inlichtingendienst, de Stasi, telde maar liefst 90.000 medewerkers en zo’n 200.000 informanten. Vooral dat laatste was bedreigend. Immers: je buurman kon je verrader zijn.

Bron: Youtube

Terug naar het begin. Als ik er de tijd voor zou hebben zou ik een dagtaak kunnen hebben aan het natrekken van alle eenzijdige klimaatberichtgeving in de Volkskrant, Trouw of het NOS journaal. Soms doe ik dat wel eens, als een van die genoemde traditionele media het te bont maakt. En dan publiceer ik mijn bevindingen op mijn website. Niet gesubsidieerd door welke overheid dan ook.