Het raadsel van de verdwenen hittegolven deel 2

In het eerste deel van “Het raadsel van de verdwenen hittegolven” liet ik   zien dat er in de periode 1901 – 1951 maar liefst 16 van de 23 hittegolven geschrapt zijn door het KNMI. Dat gebeurde in 2016, toen het KNMI in 5 hoofdstations – waaronder De Bilt – de oude temperatuurwaarnemingen naar beneden bijstelde.

Omdat hittegolven in Nederland officieel alleen maar vastgesteld worden met behulp van de temperaturen in De Bilt gaat daar mijn belangstelling naar uit. Ik lees regelmatig over  ‘hittegolven’  in andere delen van het land, dus niet in De Bilt.  Dat is dus onzin, en blijft onzin, ook al noemen sommige weermannen en -vrouwen dat dan ‘regionale hittegolven’.

Data:  KNMI

In het eerste deel van wat nu een serie dreigt te worden liet ik bovenstaande grafiek zien. Daarin is goed te zien dat de temperatuur van 1901 – 1951 naar beneden is bijgesteld, en het sterkst in de zomer met ~0,5 °C. De data in de grafiek hebben betrekking op de gemiddelde etmaaltemperatuur.

Gaan we kijken naar Tx, de maximum temperatuur gemeten op een bepaalde dag, dan zijn de bijstellingen door de homogenisatie veel drastischer en lopen op tot wel 1,9 °C !  Grofweg kun je zeggen dat de bijstelling van de temperatuur extremer wordt bij hogere temperaturen. Dat is tamelijk onthutsend, zeker als je bedenkt dat de dienstdoende meteorologen destijds de temperatuur moesten aflezen tot op 0,1 °C nauwkeurig. Die Tx is belangrijk voor het vaststellen van hittegolven.

Bron: Meteorologica

Em. hoogleraar Henk de Bruin, die ook heel lang bij het KNMI heeft gewerkt, schreef in 2016 een artikel over die homogenisatie in Meteorologica, het lijfblad van weerkundigen. Bovenstaande grafiek is afkomstig uit dat artikel. Op de horizontale as is Tx afgebeeld, de maximum temperatuur. Verticaal staan de bijstellingen van de temperatuur als gevolg van de homogenisatie. Goed te zien is dat de bijstelling het grootst is bij hogere temperaturen. Bij een Tx > 17 °C betekent de homogenisatie altijd een bijstelling naar beneden.

Data: KNMI

In bovenstaande grafiek is de dTX van alle etmalen tussen 1-1-1901 en 31-8-1951 (de periode van de homogenisatie) weergegeven. Dat is het verschil tussen de Tx voor en na de homogenisatie, en wel Tx na homogenisatie minus Tx vóór homogenisatie. Duidelijk is een jaarlijkse gang te zien van de lijn, met steeds het laagste punt in de zomer van het betreffende jaar. Dat is natuurlijk het gevolg van het feit dat bij hoge temperaturen de bijstelling naar beneden gemiddeld het grootst is.

Data: KNMI

In de grafiek hierboven is het jaar 1947 uit de grafiek daarvoor gelicht. Ik heb 1947 gekozen omdat dat jaar met de gemeten (ongehomogeniseerde) temperaturen maar liefst 3 hittegolven kende, waar na homogenisatie er nog maar 1 van overbleef. Medio augustus is dTx  voor een periode van 6 dagen -1,9 °C, de maximale bijstelling in de homogenisatie. Tussen die lage waarden in de zomer van 1947 zijn er steeds perioden waarin dTx even terugloopt naar waarden tussen 0,0 °C en 0,5 °C.  Wat daar de oorzaak van is laat zich raden.

Data:  KNMI

Maar je kunt dat ook zien in bovenstaande grafiek. De blauwe lijn geeft de gemeten Tx voor elk etmaal in 1947 weer, de rode lijn de gehomogeniseerde Tx. Waar de blauwe lijn niet zichtbaar is vallen de waarden van beide lijnen samen. Te zien is dat als de temperatuur in de grafiek even daalt, de gehomogeniseerde waarden kleiner worden.

Als de maximum temperatuur erg hoog is, is het effect van de homogenisatie het grootst. Je kunt je voorstellen dat dan de nieuw berekende Tx onder de 25 °C (zomerse ondergrens) of onder de 30 °C (tropische ondergrens) zakt. Dat is de oorzaak van het feit dat in de nieuwe, gehomogeniseerde tabellen het jaar 1947 slechts 1 hittegolf telt, terwijl het er met de gemeten temperaturen in 1947 maar liefst 3 zijn (waren).

Data: KNMI

Tot slot heb ik in bovenstaande tabel aangeven wat de hittegolfperioden waren (oud en nieuw) in de zomer van 1947.  Met een gekleurde stip is aangegeven op welke dagen er vanwege de homogenisatie een cruciale daling van de temperatuur heeft plaatsgevonden. Met cruciaal bedoel ik hier dat door de homogenisatie de Tx beneden de 25 °C zakt (dus geen zomerse dag meer is), of beneden de 30 °C (geen tropische dag meer).

De eerste twee hittegolven van 1947 zijn uit de lijst verdwenen doordat vooral tropische dagen veranderd zijn in ‘gewone’  zomerse dagen. De lengte van de enig overgebleven hittegolf, die van augustus, is sterk ingekort vanwege de afname van het aantal zomerse dagen.

In dit bericht heb ik getracht te laten zien dat de ingreep door de homogenisatie van de temperaturen in De Bilt enorm is, zeker als je dat afzet tegen de precisie (0,1 °C) waarmee de temperatuur destijds gemeten werd en nog steeds wordt. Ik heb hier niet uitgelegd waarom die homogenisatie fout is, maar dat komt nog. Omdat het veel inspanning en tijd vergt om die dingen op een rijtje te zetten vraag ik om geduld. Het komt!

Laat u in de tussentijd niets meer wijsmaken over hittegolven in ons land. De homogenisatie van de temperaturen in De Bilt zorgde ervoor dat de meeste hittegolven tussen 1901 en 1951 zijn verdwenen, zodat het lijkt alsof het aantal hittegolven in ons land aan het toenemen is. Dat is natuurlijk koren op de molen van mensen die geloven in of leven van klimaatalarmisme. Die door een slechte homogenisatie veroorzaakte toename van het aantal hittegolven zal u ongetwijfeld nog vaak via radio, tv en krant ingewreven worden als zijnde het gevolg van opwarming door de mens.