Categoriearchief: Geen categorie

Congres Clintel op 18 juni

Stichting Clintel bestaat dit jaar alweer vijf jaar. Dus tijd voor een congres, en wel op dinsdag 18 juni van 10 tot 18 uur in Roelofarendsveen. Dit is het programma (onder voorbehoud):

9:00 uur            ontvangst
10:00 uur          Opening dagvoorzitter
10:05 uur          Boodschap van Guus Berkhout
10:15 uur          Hessel Voortman: versnelt de zeespiegelstijging nu wel of niet?
10:45 uur          Marcel Crok: moet de klimaatoorlog in de rechtszaal gewonnen worden?
11:15 uur          Gregory Wrightstone over zijn boek A Very Convenient Warming
11:45 uur          Feestelijke lancering Nederlandse vertaling boek Wrightstone

12-13:15 uur     Lunch

13:15 uur           Theo Wolters: energietransitie, een reality check
13:50 uur           Bert Weteringe: de impact van het windbeleid
14:25 uur           Jacob Nordangard: The Climate Emergency Illusionists

15:00 uur           Pauze

15:30 uur           Keynote Willie SoonScientific challenges of the “detection and attribution of global warming”

16:45 uur           Borrel
18:00 uur           Einde

Veel interessante sprekers dus! Ik licht er twee uit:

’s Ochtends spreekt waterbouwkundig ingenieur Hessel Voortman.  Voortman heeft de afgelopen tijd gewerkt aan twee razend interessante papers over de zeespiegel, met als centrale vraag of er een versnelling te zien is in de data. De eerste paper over de zeespiegelstijging aan de Nederlandse kust, die enkele maanden geleden verschenen is, heeft veel stof doen opwaaien.

De tweede spreker die ik even wil belichten is de bevlogen Amerikaanse klimaatonderzoeker Willie Soon, die speciaal voor deze gelegenheid naar Nederland komt. Wie het klimaatdebat een beetje volgt kent Willie Soon waarschijnlijk wel. Hij was in 2003 een van de eerste onderzoekers die zich kritisch uitliet over de beruchte hockeystickgrafiek van Michael Mann. Soon en zijn collega Sallie Baliunas hebben het geweten. Baliunas vertelt over deze episode in de onlangs verschenen film Climate: The Movie.

Datum: 18 juni 2024
Tijd: 10 tot 18 uur
Locatie: Hal60 in Roelofarendsveen (Pasteurweg 60, 2371 DW, Roelofarendsveen)
Hal60 is goed bereikbaar met de auto (het ligt vlakbij de A4). Er gaan directe bussen vanuit Schiphol en station Leiden.

Tickets (inclusief koffie en lunch): 49 euro voor Vrienden van Clintel, 79 euro voor overige bezoekers.

Voor inschrijving volg deze link.

 

Hoe de ‘hiatus’ verdween

Fig.1    Bron: IPCC AR5

Gedurende ongeveer 15 jaren, van 1998 tot 2013, stagneerde de gemiddelde temperatuurstijging op aarde. Die stagnatie werd de ‘hiatus’ genoemd. Die stagnatie is in figuur 1 -afkomstig uit het AR5 rapport van het IPCC- grijs gearceerd. Dat was verrassend nieuws in het vijfde IPCC-rapport AR5 The Physical Science Basis uit 2013: de aarde was sinds 1998 nauwelijks opgewarmd.

De weergegeven anomalieën betreffen de afwijkingen van de jaargemiddelde temperaturen van de door HadCRUT gebruikte data ten opzichte van de basisperiode 1961-1990. De officiële temperatuurreeks in figuur 1 was gebaseerd op de CRUTEM landgegevens plus de oceaantemperaturen van Hadley Centre – HadSST2. Maar alle andere beschikbare temperatuurreeksen (NOAA, NASA, Hadley/CRU) waren het in principe eens met deze conclusie. Ze vallen dan ook grotendeels samen in de grafieken. In het AR5-rapport stond: “The observed GMST has shown a much smaller increasing linear trend over the past 15 years than over the past 30 to 60 years, depending on the observation data set. The GMST trend over 1998-2012 is estimated to be around one third to one half of the trend over 1951-2012”.

Fig.2    Bron: NOAA

Die stagnatie was opvallend, omdat de stijging van het atmosferisch CO2-gehalte gedurende die periode onverminderd doorging, zoals figuur 2 laat zien. Die stagnatie is dus niet het gevolg van lagere CO2-emissies door de mens, maar moet een natuurlijke oorzaak hebben.

Fig.3    Data: Crudata

De grafiek in figuur 3 is een recente weergave van de gemiddelde wereldtemperatuur op basis van HadCRUT5 analyses. De grafiek laat zien dat in die nieuwste grafiek van een hiaat in de temperatuurstijging gedurende de periode 1998-2013 geen sprake meer is. Hoe kan dat, wat is hier gebeurd? In de meer recente IPCC rapporten wordt daar met geen woord over gesproken.

Fysicus Clive Best schreef op zijn blog een artikel over de hiatus en het verdwijnen ervan in jongere grafieken, getiteld “Whatever happened to the Hiatus in Global Warming?”. Best is een Britse wetenschapper met een PhD in High Energy Physics. Hij werkte onder andere voor  CERN, Rutherford Lab en JET Nuclear Fusion. Mede door zijn werk werd zijn interesse gewekt voor klimaatverandering en startte een blog.

Het officiële IPCC-standpunt destijds was dat dergelijke pauzes in de opwarming niet onverwacht waren en waarschijnlijk te wijten waren aan natuurlijke schommelingen zoals de AMO (Atlantic Multi Decadal Oscillation). Balmaseda et al schreven in hun paper uit 2013 de temperatuurstagnatie toe aan een extra opslag van warmte in de oceanen. Opgelucht kopte de Volkskrant destijds: Klimaatwetenschap: toch niet ‘verdwenen’…. De extra warmte zakt in de diepzee. The science was dus blijkbaar settled, zoals zo vaak. Maar was dat ook zo? De werkelijkheid is natuurlijk veel ingewikkelder dan voorgesteld werd. Wie het hele verhaal van destijds in een artikel uit 2015 wil nalezen kan hier terecht.


Fig.4    Bron: Clive Best

Begin oktober 2013 boog The Royal Society zich over de hiatus en de vraag was: kunnen modellen de pauze in temperatuurstijging reproduceren? De grafiek van figuur 4 is afkomstig van die bijeenkomst, en het antwoord op de vraag is in de grafiek af te lezen: nee. Maar liefst 111 van de 114 CMIP5 modellen slaagden er niet in om de hiatus te verklaren, ondanks het feit dat ze natuurlijke variatie meenamen. Ze voorspelden te hoge trends. In IPCC-taal betekent dit : Het is “extreem onwaarschijnlijk” dat AR5 modellen de hiaat in de opwarming van de aarde kunnen verklaren (95% waarschijnlijkheid). The science was blijkbaar nog lang niet settled.

Terug naar de hamvraag: hoe kan het dat in latere grafieken de hiatus verdwenen is? Meten is toch weten? Het antwoord is: blijkbaar niet. Die meetgegevens zijn door allerlei veranderingen in de loop der jaren beïnvloed. Best analyseerde die veranderingen in de loop van de jaren:

  • Tot 2013 was de globale temperatuurwaarde gewoon (NH + ZH)/2, maar dit werd later veranderd in (2*NH + ZH)/3 omdat er ruwweg de helft minder landoppervlak op het ZH ligt dan op het NH. Dat is niet onredelijk, maar daarmee kan het verdwijnen van de hiatus niet verklaard worden.
  • Meer dan 600 nieuwe stations op hoge noordelijke breedtegraden werden toegevoegd in CRUTEM4, terwijl 175 stations uit Zuid-Amerika (die vooral afkoeling vertoonden) werden verwijderd. Het netto opwarmingseffect van dit alles was een toename van de opwarmingstrend met ~30% ten opzichte van CRUTEM3.

Jones (2012) schreef: “De opname van veel extra gegevens van het noordpoolgebied (met name het Russische noordpoolgebied) heeft ertoe geleid dat de schattingen voor het noordelijk halfrond (NH) sinds 2001 ongeveer 0,1°C warmer zijn.” CRUTEM4.3 zette deze opwarmende trend voort door nog meer arctische stations toe te voegen en begon met het homogeniseren van gegevens (vergelijkbaar met GHCN V3), zoals hieronder wordt besproken.

  • De temperatuur van het zeeoppervlak wordt al sinds 1850 gemeten met zeer verschillende methoden, variërend van emmertemperaturen, motorinlaattemperaturen tot boeien en satellietgegevens. Het is extra complex omdat de temperatuur varieert met de diepte en andere factoren, terwijl de temperatuur op het land altijd op 2 m boven het oppervlak wordt gemeten. Er zijn ingewikkelde methoden ontwikkeld om dergelijke veranderingen in de instrumentatie te corrigeren. De meest recente HadSST4-gegevens, waarin ook satellietcorrecties voor recente gegevens van boeien zijn verwerkt, hebben ook een significante opwarmingstrend toegevoegd. Zie hier voor meer informatie.

Het algehele resultaat van deze updates is een ogenschijnlijke toename van de  recente opwarming. Dit is te zien door de ongecorrigeerde mondiale temperatuurgegevens te vergelijken met de gecorrigeerde gegevens die op precies dezelfde manier zijn berekend.

Veranderde methodiek en verandering in de hoeveelheid en ligging van de stations hadden dus een opwarmend effect op de data. Maar ook werden enkele ‘correcties’ geintroduceerd op de meetgegevens. De eerste correctie paste een algoritme op alle stationstemperaturen toe, genaamd “paarsgewijze homogenisatie“. Het tweede algoritme heet “Kriging” van de temperatuurgegevens, wat ervan uitgaat dat je temperatuuranomalieën kunt interpoleren naar poolgebieden zonder geregistreerde meetgegevens. Invullen van meetgegevens die er niet zijn. Ik schreef daar al wat over in het artikel van 28 maart j.l. bij het verschil tussen non-infilled en analyses data van CRU.

We bekijken beide nieuwe correcties hieronder.

  • Paarsgewijze homogenisatie. Geautomatiseerde homogenisatie-algoritmen zijn gebaseerd op de paarsgewijze vergelijking van maandelijkse temperatuurreeksen. Het paarsgewijze homogenisatie-algoritme versterkt in feite altijd een regionale opwarmingstrend. Het algoritme zoekt eerst naar verschuivingen tussen naburige “anomalieën” van weerstations. Er kunnen zich inderdaad gevallen voordoen waarbij een station naar een iets andere hoogte is verplaatst, wat een stapfunctieverschuiving in de gemiddelde temperaturen kan veroorzaken. Het algoritme wordt echter algemeen toegepast tussen alle stationsparen, zelfs als ze soms duizenden kilometers uit elkaar liggen. Dit zorgt voor een systematisch versterkt opwarmingseffect, vooral wanneer dit wordt toegepast op de normalisatieperiode van 30 jaar (bijv. 1961-1990).

Fig.5    Bron: Clive Best

We zien in figuur 5 dat het netto-effect van de “paarsgewijze homogenisatie” is dat de schijnbare opwarming sinds ~2000 met ongeveer 0,15C toeneemt.  Hoe zeker zijn we dat deze geautomatiseerde algoritmische correcties wel correct zijn?

In een recent artikel van O’Neill et al uit 2022 is in detail gekeken naar de effecten van het paarsgewijze algoritme op GHCN-V4 en de resultaten zijn verrassend.  Ze downloadden alle dagelijkse versies van GHCN-V4 over een periode van 10 jaar en controleerden zo de toegepaste correcties op consistentie. Ze bestudeerden Europese stations en ontdekten dat er in dat decennium gemiddeld 100 verschillende paarsgewijze correcties werden toegepast, terwijl slechts 3% van deze correcties daadwerkelijk overeenkwamen met gedocumenteerde gebeurtenissen in de metadata, zoals verplaatsingen van stations. Slechts 18% van de toegepaste correcties kwam overeen met gedocumenteerde veranderingen in meetopstelling binnen een venster van 12 maanden. De meeste “correcties” waren ongedocumenteerd. Correcties zonder noodzaak dus. Zie figuur 6

Fig.6    Bron: O’Niell et al 2022

  • Krigingtechniek wordt gebruikt om waarden te extrapoleren naar die delen van de wereld waar geen directe metingen zijn. Dit wordt vooral gebruikt in het noordpoolgebied. Het eindresultaat is altijd een verhoging van de totale opwarming (zie figuur 7). Alle datagroepen maken tegenwoordig gebruik van dit soort technieken om de dekking uit te breiden naar beide poolgebieden.

Fig.7    Data: Crudata

Sinds AR5 is er een trend om alle temperatuurreeksen (GHCN, Berkeley Earth, NASA, HADSST5) zo te uniformeren dat ze met elkaar overeenkomen en een hogere opwarmingssnelheid bevestigen . Deze trend is gebaseerd op 1) homogenisering van metingen van stations, 2) het aanvullen van gegevens met gebieden zonder metingen (kriging) en 3) het mengen van SST met 2 m temperaturen.


Fig.8    Data: Crudata

Figuur 8 laat goed zien wat de effecten zijn geweest op de gemiddelde wereldtemperatuur volgens Crudata in 2013 (Hc4 4 januari 2014) en de jongste versies (Hc5 met en zonder ‘invullen)’. Zo is dus de ‘hiatus’ uit de klimaatannalen verdwenen.

In principe is nu de ‘consensus’ over de opwarming van de aarde bereikt omdat iedereen dezelfde methodologie (homogenisatie, kriging, etc.) en dezelfde onderliggende gegevens gebruikt om de opwarming te berekenen. Er zijn dus geen onafhankelijke datasets meer. Een van de belangrijkste controles op de geldigheid van wetenschappelijke resultaten is dat onafhankelijke groepen de ruwe temperatuurgegevens analyseren met behulp van verschillende methodologieën. Dit proces lijkt te zijn gestopt naarmate de politieke invloed rond klimaatverandering is gegroeid.

Terecht schrijft Clive Best: “Science advances when independent experimental results confirm a theoretical  prediction. It usually never works the other way round

Naar een CO2-vrije wereld?

Em. professor Richard Lindzen schreef onlangs een artikel op de website van Netzerowatch waarin hij een mooi historisch overzicht geeft van het ontstaan van de huidige obsessie met het CO2-vrij maken van de wereld. Althans van een deel van de wereld, en misschien wel een klein deel van de wereld, zoals het er nu naar uit ziet.

Richard Lindzen is een erudiete wetenschapper die meer dan 30 jaar professor was aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en zijn sporen in de klimatologie en meteorologie meer dan verdiend heeft met honderden publicaties. Hij is lid van de Amerikaanse National Academy of Science, van de American Academy of Arts and Sciences, betrokken bij de American Meteorological Society, de American Geophysical Union, de American Association for the Advancement of Science.

Maar het allerbelangrijkste: hij neemt geen blad voor de mond en prikt met gemak door onzinnige beweringen over klimaatverandering. De vertaling van Lindzens artikel is van Hans Labohm, waarvoor dank!

 Hoe is de obsessie met het CO2-vrij maken ontstaan?

Door Richard Lindzen.

De huidige obsessie met het CO2-vrij maken vond zijn oorsprong in de reactie op de verbazingwekkende periode na de Tweede Wereldoorlog, toen gewone arbeiders een huis en een auto konden bezitten. Ik was student in de jaren vijftig en begin jaren zestig. Het bespotten van de slechte smaak en het materialisme van deze mensen was endemisch.

Met de oorlog in Vietnam werden de zaken nog versterkt, omdat de arbeidersklasse werd opgeroepen terwijl studenten uitstel van dienst vroegen (studenten waren in deze periode nog steeds een relatieve elite; de ​​enorme uitbreiding van het hoger onderwijs was nog maar net begonnen). Ze rechtvaardigden hun gedrag door vol te houden dat de oorlog in Vietnam onwettig was, terwijl ze het voor de hand liggende feit negeerden dat Vietnamese mensen naar het zuiden vluchtten in plaats van naar het noorden. Het was in de mode om de VS als slecht te beschouwen. De oppositie ging vaak over tot geweld met groepen als de Weathermen en SDS (Students for a Democratic Society).

In 1968 gaf ik les aan de Universiteit van Chicago. We brachten de zomer door in Colorado, en we hadden een studentenhuis naast ons appartement. Toen we terugkwamen, vonden we een politieauto die ons appartement in de gaten hield. De huisoppas had ons appartement blijkbaar tijdens de Democratische Partijconventie in een studentenhuis voor de SDS veranderd. Ons appartement lag bezaaid met hun lectuur, waaronder instructies voor het vergiftigen van de watervoorziening van Chicago.

Deze periode leek te eindigen met de verkiezing van Nixon, maar we weten nu dat dit nog maar het begin was van de lange mars door de instituties. Momenteel ligt er grote nadruk op de mars door de onderwijsinstellingen: eerst de onderwijsscholen en vervolgens het hoger onderwijs in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen, en nu STEM. *) Wat meestal wordt genegeerd, is dat de eerste instellingen die onder de loep werden genomen, professionele verenigingen waren. Mijn vrouw woonde eind jaren zestig een bijeenkomst van de Modern Language Association bij, en die was al helemaal woke.

Hoewel er momenteel een focus ligt op het veroveren van onderwijs, denk ik dat het een vergissing zou zijn om de traditionele focus op de productiemiddelen te negeren. Het vehikel hiervoor was de verovering van de milieubeweging. Vóór 1970 lag de focus van deze beweging op zaken als walvissen, landschap, schone lucht en water, en bevolking. Met de eerste Dag van de Aarde in april 1970 werd de aandacht echter verlegd naar de energiesector, die immers van fundamenteel belang is voor alle productie en, daaraan gerelateerd, biljoenen dollars omvat.

Deze verschuiving ging gepaard met de oprichting van nieuwe milieuorganisaties, zoals Environmental Defense en de Natural Resources Defense Council. Het ging ook gepaard met nieuwe overheidsorganisaties :  de EPA en het Department of Transportation. Opnieuw waren professionele verenigingen een gemakkelijke prooi: de American Meteorological Society, de American Geophysical Union en zelfs de ereverenigingen, zoals de National Academy of Science en de American Academy of Arts and Sciences.

Er was in het begin wel wat gedoe. De beweging probeerde zich aanvankelijk te concentreren op de mondiale afkoeling, als gevolg van de reflectie van zonlicht door sulfaataerosolen die worden uitgestoten door kolengestookte elektriciteitscentrales. Tussen de jaren dertig en zeventig leek er immers sprake te zijn van mondiale afkoeling. De afkoeling eindigde echter in de jaren zeventig. Er was een extra poging om de sulfaten te binden aan zure regen, die naar verluidt bossen doodden. Ook dit idee bleek een blindganger.

In de jaren zeventig richtte de aandacht zich op CO2 en de bijdrage ervan aan de opwarming via het broeikaseffect. De aantrekkingskracht van het beheersen van CO2 op politieke controlefreaks was duidelijk. Het was het onvermijdelijke product van alle verbranding van op koolstof gebaseerde brandstoffen. Het was ook het product van de ademhaling. Er was echter een probleem: CO2 was een klein broeikasgas vergeleken met de natuurlijk geproduceerde waterdamp. Een verdubbeling van de CO2-uitstoot zou slechts leiden tot een opwarming van minder dan 1°C.

Een artikel uit de vroege jaren zeventig van Manabe en Wetherald kwam te hulp. Met behulp van een zeer onrealistisch eendimensionaal model van de atmosfeer ontdekten ze dat de veronderstelling (zonder enige basis) dat de relatieve vochtigheid constant bleef naarmate de atmosfeer warmer werd, een positieve feedback zou opleveren die de impact van CO2 met een factor 2 zou versterken. Het principe van Le Chatelier, dat stelt dat natuurlijke systemen de neiging hebben zich tegen verandering te verzetten, maar om eerlijk te zijn: dit principe was niet iets dat rigoureus bewezen was.

Positieve feedback werd nu de standaard van alle klimaatmodellen, die nu reacties produceerden op een verdubbeling van de CO2-uitstoot van 3°C en zelfs 4°C in plaats van op een schamele 1°C of minder. Het enthousiasme van politici werd grenzeloos. Deugdsignalerende elites beloofden binnen een decennium, of twee, of drie, een netto-nul-uitstoot te bereiken, zonder enig idee hoe ze dat moesten doen zonder hun samenleving te vernietigen. Gewone mensen, geconfronteerd met onmogelijke eisen aan hun eigen welzijn, hebben een opwarming van een paar graden niet erg indrukwekkend gevonden. Weinigen overwegen zich terug te trekken naar het Noordpoolgebied in plaats van naar Florida.

Opgewonden politici, geconfronteerd met dit verzet, hebben verwoed hun narratief veranderd. In plaats van minuscule veranderingen in de temperatuurmetingen te benadrukken, wijzen ze nu op extreme weersomstandigheden – die bijna dagelijks ergens op aarde voorkomen – als bewijs, niet alleen van klimaatverandering, maar ook van klimaatverandering als gevolg van de toenemende CO2-uitstoot (en nu ook van de nog verwaarloosbare bijdragen aan het broeikaseffect, zoals methaan en lachgas), ook al vertonen dergelijke extremen geen significante correlatie met de uitstoot.

Vanuit politiek oogpunt bieden extremen handige beelden die meer emotionele impact hebben dan kleine temperatuurveranderingen. De wanhoop van politieke figuren gaat vaak verder dan de bewering dat klimaatverandering een existentiële bedreiging is, ook al komen de officiële documenten die zijn verschenen om de zorgen over het klimaat te ondersteunen nooit in de buurt van deze bewering.

Ik moet opmerken dat er één uitzondering was op de focus op opwarming, en dat was de kwestie van de aantasting van de ozonlaag. Maar zelfs deze kwestie diende een doel. Toen Richard Benedick, de Amerikaanse onderhandelaar van de Conventie van Montreal die Freon verbood, op de terugweg uit Montreal het MIT passeerde, verheugde hij zich over zijn succes, maar verzekerde ons dat we nog niets hadden gezien; we moeten afwachten wat ze met CO2 gaan doen. Kortom, de ozonproblematiek vormde een opstapje voor de opwarming van de aarde.

Natuurlijk is de aantrekkingskracht van macht niet het enige dat politici motiveert. Het vermogen om biljoenen dollars toe te kennen om onze energiesector te heroriënteren betekent dat er ontvangers zijn van deze biljoenen dollars, en deze ontvangers hoeven slechts een paar procent van deze biljoenen dollars te delen om de campagnes van deze politici gedurende vele verkiezingsrondes te ondersteunen.

***

*) STEM (Science, Technology, Engineering, and Mathematics) is een onderwijsmethodiek die zich richt op de ‘harde’ wetenschappen om kritisch denken en technische kennis te ontwikkelen en probleemoplossende vaardigheden te verbeteren.

Gasputten dichten


Fig.1    Bron: NOS

De Groningse gasputten worden definitief gedicht met cement. Hoe dat gaat toont de NOS pagina over het onderwerp, met begrijpelijke plaatjes.

Maar hoe definitief is definitief? Het artikel stelt: “Volgens TNO is cement in de put storten inderdaad heel definitief. Als je daarna toch weer gas wilt winnen in dat veld, dan moet je het beton uitboren of een nieuwe put slaan. Dat kost miljoenen. Maar belangrijker: je moet er nieuwe vergunningen voor aanvragen en dat kan jaren duren. Bij onder meer Staatstoezicht op de Mijnen, TNO en het ministerie. Dit zijn langdurige procedures en bezwaartermijnen.”

Ik heb Jan, die zijn hele leven in de gasboringen heeft gewerkt, gevraagd om zijn licht eens te laten schijnen over de technische kant van de kwestie.


Fig.2    Bron: Wikipedia

Je kan een ‘well’ (boorput) op verschillende manieren ‘killen’ zoals dat in vaktermen heet. Je kan er een ‘plug’ in zetten, dat gebeurt vaak om een put tijdelijk even dood te maken voor als je b.v. een ‘wellhead’ moet wisselen. Een wellhead of putmond is de afsluiter aan het oppervlak van een olie- of gasbron dat de structurele en drukbevattende interface vormt voor de boor- en productieapparatuur (fig.2).

Wil je een boorput voor langere tijd sluiten, dan pomp je er bijvoorbeeld een zware vloeistof op zodat de statische druk van de kolom een stuk hoger is dan de ‘bottom hole pressure’, de opwaartse druk van het aardgas. Dat is een oplossing voor langere tijd. Wil je hem afsluiten met het idee dat je toch niet meer gaat produceren dan cementeer je de put met een speciaal cement. Maar als je die put weer in productie wil brengen dan boor je met gemak door dat cement heen. Men boort eigenlijk altijd door cement heen.


Fig.3    Bron: wikipedia

Een productieput is opgebouwd uit een buitenste pijp die in de grond wordt geheid. Daarna volgen meestal 3 casings. Die casings worden gecementeerd zodat ze vast zitten in de voorgaande casing. Men plaatst een casing shoe op de laatste casing, daar zit een soort van terugslagklep in en dan wordt er aan de bovenkant van de casing cement ingepompt. De casing zit dan nog vol boorspoeling. Je kan aan de return van de boorspoeling zien of het cement ook op de juiste plaats komt en niet ergens onderweg in een formatie verdwijnt. Als je op een later moment verder gaat boren moet je dus altijd eerst door een laag cement boren.

As er kans op een blow-out ontstaat pompt men het boorgat vol cement om de lekkage te dichten. Dat doen gespecialiseerde bedrijven zoals Halliburton of Schlumberger. Elke boorlocatie heeft een vaste opstelling voor een cement unit zodat ze te allen tijde kunnen ‘cementeren’. Als na een dergelijke ‘wash-out’ de casing is gecementeerd boort men gewoon verder, meestal met een sidetrack. Men freest dan een opening (‘window’) in de bestaande casing en gaat dan enigszins gedevieerd (met een bochtje) verder de formatie in (een formatie is in de geologie een eenheid van gesteente).


Fig.4    Bron: Strobel et al 2020

Door cement boren is dus geen enkel probleem. De ondoorlatende top rock of cap rock waaronder zich het poreuze reservoirgesteente met aardgas bevindt (figuur 4) is vaak veel harder dan cement. Een boorput cementeren is dus niet voor ‘eeuwig’, daar boor je zo weer doorheen. Het is ook vrij eenvoudig om naast de volgestorte put een nieuw gat te boren als je het gas echt nodig hebt. Je weet dan in elk geval dat er gas zit.

Kortom: 500m cement is technisch bezien niet definitief, zoals veel media schreven. Als men op een later moment dat gas toch nodig heeft dan is datgeen enkel probleem. Maar het is wel duur natuurlijk om eerst bestaande infrastructuur te vernietigen en dan opnieuw te beginnen, en omslachtig.

Steeds meer factcheckers met steeds meer invloed

Onlangs werd op een Facebook pagina van mij een link naar de film Climate: the Movie verwijderd. Protest hielp niet, de factcheckers van FB vonden de documentaire misleidend. Volstrekte onzin. Iets dergelijks overkwam me ook op mijn Linkedin pagina, maar dat werd na protest van mijn kant binnen een uur ingetrokken, met excuses. Zo kan het dus ook.

Er is de afgelopen paar jaar een wildgroei ontstaan van factcheckers. Een van mijn lezers stuurde me een opmerkelijke videolink daarover. Een door overheden gesponsorde instantie censureert journalistiek. Die instantie is genaamd GDI, de Global Disinformation Index. GDI werd in 2018 opgericht in het Verenigd Koninkrijk met als doel om het bedrijfsmodel van online desinformatie te verstoren door beledigende publicaties van financiering te beroven. Behalve van de Open Society Foundation van George Soros ontvangt de GDI geld van de Britse overheid (via de FCDO), de Europese Unie, het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken en een instantie genaamd Disinfo Cloud, die is opgericht en wordt gefinancierd door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.

GDI definieerde de term ‘disinformation’ in eerste instantie als “opzettelijk valse inhoud, ontworpen om te misleiden”. Binnen deze strikte parameters kun je zien hoe het nuttig had kunnen lijken om toegewijde fact-checkers te hebben die de meest flagrante overtreders identificeerden. Maar sindsdien is de definitie uitgebreid naar alles wat een “tegendraads verhaal” is.  GDI-oprichter Clare Melford legde in een interview aan de LSE in 2021 uit hoe deze uitgebreide definitie “nuttiger” was, omdat het hen in staat stelde om verder te gaan dan het controleren van feiten en zich te richten op alles op het internet dat zij als “schadelijk” beschouwen:

Veel desinformatie is niet alleen of iets waar of onwaar is – het ontsnapt aan de grenzen van fact-checking. Iets kan feitelijk accuraat zijn maar toch zeer schadelijk… [GDI] leidt je naar een meer bruikbare definitie van desinformatie… Het zegt niet dat iets wel of geen desinformatie is, maar het zegt dat inhoud op deze site of dit specifieke artikel inhoud is die anti-immigrant is, inhoud die anti-vrouw is, inhoud die antisemitisch is...”

Freddie Sayers van het onderzoeksplatform UnHerd onderzocht GDI en werd door een commissie van the House of Lords uitgenodigd om uitleg te geven. GDI lijkt het topje van de ijsberg te zijn. Dat ‘scannen’ van andermans mening , eventueel gevolgd door uitsluiting, gaat grotendeels met behulp van AI. Een zeer gevaarlijke ontwikkeling. Zie de video:

Die natte winter

Fig.1    Bron: Telegraaf

De Telegraaf berichtte vanmorgen dat het afgelopen half jaar (van oktober 2023 t/m maart 2024) buitengewoon nat was. Dat klopt, ik had nog niet meegemaakt dat mijn keldervloer maanden achtereen nat was. Dat was het gevolg van een zeer hoge grondwaterstand die lange tijd aanhield. De dichtst bijgelegen peilbuis van mijn waterschap liet vanaf 2014 het volgende verloop zien van de grondwaterspiegel:


Fig.2    Data: Waterschap Aa en Maas

De jaarlijkse schommelingen in de grondwaterstand zijn vooral het gevolg van verschillen in verdamping. Die is het grootst in de zomermaanden, als de luchttemperaturen hoog zijn en er veel direct zonlicht is. Die verdamping is grofweg van april tot oktober groter dan de neerslag, waardoor neerslag in deze periode het grondwater niet meer kan aanvullen. Door afvloeiend grondwater naar de lagere delen (sloten en beken) in hoog Nederland  daalt het grondwaterpeil dan gestaag.

Goed is te zien dat de hoogste grondwaterstanden van de afgelopen winter hoger lagen dan de voorafgaande winters. De verschillen zijn niet spectaculair (tussen afgelopen winter en de vorige maar ongeveer 10 cm) maar dat kan voldoende zijn om de kelder nat te maken. Bovendien vertonen de hoogste standen van afgelopen winter een opmerkelijke brede top, gevolg van een aaneenschakeling van neerslagperiodes.

Ik kijk naar de neerslag van het afgelopen jaren in De Bilt. Dat station ligt mooi centraal in het land en de dagelijkse neerslagdata beginnen al in 1906.


Fig.3    Data: KNMI

De krant keek naar de halfjaarlijkse periode van 1 oktober t/m 31 maart, ik noem dat het winterhalfjaar. Die periode heb ik in de grafiek van figuur 3 bekeken, vanaf 1906. Te zien is dat dat laatste winterhalfjaar opmerkelijk nat verlopen is. In De Bilt viel in het winterhalfjaar 2023-2024 784 mm neerslag, het een na natste winterhalfjaar was 1998-1999 met 649 mm. Dat is een fors verschil.

Net zoals in een vorig artikel eind vorig jaar keek ik ook naar de halfjaarlijkse voortschrijdende neerslagsom in De Bilt. Dus niet de vaste periode van 1 oktober t/m 31 maart, maar onafhankelijk van de datum de neerslagsom van een periode met een lengte van een half jaar. En die periode schuift dan steeds 1 dag op (voortschrijdend). Dat ziet er dan zo uit:


Fig.4    Data: KNMI

Omdat ik nu 43.198 data moet afbeelden kon ik hier geen staafgrafiekgebruiken maar was een lijngrafiek noodzakelijk.

De grafiek ziet er ook wat de data betreft anders uit dan die van figuur 3. De laatste ‘top’ rechts heeft nu een maximum van 810 mm. Dat is de neerslagsom van 5 juli 2023 tot 3 januari 2024. Maar de hoogste top van de voortschrijdende neerslagsom is te vinden in 1998. Toen viel in De Bilt van 21 mei 1998 tot 19 november 1998 maar liefst 825 mm neerslag, iets meer dan in de winter 2023-2024. Omdat dat natste halfjaar van 1998 plaatsvond in de zomer en herfst, waren de gevolgen voor de grondwaterstand vanwege de hoge zomerverdamping  veel kleiner dan de afgelopen winter.

Flink wat wateroverlast dus afgelopen winter. Maar er zijn ook voordelen. Een ervan is het feit dat het hoogveenontginningsgebied De Peel momenteel een ongekend hoge waterstand heeft. Droge jaren zijn funest voor dit type natuurgebied. Die droogte is een vele malen grotere bedreiging voor dit natuurgebied dan de veelbesproken stikstofdepositie. De Zuidelijke Rekenkamer schrijft in het rapport Natuurdoelstellingen Peelvenen :

” Natuurbehoud Peelvenen: hoge waterstand is topprioriteit. De grootste uitdaging voor hoogveenlandschap is nat blijven. Wanneer, door daling van de waterstand, zuurstof in het veen binnendringt, breekt het veen 20 keer zo snel af dan dat het zich onder waterverzadigde omstandigheden nieuw vormt. Uiteindelijk dient een plek met actieve veenvorming zo’n 95% van de tijd waterverzadigd te zijn. Als aan die randvoorwaarde is voldaan dan loopt het regeneratieproces als het ware vanzelf, want een gezond en robuust hoogveenlandschap is in hoge mate zelfregulerend.”

LinkedIn

Ik ‘zit’ al een aantal jaren op LinkedIn, maar gebruikte het zelden omdat ik meende dat het vooral bestemd was voor het bouwen aan je carrière. En dat traject ben ik al voorbij. Intussen weet ik dat het ook een uitstekend communicatiemiddel is tussen professionals. Daarom zette ik een aantal dagen geleden voorzichtig een berichtje op mijn Linkedin pagina over de jongste klimaatdocumentaire:

Tot mijn verbazing kreeg ik een email van LinkedIn:


Omdat ik me van geen kwaad bewust was keek ik nog eens aandachtig naar mijn bericht maar kon niets vinden waarop de redactie van LinkedIn getriggerd zou kunnen zijn. Ik heb dan ook meteen het verzoek gedaan om deze zaak nog eens te bekijken en kreeg al snel bericht:


Gelukkig maar. De automatische zoekmachine van LinkedIn stond misschien een tikje te scherp afgesteld op ‘klimatologische misinformatie’. Of zou iemand LinkedIn getipt hebben over mijn ‘ongepaste’ post? Mocht u de documentaire nog niet gezien hebben, hier is ie nog een keer:

De opwarming ontrafeld

Tegenwind.tv heeft vorig jaar een viertal interviews met prof. Kees de Lange afgenomen.  In bovenstaande aflevering heeft Kees de Lange het over één van zijn stokpaardjes: de opwarming van de aarde. De Lange wordt op Wikipedia omschreven als ‘klimaatontkenner’. Hij vindt dat pure framing, en terecht. De Lange is een gevierd natuurkundige, die uitstekend in staat is om ingewikkelde materie begrijpelijk uit te leggen. Kijken dus!

De frustraties van een wetenschapsjournalist

Maarten Keulemans, journalist bij de Volkskrant, is sinds het verschijnen van de documentaire “Climate: The Movie (The Cold Truth)” in de ban van deze video. Hij schreef op X:  “ I’m a Dutch science journalist, and I watched @climatethemovie.  It’s full of crap.   Here’s my step-by-step walkthrough, translated by popular request!   Enjoy the ride! ” Daarna volgde een waslijst aan ‘fouten’.

Ik waag me zelden op X, te nerveus, teveel te korte statements. Maar Marcel Crok vroeg me om eens mee te kijken naar de bezwaren van Keulemans op de documentaire. Dat deed ik, maar ik ben niet verder gekomen dan de eerste 29 opmerkingen van Keulemans. Hij heeft ze intussen uitgebreid tot 51 zag ik.

Mijn conclusie is dat Keulemans soms slordig, soms onjuist en soms misleidend commentaar geeft. Hieronder mijn commentaar op die eerste 29 opmerkingen. Die opmerkingen van Keulemans zijn vetgedrukt.

2/ … After a fairly ok summary “it was much warmer in prehistoric times than today” (sure, but
who cares?)   Yup: first lie.  This graph, of temperatures over the past 2000 years
:


Fig.1

Zie onder  /3

3/ …It’s a well known reconstruction, by Ljungqvist. https://jstor.org/stable/40930999  Except… it’s TWENTY YEARS OLD.

Fig.2   Bron: Ljungqvist

Ljungqvist’s onderzoek stamt uit 2010 en is niet  “TWENTY YEARS OLD” . De einddatum van de onderzochte periode is 1999. Het niet ongebruikelijk dat er een gat zit van meer dan 10 jaren tussen de einddatum van proxydata en publicatie van onderzoeken, ook al omdat sommige proxies gewoon niet voorhanden zijn uit recente jaren.

4/ …Today, we know that the ‘warm’ Medieval and Roman periods from the graph were actually REGIONAL

Fig.3    Bron: Neukom et al

“…Today we know” straalt een zekerheid uit die er niet is. Ljungqvist’s onderzoek WAS regionaal (NH, extratropical) vooral vanwege het ontbreken van voldoende betrouwbare proxydata zoals hij schrijft. De drie kaartjes van figuur 3 die Keulemans gebruikt zijn uit de koker van Pages2K consortium. Over die kaartjes n over de kwaliteit ervan hieronder meer.

5/ …Modern reconstructions of temperatures since the year zero AD look more like this:

Fig.4    Bron: Neukom et al 2019

 De figuren 3 en 4 zijn afkomstig van  recente publicaties van Neukom et al uit 2019. De auteurs stellen op basis van proxy-onderzoek dat de warme Middeleeuwen (MWP) en de Kleine IJstijd regionale verschijnselen waren, en dat de opwarming na pakweg 1880 mondiaal is, dus overal gemeten wordt.  In de paper staat een kaartje met de locatie van de proxies. Dat zijn er ongeveer 200, verspreid over de hele wereld. De meeste proxies liggen op het NH, in Noord-Amerika, West-Europa en Oost-Azië. Ruim 30 liggen op het ZH.

Fig.5    Bron: Neukom et al

Vrijwel alle proxylocaties op het ZH liggen op het vasteland of aan de kust. Toch ‘presteert’ het onderzoeksteam om een complete wereldkaart te vullen met ‘Mediaeval Climate Anomaly (751–1350 AD)’. Zie middelste kaartje van figuur 3.  Dat is vooral voor het ZH nogal bijzonder omdat het grootste deel daarvan uit water bestaat waar vrijwel geen gegevens van zijn. Zie hier.

Figuur 3 rechts suggereert dat de opwarming van de aarde in het (post)industriële tijdperk een mondiaal verschijnsel is. Om te zien of er werkelijk sprake is van een postindustriële mondiale opwarming heb ik met behulp van de GISS NASA site het volgende kaartje gemaakt:

Fig.6    Bron:  GISS NASA

Het kaartje laat de temperatuuranomalie zien van de periode 1880 t/m 2023, de periode met de industriële output van CO2. De data zijn afkomstig van GHCN-V4 (land) en ERSST_v5 (oceaan). Het kaartje laat zien dat van een werelddekkende recente opwarming zoals het rechterkaartje van figuur 3 suggereert, geen sprake is.

In de bijlage “Methods”  bij de publicatie verwijzen Neukom et al naar de gebruikte data die zijn opgeslagen bij NOAA en Figshare. Van alle gebruikte gegevens zijn de metadata en de analysedata daar te vinden. Veel van de gebruikte proxies op het ZH bestaan uit koraalafzettingen. Geen enkele koraalproxy bestrijkt de middeleeuwen en van de boomringproxies slechts 1, zodat het aantal bruikbare proxies op het ZH voor een lange temperatuurreconstructie sterk gereduceerd wordt. Van het totaal aantal van 47 proxies op het ZH die door  Neukom et al zijn gebruikt voor de studie bestrijken er slechts 9 dat deel van de middeleeuwen dat meestal tot de MCA gerekend wordt, het tijdvak van 1000 tot 1200 CE.

Afgezien van de beperkte lengte van de meeste proxies is het heel lastig om met slechts 43 proxies een adequate ruimtelijke dekking te krijgen op het zuidelijk halfrond. De proxies zijn bovendien zeer ongelijk verspreid, zodat een groot deel van het oppervlak van het ZH niet bestreken wordt. Zo telt het vasteland van Afrika geen enkele proxy, slechts 2 proxies liggen voor de kust van Oost-Afrika en enkele in de buurt van Magaskar. Ik schat op basis van figuur 1 in de publicatie dat de helft van het totale oppervlak van het ZH meer dan 2000 km verwijderd ligt van de dichtstbijzijnde proxy.  Het centrale deel van de Atlantische Oceaan ligt zelfs meer dan 5000 km verwijderd van de dichtstbijzijnde proxies. Alleen al op grond daarvan lijkt het me volstrekt onmogelijk een reconstructie van de pre-industriële temperatuur te maken die het ZH ‘dekt’.

Toch stellen Neukom et al: “we find that the warmest period of the past two millennia occurred during the twentieth century for more than 98 per cent of the globe.” Een conclusie waarachter je mijns inziens alleen al op basis van het aantal proxies en de ruimtelijke spreiding op het ZH grote vraagtekens kan zetten.

In het hoofdstuk Methods zegt Neukom wel wat over de invloed van de ongelijkmatige verdeling in tijd en ruimte van de proxydata op de onzekerheid van de temperatuurreconstructie: “While the spatial distribution of the proxy network is global, the Northern Hemisphere contains more proxies than the Southern Hemisphere, and the number of proxies decreases further back in time. Consequently, the reconstructions generally have highest confidence and intermethod agreement closer to the present and nearest to the proxy locations.”

Dat laatste lijkt me een understatement.

6/ …Plus, the documentary LEAVES OUT the last bit of Ljungqvist’s graph. Today, it would look like this :

Fig.7

Hier maakt Keulemans dezelfde fout als Ljungqvist, namelijk een grafiek gebaseerd op proxydata verlengen met data op basis van temperatuurmetingen (??). Het aan elkaar plakken van verschillende reeksen is in sommige kringen populair,  maar een ‘doodzonde’ in de wetenschap. Gelukkig hebben de makers van de documentaire Climate: The Movie (The Cold Truth) die fout niet gemaakt en alleen de grafiek van Ljungqvist gebruikt die gebaseerd is op de door hem onderzochte proxydata.

7/ …Hey! It’s the good old Central England Temp Record! A classic, among climate skeptics.  Because it appears to show there has been *hardly any warming* since, say, 1650… Until you take a closer look

Fig.8

Zie onder 8/

8/ …A few things aren’t right. First of all, the real graph VERY CLEARLY shows warming is indeed happening…

Fig.9

Eerlijk gezegd zie ik weinig verschil tussen figuur 8  en figuur 9   Onderaan figuur 8 lees ik :  ‘…is de temperatuur voorzichtig gestegen met iets meer dan 1 graad Celcius’.  De enige verschillen die ik zie tussen beide grafieken is dat de tweede wat verder in de tijd doorloopt (ik schat t/m 2022) en de aanwezigheid van een tweede moving averagelijn. De getallen in figuur 8 langs de y-as zijn moeilijk te lezen, maar de moving averagelijn in deze figuur lijkt erg op die 10y moving average van figuur 9.

Uit nieuwsgierigheid heb ik van de meest recente data van CET ( t/m 2023) onderstaande grafiek gemaakt. De trend van 1659 t/m 2023 is 1,1 °C.

Fig.10    Data: Metoffice

9 / …And secondly: Central England is of course just a pinprick on the map. Lots of regional influence here. Here’s the AVERAGE of measurements, on the Northern Hemisphere :

Fig.11

Inderdaad, Central England is de aarde niet, maar wijkt er toch weinig van af. De grafiek van figuur 11 die Keulemans afbeeldt is gebaseerd op de Hadcrut5 analyses data. Ongebruikelijk is dat Keulemans bij de gebruikte jaardata als laatste getal een maandtemperatuur (de januaritemperatuur van 2024) toevoegt.

Over die analyses data die in figuur 11 gebruikt zijn schrijft Metoffice: “Combined land [CRUTEM5] and marine [HadSST4] temperature anomalies on a 5° by 5° grid with greater geographical coverage via statistical infilling (Morice et al., 2021)”. Vetgedrukt is van mijn hand.

Ik ben niet dol op data die niet gemeten maar ‘statistisch ingevuld’ zijn. Daarom gebruik ik de HadCRUT5 Non-Infilled version 5.0.2.0 die ook voorhanden is. Die data leveren deze grafiek voor het NH op (t/m december 2023):


Fig.12    Data: Crudata

De trend over de gehele periode is 1,13 °C. Dat wijkt dus weinig af van die van CET.  Ter vergelijking heb ik de trend van de Hadcrut5 analyses data (t/m december 2023!) van figuur 11 ook bepaald: 1,31 °C.  Dat statistisch ‘invullen’ door Hadcrut van temperaturen waar meetgegevens ontbreken levert dus een trendtoename van bijna 0,2 °C op.

10/ …It doesn’t get better than this. Peak climate scepticism: “What we see is simply a recovery after the Little Ice Age”. ‍♂️ Um, nope.

Geen argumentatie.

11/ …The Little Ice Age was probably the sum of several natural factors: sun ☀️ volcanism maybe sea current And those factors are simply NOT doing the heavy lifting now. Actually, the climate should cool DOWN a bit.

Fig.13    Bron: IPCC AR6 Figuur SPM.1b

De bijgeleverde grafiek laat zien dat de door het IPCC gebruikte modellen (in de Summary for Policymakers)  van simulated human & natural factoren heel aardig de gemeten temperatuurontwikkeling volgen ten opzichte van simulated natural only (solar & volcanic) factoren. Maar is dat een bewijs dat vooral menselijke factoren een rol spelen bij de recente opwarming? Bekend is dat je een model zo kunt tunen dat het een door jou gewenst gedrag vertoont. Ook bekend is dat de meeste sophisticated klimaatmodellen het nog steeds  niet goed doen.


Fig.14    Bron: Roy Spencer

Figuur 14 laat zien dat de meeste getoonde modellen sterkere opwarming vertonen dan gemeten. En dan te bedenken dat het hier om een selectie van 26 modellen gaat. Veel modellen die hier niet getoond worden zitten links van de grafiek.

Prof. Christy onderzocht het gedrag van 40 CMIP6 modellen tot 2020 versus waarnemingen in de tropen op 200-300hPa hoogte. Vrijwel alle modellen waren aanzienlijk warmer dan de observaties:

Fig. 15    Bron: Clintel

Kortom, het is voor Keulemans heel makkelijk om een grafiek te omarmen zoals figuur 13, die aansluit bij zijn narratief, maar dat wil zeker niet zeggen dat dat een ‘bewijs’ is. Gezien de onderzoeksresultaten van Spencer en Christy betwijfel ik of het getoonde in figuur 13 klopt.

12/ …Here’s another nice one. “In Central Park, temperatures haven’t changed since 1940! The normal temperature fluctuations are much greater.” No shit, Sherlock.

Fig.16

Zie onder 13/

13/ It’s misleading. Central Park is hardly representative of the US. Here’s the national statistics. Seems the world is warming up in the US too.


Fig.17

Nergens in de documentaire wordt beweerd dat de temperatuurontwikkeling in Central Park representatief is voor die van de gehele USA. Het ging in de grafiek van figuur 16 om het feit dat de temperatuurverschillen van jaar tot jaar veel groter kunnen zijn dan de “maximale” 1,5 °C die vastgelegd is in het Akkoord van Parijs.  Misleidend is hier dus niet de gebruikte grafiek maar de reactie van Keulemans.

14/ …This also gives MORE temperature records. Here’s a beautiful time series from @Datagraver  , in my country. Of the number of daily temperature records. Fewer and fewer COLD records each year. And more and more HEAT records..

Fig.18

Dat klopt bijna. Je krijgt bij opwarming minder kouderecords, maar het aantal warmterecords per jaar neemt echter niet toe, zoals Keulemans beweert. Dat ‘more and more HEAT records’ klopt dus niet. Het aantal warmterecords blijft door de jaren heen stabiel, maar dát is nou juist toch een aanwijzing dat het gemiddeld warmer geworden is.

15/ …Here’s the next box to tick on the climate bullshit bingo card: “The earth isn’t warming up! It’s because the thermometers are more and more in the city!

https://twitter.com/i/status/1771644266604790029

Het gaat om het onderste fragment. Het commentaar van Keulemans is een grof staaltje voor-de-gek-houden. “The earth isn’t warming up! It’s because the thermometers are more and more in the city!” is een volstrekt onjuiste weergave van wat Roy Spencer hier zegt. Spencer is een gerespecteerde wetenschapper die nooit de onzin zou verkondigen die Keulemans hem in de mond legt. Hij is onder andere bekend om zijn werk op het gebied van temperatuurmeting via satellieten (UAH), waarvoor hij de speciale prijs van de American Meteorological Society heeft gekregen. Volstrekt verwerpelijk wat Keulemans hier doet.

16/ …Sure.  Then those buildings and parking lots have also been built… at sea? (blue)

Flauw. Ik ken niemand die ontkent dat het de afgelopen decennia warmer geworden is.


Fig.19

17/ (The fact that land masses heat up more than the sea is simply because the oceans cool themselves, by evaporation.)

Als dat zo is kan dat alleen overdag waar zijn, omdat direct zonlicht veel meer bijdraagt aan verdamping dan aan temperatuur. s’ Nachts koelt het land meer af dan de oceanen. Verdamping kan zeker een deel van de dag/nachtvariaties verklaren, maar tussen 60 ZB en 60 NB is de gemiddelde temperatuur van het zeeoppervlak wereldwijd aanzienlijk hoger (5-6 °C) dan de gemiddelde temperatuur op het land. Deze verklaring met afkoeling door verdamping is dus klinkklare onzin. (met dank aan Ad Huijser)

18/ …And of course, scientists DO COMPENSATE for urban heat, by comparing their measurements with rural areas (green ). Interestingly, it often doesn’t even matter that much. Urban weather stations are often located in parks, etc.


Fig.20

Lui et al 2022 komen in een recente publicatie op een de gemiddelde opwarmingstrend aan het oppervlak is 0,50 ± 0,20 K/decennium  in de stedelijke kernen van meer dan 2000 stadsclusters wereldwijd. Die urbane trend is 29% groter dan de trend voor de landelijke achtergrond.

Fig.21    Bron: Liu et al 2022

De vraag is of je urbane temperatuurdata moet corrigeren, het zijn immers de werkelijke temperaturen. In een discussie over de vraag naar de oorzaken van recente opwarming mag natuurlijk het UHI effect en de invloed daarvan op temperatuurmetingen niet ontbreken.

19/ …Aaaaand, yes!! “CO2 is plant food” Anyone Bingo yet? (The point, of course, is that climate change is about the 46% of our CO2 emissions that is *NOT* absorbed by nature, and ends up in the atmosphere.)

Dit spreekt natuurlijk vooral de mensen aan die onvoorwaardelijk geloven in de hypothese dat CO2 de enige/belangrijkste opwarmingsfactor is van de afgelopen decennia. Verder niets dan goeds over méér CO2 (aangetoonde vergroening van de aarde de afgelopen decennia, en hogere voedselproductie, Zie onder andere hier ).

20/ …Even about something that is TRUE (plants absorb CO2), the documentary manages to get it wrong. Wut? Did “all life nearly got extinct” during the Last Glacial Maximum?

Gerhart et al (2010) onderzochten de invloed van lage atmosferische CO2 gehaltes van 180-190 ppm op planten tijdens de afgelopen glacialen. Uit studies die zijn uitgevoerd werd duidelijk dat bij een lage atmosferische CO2 concentratie (180-200 ppm) moderne C3-plantengenotypes ernstige reducties vertonen in fotosynthese, overleving, groei en voortplanting. Dat suggereert dat verminderde CO2 tijdens glaciale perioden kan hebben geleid tot koolstofbeperkingen die zeer belastend zijn geweest voor C3 planten. Men kan zich voorstellen dat bij 150 ppm de ondergrens van wat de biosfeer aankan wel bereikt is.

21/ …The mighty mammoth begs to disagree. (Not to mention all prehistoric life  in the tropics back then)

CO2 is een well mixed gas. Dat betekent dat de ondergrens van ~150 ppm voor de hele planeet geldt, dus ook voor de tropen (en periglaciale gebieden). In de tropen was tijdens glacialen de temperatuur geen beperkende factor, maar CO2 wel.

22/…Plus, it’s not like we’re running out of CO2. Here’s the CO2 over the past 800,000 years. Currently, we’re at 420 ppm.


Fig. 22

Goed is te zien dat het CO2 gehalte tijdens elk glaciaal dichtbij of onder de 200 ppm duikt, De 400 ppm die we op dit moment meten is laag als we wat verder terug kijken. Aan het begin van het Tertiair (ruim 60 mln jaar geleden) was het atmosferisch CO2-gehalte bijna 1000 ppm, maar dat is nog steeds lager dan wat glastuinders in hun kassen gebruiken om de opbrengsten te verhogen.

23/ Another classic: “There is a correlation between CO2 and temperature, but the other way around: CO2 only rises after temperature.” This is actually true. But only PARTLY.

En dat is nu juist de vraag. Paleoklimatologisch onderzoek laat zien dat het de afgelopen 2 miljoen jaar inderdaad zo is dat bij de afwisseling van glaciaal-interglaciaal de temperatuur leidend is en het atm. CO2-gehalte volgend. Hoewel de uitstoot van CO2 door menselijke activiteiten in tonnen groot is, betreft het toch slechts 4%  van de totale CO2 flux richting atmosfeer. De rest is van natuurlijke oorsprong. In het narratief van het IPCC is die 4% de boosdoener, want die zou het ‘delicate’ evenwicht tussen source en sink verstoren. Daar valt wel wat op af te dingen, zie o.a. de recente publicaties van Koutsoyiannis et al hier en hier.

En dan is er de correlatie tussen atmosferisch CO2 en de temperatuur. Niemand zal beweren dat CO2 geen broeikasgas is, en weinig mensen zullen ontkennen dat H2O een veel grotere invloed heeft op de aardse temperatuur dan CO2. Maar de invloed van CO2 op de temperatuur is onder wetenschappers nog steeds een bron van discussie, zoals te zien is uit de – na 25 jaar discussie- nog steeds sterk uiteenlopende klimaatgevoeligheidscijfers.

24/ …Here’s CO2 (black) and temperature (blue), last 800,000 years. That usually happens: Sun pokes up the system a bit => earth warms up => CO2 is released => warming accelerates. Often, CO2 is a *feedback*.


Fig. 23

Zie onder 22/ en 23/

25/ …But of course that does NOT mean that CO2 isn’t capable of warming the earth!  Just think of your house. Sun ☀️ often warms it up. But that doesn’t mean your thermostat is useless.  There is simply *MORE THAN ONE WAY* to heat a house!

Ik ken niemand in het kritische klimaatwereldje die het broeikaseffect ontkent. Het probleem zit m in het blindvaren van alarmisten op de dominante rol van CO2 in het klimaatsysteem. Dat is echt te simpel. Ik heb enkele jaren geleden laten zien dat de zon in West Europa  en sommige andere delen van de wereld de afgelopen decennia een zeer belangrijke factor  is geweest in de opwarming.


Fig.24    DB SQ Q 1950 2022  Bron: Klimaatgek

Als voorbeeld de data van De Bilt in figuur 24. Tussen 1985 en 2022 steeg de gemiddelde globale straling van 108 W/m2 naar 124 W/m2. Dat is een stijging met maar liefst 15%, en 16 W/m2. Bedenk dat een verdubbeling van CO2 neerkomt op een stijging van de instraling met 3,5 W/m2. Het aantal zonuren in De Bilt steeg in dezelfde periode van 1540 naar 1893, dat is een stijging met 23% ! Belangrijkste oorzaak: minder wolken, dus meer zon.

26/ …Probably the best geological evidence for warming by greenhouse gases: the ‘PETM’, 56 million years ago. Methane erupted from the sea => VERY fast warming. https://southampton.ac.uk/news/2022/03/a

Er is geen enkele aanwijzing dat dat in de nabije toekomst staat te gebeuren. Die grote onzekerheid wordt door de auteurs ook bevestigd: “ The uncertainty surrounding the magnitude, pattern, and rate of carbon release therefore hinders efforts to identify the source and causal mechanism, and thus, the role of feedbacks in driving the warming observed during the initial stage of the PETM remains debated.

27/ …Ok, another nice lie. “Most of the warming occurred before 1940. And most of the CO2 emissions were AFTER that!”  Not quite.

Zie onder 29/

28/ …This is because the left graph is simply WRONG (see this thread, 15-18).  And the right graph starts at 1750, giving the impression the line rises more steeply…

Fig.25

Vallen over het beginjaar van de rechter grafiek is nonsens. Iedereen die kan lezen ziet dit. Het heeft bovendien als voordeel dat duidelijk wordt wanneer de industriële output van CO2 begint.

Zie verder onder 29/

29/ …Here are the actual data.  As you can see: CO2 emissions and temperatures rise nicely in tandem.

Fig.26

Maar….. de linker grafiek van figuur 25 betreft niet de globale temperatuur maar de ontwikkeling van de temperatuur in rurale stations. De grafiek is onderdeel van het item over de ‘vervuiling’  van temperatuurmetingen door het UHI effect. Boven de grafiek staat heel duidelijk ‘Rural Temperature’. De rurale grafiek ‘corrigeren’ met die van de globale temperatuurreeksen, zoals Keulemans doet, is misleidend.


Toen ik klaar was met bovenstaand (te lang) commentaar op de statements van Keulemans bleek dat er van zijn hand op X weer nieuwe bijgekomen waren. De documentaire heeft hem werkelijk geraakt. Mij ook, maar in tegenstelling tot Keulemans vind ik dat het een goede, evenwichtige film is. Niet perfect, maar van prima kwaliteit. Dat Keulemans vreselijk zijn best doet de documentaire onderuit te halen zegt denk ik meer over Keulenmans dan over de documentaire.

Ik ga voorlopig wat leuks doen.

(Behoeden voor) misleiding?

Vindt u het prettig als een overheid u behoedt voor misleidende informatie? Ik in elk geval niet, ik maak zelf graag uit welke info misleidend is en welke niet. Bovendien vertrouw ik overheden ook niet  automatisch ‘op hun blauwe ogen’. Dat acht ik gezond wantrouwen en iedereen die de afgelopen jaren niet onder een steen heeft geleefd zal dat waarschijnlijk met me eens zijn.

Zelden werd dat wantrouwen zo bevestigd als toen ik een fragment van een vraaggesprek zag met een hooggeplaatste UN  official. Ik kwam daarbij uit toen ik een link volgde in een interessante recente publicatie van Demetris Koutsoyiannis over CO2, een aanrader overigens, die paper.

Die hooggeplaatste UN  official is Melissa Fleming, die sinds 2019 Under-Secretary-General for Global Communications van de UN is.  In 2022 werd ze geïnterviewd tijdens het WEF en sprak openlijk over beïnvloeding door de UN van zoekresultaten op Google. Logisch natuurlijk, want “… we own the science”. Dit is het transcript, hier en daar vetgedrukt door mij:

You know we partnered with Google for example. If you google “climate change”, you will at the top of your search (you will) get all kinds of UN resources. We started this partnership when we were shocked to see that when we googled “climate change” we were getting incredibly distorted information right at the top. So we’re becoming much more proactive, you know we own the science and we think that the world should know it. And the platforms themselves also do. But again, it’s a huge challenge that I think all sectors of society need to be very active in.”

Ik vermoed dat mevrouw Fleming werkelijk denkt dat ze op het juiste pad zit. Als je ervan overtuigd bent dat “we own the science”, dan rechtvaardigt dat uiteraard dat je voor andere bepaalt wat misleidende informatie is. Dat is natuurlijk een gotspe, alleen al als je de klimaat-alarmistische rol ziet die het IPCC (onderdeel van de UN) de afgelopen jaren speelt. En indien er een organisatie of overheid is die werkelijk de wetenschap ‘bezit’ dan is de wetenschap dood en niet meer van belang. Misschien geldt dat al voor een deel van de klimaatwetenschap, waar geld en politiek onderzoek vaak ‘sturen’.

Maar ik ben een optimist van huis uit. Daarom geloofde ik in eerste instantie mijn oren niet toen ik het videofragment bekeek. Maar ze zegt het echt, Melissa Fleming: