Op de klimaatconferentie van 8 december 2012 in Rijsoord hield paleo-ecoloog Bas van Geel van de UvA een voordracht over de onderschatte rol van de zon op het aardse klimaat. Hij hekelde de houding van het IPCC die de rol van CO2 op het aardse klimaat overschat en die van de zon onderschat. Op onderstaande figuur uit het IPCC-rapport van 2007 is dat goed te zien:
De blauwe band toont het temperatuurverloop volgens de door het IPCC gebruikte klimaatmodellen in de diverse regio’s als er geen ‘CO2-effect’ is. Het ziet er allemaal erg dramatisch uit, reden waarom deze figuur graag gebruikt wordt om de rol van de mens op het klimaat te benadrukken. Dat deed Rob van Dorland van het KNMI in zijn lezing.
Van Geel toont in zijn voordracht aan dat hier sprake is van onderschatting van de rol van de zon. Dat de zon in de ogen van het IPCC een ondergeschikte rol speelt is goed te zien op onderstaande figuur. De totale antropogene radiative forcing wordt door het IPCC 15x groter ingeschat dan die van de zon.
De activiteit van de zon is onder andere herkenbaar aan het aantal zonnevlekken aan het oppervlak. Bekend is dat het aantal zonnevlekken een zekere variatie in de tijd kent. In het menu onder “Nieuwe Inzichten” is in de hoofdstukken ‘De Zon’ en ‘Zonnecycli’ daarover al het een en ander geschreven.
Op de figuur is te zien dat vooral in de vorige eeuw de activiteit van de zon sterk is toegenomen. Van Dorland beweerde in een reactie dat na 1958 (de piek in de grafiek) de activiteit weer afgenomen is en dat invloed op de temperatuur meer gerelateerd is aan de toename van de activiteit dan aan de grootte ervan. Door Van Geel werd dat ontkend en ikzelf heb ook in de literatuur geen aanwijzing kunnen vinden dat Van Dorlands opmerking juist zou zijn.
Behalve waarnemingen van het aantal zonnevlekken worden ook kosmogene isotopen in natuurlijke archieven gebruikt om de veranderingen in de activiteit van de zon te meten. In planten wordt 14C gevonden, in ijskernen 10Be. In bovenstaande grafiek is te zien dat 14C en 10Be isotopen prachtig de periodische en aperiodische variaties van de zonneactiviteit volgen. In de grafiek zijn de waarden van 14C EN 10Be omgekeerd evenredig met de zonneactiviteit.
Vele voorbeelden laten volgens Van Geel zien dat het klimaat hypergevoelig is voor relatief kleine veranderingen in de activiteit van de zon. Die hypergevoeligheid alleen verklaard worden met versterkingsmechanismen. Op bovenstaande figuur is te zien dat in stalagmieten in Oman de correlatie tussen het 14C isotoop en de temperatuur zeer opvallend is. Het zuurstofisotoop 18O in neerslag wordt in de paleoklimatologie gebruikt om de temperatuur van neerslagwater vast te stellen.
Ook de opmerking van Van Dorland als zouden onderzoeksresultaten alleen regionaal correlaties vertonen lijkt geen hout te snijden: in een publicatie van Stuyver et al uit 1998 wordt een opmerkelijke synchrone correlatie gevonden in 14C gehalten tussen 1550 en 1750 op 3 continenten:
Bovenstaande data komen uit een studie van Bond c.s. uit 2001, gepubliceerd in Science. Bond en zijn team onderzochten de afzettingen die door ijsbergen op de bodem van het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan zijn afgezet vanaf het einde van de laatste ijstijd tot nu toe. Behalve dat in koude periodes de sedimenten veel verder van de landijsmassa’s werden afgezet , varieert ook de dikte van de sedimenten behoorlijk). In de grafiek is te zien dat er een nauwe correlatie is tussen 10Be en het voorkomen van dat zogenaamde ‘ice-rafted debris’. Zie ook verdere informatie over deze studie onder ‘Niwue Inzichten’.
De data uit de publicatie van Bond et al zijn ook gebruikt door Magny in 2007, waarin hij een verband aantoont met de waterstanden in Alpenmeren in Laat-Pleistoceen en Holoceen.
Er zijn nog vele andere onderzoeksresultaten die aantonen dat zonne-activiteit van grote invloed is op het aardse klimaat. Zo is er de publicatie van Sejrup uit 2010 over de respons van de temperatuur van de Noorse Zee sinds 1000 jaar…
……het eigen onderzoek van Van Geel aan veenafzettingen……
… die weer goed corresponderen met de meerafzettingen in het Meerfelder Maar, een restant van en oude caldera in de Eiffel. Alhoewel de fluctuaties van de totale zonnestraling gedurende het Holoceen relatief klein zijn geweest lijken de gevolgen toch groot. Onderstaande grafiek is van de publicatie van Steinhilber et al uit 2009.
Als we inzoomen op de ontwikkeling van de globale temperatuur van de afgelopen eeuw dan zien we een bekende dip in de temperatuur tussen 1940 en 1975. Menig wetenschapper wil ons graag doen geloven dat die het gevolg is van luchtvervuiling die inkomende zonnestraling hindert. Als je de totale zonnestraling aan buitenzijde van de atmosfeer (Hoyt + Schatten, 1997) vergelijkt met de temperatuur ontstaat een ander beeld:
Zonnecyclus 24 blijft lager dan enkele jaren geleden voorspeld, hetgeen een voorbode kan zijn voor een koelere periode in het wereldklimaat. Van Geel noemde dit het grootste experiment dat momenteel gaande is.
De globale temperatuur op aarde stijgt al meer dan een decennium niet meer. Niemand weet welke kant hij opgaat, maar als de invloed van de zon groter is dan die van CO2 is de mogelijkheid van afkoeling groot.
Toen enkele jaren geleden de opwarming van de aarde niet meer vol te houden was door klimaatalarmisten heeft men stilletjes het begrip klimaatopwarming vervangen door klimaatverandering. Een pleonasme lijkt me. Als blijkt dat afkoeling ons deel wordt (wat ik niet hoop) dan staat ons een nieuwe strategie van de klimaatalarmisten te wachten: