Die zon, die zon

De bijdrage over de zonnigste april ‘ooit/sinds 1901’ heeft me geïnspireerd om nog eens wat dieper in Nederland en het zonlicht te duiken.

Globale straling (invallend zonlicht) bestaat uit direct en diffuus licht. Direct licht komt uit de richting van de zon en heeft één invalshoek.  Diffuus licht is zonlicht dat door de atmosfeer is verstrooid en bevat alle invalshoeken. De zon is dan niet duidelijk of helemaal niet te zien, vaak vanwege bewolking. Direct licht geeft een scherpe schaduw, diffuus licht niet. Zonlicht bestaat altijd uit een combinatie van direct en diffuus licht, van bijna 100% direct als het onbewolkt is, tot bijna 100% diffuus als het zwaar bewolkt is.

Bron: Wikipedia

Het aantal zonuren is een belangrijke meteorologische parameter. Een zonuur is een uur waarin het invallende licht (voor een groot deel) bestaat uit directe straling. Tot 1992 werd in De Bilt het aantal zonuren gemeten met een Campbell-Strokes recorder.  Die heeft een glazen bol dat als brandglas werkt. Bij direct zonlicht brandt dat dan een lijntje in een papieren strook eronder. Sinds 1992 is dit mooie instrument vervangen door een wat saaiere elektronische pyranometer.

In de databank van het KNMI zijn de gegevens beschikbaar van het aantal zonuren per dag. De Bilt heeft de langste reeks, vanaf 1901, die gebruik ik. Ik heb van alle 12 maanden voor de jaren 1901 t/m 2019 het aantal zonuren berekend op basis van de daggegevens van De Bilt.

Hieronder zijn als voorbeeld de maanden januari en juni weergegeven. Lees verder

April 2020 zonnigste sinds 1901?

Bron: KNMI

Bovenstaand bericht van het KNMI vertelt ons dat de afgelopen aprilmaand 2020 de zonnigste was sinds het begin van de metingen in 1901. Ik ga maar even voorbij aan het woordje ‘ooit’ in de titel, want daarvan kan men ook zonder meetgegevens rustig stellen dat dat onzin is. Over het land scheen gemiddeld 285 uren de zon. Het oude record was van april 2007 met 280 zonuren. ‘Over het land’ betekent het gemiddelde van alle metingen in het land. De verschillen tussen de stations waren beperkt, met een maximum van 287 uren op station Wilhelminadorp en 262 op Schiphol.

Maar nu is er iets raars, want ik lees dat april 2020 de zonnigste was sinds het begin van de metingen in 1901. Op Schiphol is men pas in 1963 begonnen met zonurenmetingen, en in Wilhelminadorp pas in 1991. Dus vanaf 1901 ontbreken in Wilhelminadorp 90 meetjaren. Die metingen begonnen in 1901 op station De Bilt en nergens anders. Dat lijkt me een goed startpunt voor een klein onderzoekje, dus ik heb van alle aprilmaanden van 1901 t/m 2020 in De Bilt het aantal zonuren per maand berekend en in een grafiek gezet:

Data: KNMI

Lees verder

Michael Moore over ‘duurzame’ energie

Een nieuwe video van Michael Moore, de waarheid over duurzame energie. Over echte cijfers en bedrog achter windmolens, zonnepanelen, batterijen voor elektrische auto’s, biomassacentrales en de miljardenbelangen erachter. Hoe groene clubs betrokken raakten bij grootschalige boskap ten behoeve van biomassacentrales en Al Gore zakelijke belangen heeft in de fossiele industrie. En fondsen van miljardairs die de facto de dienst uit maken in plaats van de democratisch gekozen afgevaardigden. De (Engelse) ondertiteling aanzetten verbetert de verstaanbaarheid. Geen prettige boodschap, maar even doorbijten. Niet te lang wachten met kijken, de uitgever schijnt al stappen te ondernemen om de film van het internet te krijgen.

Nog meer ijs en sneeuw

Aansluitend op het vorige bericht  over Groenland een paar recente grafieken van sneeuw en ijs op het noordelijk halfrond:

Bron: NSI

Het oppervlak drijfijs op de Noordpool (sea ice extend) beweegt zich de afgelopen maanden in het onderste stuk van de lichtgrijze band. De donkergrijze lijn is het gemiddelde verloop van de sea ice extend tussen 1981 en 2010, de lichtgrijze band is de ± 2 standaarddeviaties daarvan. De streepjeslijn is het verloop van het drijfijsoppervlak in 2012, toen in de zomer van dat jaar het kleinste oppervlak gemeten werd sinds de metingen van 1979.

Hoewel de maximale uitbreiding van het drijfijs in de winter wel enige invloed heeft op het zomeroppervlak, is toch niet te voorspellen hoe het ijsoppervlak zich deze zomer gaat ontwikkelen. Dat hangt van een veelheid van factoren af, het winteroppervlak is er slechts een van. Dat is te zien aan de lijn van 2012, toen het ijsoppervlak zich ongeveer ontwikkelde als het gemiddelde van 1981-2010, maar in de zomer van dat jaar een meer dan gemiddelde smelt vertoonde.

Bron:  GCW

Bovenstaande grafiek toont dat sneeuwmassa op het NH afgelopen winter en dit voorjaar veel groter is dan normaal. De streepjeslijn is het gemiddelde van 1982-2012, de blauwe band de ± 1 standaarddeviatie. De data zijn afkomstig van het Finnish Meteorological Institute.

Hieronder een bijbehorend kaartje van de ligging van het sneeuwdek op 24 april j.l. De data zijn afkomstig van NOAA/NESDIS.:

Bron:  GCW

De invloed van het sneeuwdek op de temperatuur ter plaatse is groot. In de eerste plaats isoleert sneeuw goed.  Warmte vanuit de aarde kan daardoor moeilijk het sneeuwdek passeren, zodat de temperaturen boven een sneeuwdek gewoonlijk veel lager zijn dan zonder. Bovendien is de albedo (reflectiewaarde) van sneeuw zeer hoog, ongeveer 0,9 voor verse sneeuw. Dat betekent dat 90% van het opvallend zonlicht gereflecteerd wordt. De zon heeft daardoor nauwelijks kans om het oppervlak te verwarmen.

De middelste grafiek geeft de massa aan van het sneeuwdek. Dat is een betere maat voor het ‘sneeuweffect’ dan het met sneeuw bedekte oppervlak, omdat ook de dikte van het sneeuwpakket van belang is. Een dikker sneeuwpakket verdwijnt in de lente langzamer waardoor de bovenbeschreven omstandigheden langer gehandhaafd blijven. Maar ook hier geldt dat enige voorspelling voor de zomersituatie niet gegeven kan worden: naast sneeuwoppervlak en sneeuwdikte spelen veel andere factoren ook een rol.

Sneeuw en ijs op Groenland

Bron: REMSS

Er bevinden zich twee grote ijskappen op aarde en een aantal kleine. Verreweg de grootste ligt op Antarctica, de een na grootste op Groenland. Die ijskap op Groenland is interessant omdat die in de subarctische zone ligt waar de afgelopen decennia de grootste opwarming heeft plaatsgevonden (zie kaartje hierboven). Die extra opwarming van de subarctische zone op het noordelijk halfrond is vooral het gevolg van de arctische amplificatie, feedbacks in het klimaatsysteem die de toename van de temperatuur in het subarctische gebied extra versterken.  Daarover graag later meer.

In een aantal artikelen de afgelopen jaren heb ik met name het verloop van de SMB (surface mass balance) bekeken, zoals die door de Deense meteorologische dienst wordt bijgehouden. Zoek in het zoekvenster op Groenland.

Bron: Rennermalm 2013

De oppervlakte-massabalans (SMB) geeft aan wat er aan sneeuw bijkomt minus wat er smelt (verdamping en runoff) en verdwijnt door sublimatie, in Gt.  De totale massabalans van een gletsjer is de SMB minus wat er via gletsjers en smeltwater afstroomt in zee. Op Groenland komen vrijwel alle gletsjers in zee uit. Die gletsjers liggen aan de rand van Groenland en vormen de ‘sink’  van de landijsmassa. Een en ander is heel mooi gevisualiseerd in bovenstaande figuur. Lees verder

Nieuw record!

Bron:  Parool en Volkskrant

Ik heb het even opgezocht: op 5 april 1957 was de maximum temperatuur (Tx) in De Bilt 19,4 graden C. De Tx van 5 april 2020 was dus 0,1 graad hoger dan in 1957, niet erg bijzonder. Wat wel bijzonder is, is dat we zo’n nieuw De Bilt -‘record’ waarbij het 0,1 graad warmer werd dan 63 jaar geleden voldoende interessant vinden om er een persbericht van te maken. De klimaathysterie van de afgelopen jaren heeft onze klimaatantenne hypergevoelig gemaakt voor dit soort ‘records’. Herhaling en nog eens herhaling is een van de machtigste propaganda-wapens.

Mooi in dat krantenberichtje uit 1957 is de mededeling dat het in het oosten van ons land nog veel warmer werd en even het warmste gebied van Europa was. Zonder de hysterie dat het einde der tijden nabij is, zoals we dat de laatste jaren gewend zijn.

Een nieuwe temperatuurgrafiek van de aarde

Data: BerkeleyGISS NASA, Hadcrut4

Hierboven ziet u  het verloop van de jaarlijkse globale temperatuur-anomalie vanaf 1850 t/m 2019 volgens Berkeley, GISS en Hadcrut. Die anomalieën zijn de afwijkingen van de berekende temperaturen ten opzichte van het gemeenschappelijke nulpunt 1920. De drie grafieken lijken sterk op elkaar maar zijn niet identiek.  Dat is raar, want ze maken gebruik van de meetgegevens van ongeveer dezelfde verzameling weerstations. Dat ze onderling afwijken heeft onder andere te maken met de manier waarop elke organisatie die gemiddelde temperatuur berekent.

In dit bericht gaat het over de vraag hoe betrouwbaar die grafieken zijn. Ik ga hier gemakshalve maar even voorbij aan het feit dat alle drie organisaties zich ook het recht toe hebben geëigend om meetgegevens van een meetstation te ‘corrigeren’, te homogeniseren. Daar wil ik een andere keer weer eens naar kijken.

Bron: John McLean

Het is een bekend gegeven dat er pakweg 100 jaar geleden veel minder weerstations actief waren dan momenteel. En zelfs momenteel is het landoppervlak niet geheel gedekt door een netwerk van weerstations. Met temperatuurmetingen op zee (70% van het aardoppervlak) is het helemaal erg, die worden pas sinds 2004 min of meer systematisch gemeten met de introductie van de ARGO boeien (zie bovenstaande grafiek van de SST metingen).

Bron: John McLean 2018

Bovenstaande grafiek betreft de ruimtelijke dekkingsgraad van de globale Hadcrut4 dataset. De grafiek laat zien dat de dekkingsgraad van de aarde als geheel tot 1950 veelal ver onder de 50% lag. Maar ook momenteel is de ruimtelijke dekking verre van compleet. Het zuidelijk halfrond komt net boven de 75% uit. Lees verder

De klimaatplannen van Amsterdam

Bron: AT5

Op de foto hierboven ziet u wethouder Van Doorninck, die blij is dat de klimaatplannen van Amsterdam ‘haalbaar’ zijn. De wethouder is van GroenLinks, dat mag niet verbazen. Ze liet de onderzoekers van het bureau CE Delft de Amsterdamse plannen onder de loep nemen. Amsterdam wil over tien jaar 55 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990.  En net als de rest van Nederland wil de stad in 2050 (bijna helemaal) klimaatneutraal zijn.

CE Delft heeft gekeken naar de doelstellingen voor 2030. Volgens het bureau is 48% reductie van de CO2-uitstoot haalbaar. Als alles minder vlot verloopt zal dat wel wat minder worden, maar ze zijn positief gestemd. Omdat ik zelf erg pessimistisch ben over de Amsterdamse klimaatplannen (en ook over die van het Rijk) wilde ik wel eens zien waarom CE Delft zo optimistisch is en ik niet. Het rapport, ‘Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal’, is hier te downloaden. Lees verder

Nog een keer januari en februari

Ik dacht dat ik klaar was met januari en februari 2020 na het vorige bericht, maar dat is niet zo. Ik was benieuwd of de windrichtingen die in de winter de zachtste lucht aanvoeren, zuidwestenwind (SW) en zuidenwind (S), tegenwoordig in de maanden januari en februari vaker voorkomen dan vroeger. Zo ziet dat er uit:


Ook hier zijn de signalen erg wispelturig, zo kenmerkend voor Nederland. Als ik beide lijnen gladstrijk met een Loess smoothing span 0.33 dan komen er interessante dingen tevoorschijn:


Lees verder